ECLI:NL:GHARL:2025:7136

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
200.354.848/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugverhuizing en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugverhuizing van de moeder met haar minderjarige kind naar de regio [plaatsnaam2]. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de moeder binnen drie maanden moest terugverhuizen, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 50.000,-. De moeder was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep, waarbij zij verzocht om de straal van de terugverhuizing te vergroten naar 50 kilometer. De vader was het eens met de terugverhuizing, maar niet met de zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank in stand gelaten, met de bepaling dat de moeder binnen een straal van 25 kilometer van [plaatsnaam2] moet terugverhuizen. Het hof heeft ook de zorgregeling bevestigd, waarbij de minderjarige in de oneven weken bij de vader verblijft van donderdag na de opvang tot vrijdag na het eten, en in de even weken van donderdag na de opvang tot zondag na het eten. De ouders zijn verplicht om de minderjarige naar elkaar te brengen en op te halen. Het hof heeft de verzoeken van beide ouders om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool afgewezen, totdat duidelijk is waar de moeder zich definitief vestigt. De uitspraak benadrukt het belang van het kind en de noodzaak van een goede communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.354.848
zaaknummer rechtbank Gelderland 441572
beschikking van 13 november 2025
in de zaak van
[appellante](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle,
en
[geïntimeerde](de vader)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel.

1.Samenvatting

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 17 februari 2025 bepaald dat de moeder met [minderjarige] binnen drie maanden terug moet verhuizen naar de regio [plaatsnaam2] (binnen een straal tot 25 kilometer van [plaatsnaam2] ). Als zij dat niet doet, moet de moeder een dwangsom betalen van € 250,- per dag, met een maximum van € 50.000,-.
Verder heeft de rechtbank een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vastgesteld. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren [geboortedatum 1] 2022.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Zij heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht om:
- de moeder te bevelen om uiterlijk binnen een maand na de uitspraak terug te verhuizen
naar de regio [plaatsnaam2] (binnen een straal van 25 kilometer vanaf [plaatsnaam2] ), op straffe van een dwangsom;
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] in de oneven weken van donderdag na de
opvang tot vrijdag na het eten en in de even weken van donderdag na de opvang tot
zondag na het eten bij de vader is;
  • subsidiair: te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
  • subsidiair: een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] om het weekend van
vrijdagmiddag tot maandagochtend naar de opvang bij de moeder verblijft;
- een feest- en vakantieregeling vast te stellen, waarbij de feest- en vakantiedagen
gelijk worden verdeeld volgens een elke september te maken rooster.
3.2.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaatsnaam1] te verhuizen. Als de moeder naar [plaatsnaam1] mag verhuizen, verzoekt zij de rechtbank om:
- haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te laten schrijven op
basisschool [basisschool] in [plaatsnaam1] ;
- een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen.
Als de moeder geen toestemming krijgt om naar [plaatsnaam1] te verhuizen, verzoekt zij de rechtbank om de volgende zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen:
- een weekend per veertien dagen van peuterspeelzaal/school tot zondag om 19:00
uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen;
  • waarbij de vader [minderjarige] ophaalt en weer terugbrengt bij de moeder.
3.3.
Op 17 februari 2025 heeft de rechtbank de moeder bevolen om binnen drie maanden terug te verhuizen naar de regio [plaatsnaam2] (binnen een straal tot 25 kilometer van [plaatsnaam2] ). Als zij dat niet doet, moet de moeder een dwangsom betalen van € 250,- per dag, met een maximum van € 50.000,-.
Verder heeft de rechtbank een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vastgesteld:
  • in de oneven weken van donderdag na de opvang tot vrijdag na het eten;
  • in de even weken van donderdag na de opvang tot zondag na het eten;
  • de helft van de vakanties en de feestdagen, in onderling overleg iedere september vast
te stellen.
3.4.
De rechtbank heeft bepaald dat de beslissing mag worden uitgevoerd, ook als hoger beroep is ingesteld.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de terugverhuizing en de zorgregeling. Zij komt daarvan in hoger beroep. Tegen de beslissing over de kinderalimentatie heeft de moeder geen bezwaren.
Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank over de vervangende toestemming ongedaan maakt en:
  • haar alsnog vervangende toestemming geeft om met [minderjarige] naar [plaatsnaam1] te verhuizen;
  • haar alsnog vervangende toestemming geeft om [minderjarige] in te laten schrijven op
basisschool [basisschool] in [plaatsnaam1] ;
- een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vast stelt.
Als de moeder van het hof naar de regio [plaatsnaam2] moet terugverhuizen, wil zij dat de straal wordt vergroot naar een afstand van ten minste 50 kilometer van [plaatsnaam2] .
4.2.
De vader is het wel eens met de beslissing van de rechtbank over de terugverhuizing. Hij wil dat het hof die beslissing in stand laat.
4.3.
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling.
Hij wil dat het hof die beslissing ongedaan maakt en bepaalt dat:
- [minderjarige] in de even weken van donderdag 19:00 uur tot zondag na het eten (19:00 uur) bij
de vader is;
- [minderjarige] in de oneven weken van donderdag 19:00 uur tot vrijdag na het eten (19:00 uur)
bij de vader is;
  • elke dinsdag om 18:30 uur een videobelmoment plaatsvindt tussen [minderjarige] en de vader;
  • de vader vervangende toestemming krijgt om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool2]
in [plaatsnaam2] .
De vader verzoekt ook een vakantie- en feestdagenregeling, zoals deze in het ouderschapsplan is opgenomen.
4.4.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader. Zij vraagt het hof om deze verzoeken af te wijzen.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.5.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift, ingekomen op 16 mei 2025;
- een bericht namens de moeder van 13 juni 2025;
- het verweerschrift, met daarbij het incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een brief namens de vader van 3 september 2025, met wijziging incidenteel hoger beroep;
- een bericht namens de vader van 30 september 2025, met producties;
- een bericht namens de moeder van 1 oktober 2025, met producties.
4.6.
Het hof laat de producties van de vader bij het bericht van 30 september 2025 buiten beschouwing, omdat hier geen beroep op is gedaan.
4.7.
De moeder heeft het hof verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beslissing van de rechtbank. Dit verzoek heeft het hof in de beschikking van 10 juli 2025 afgewezen. In die beschikking heeft het hof als voorlopige voorziening voor de duur van de zomervakantie 2025 vastgesteld dat [minderjarige] bij de vader verblijft gedurende twee weken van de vakantie.
4.8.
De zitting bij het hof was op 9 oktober 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

5.Het oordeel van het hof

Wat in de wet staat
Vervangende toestemming
5.1.
Volgens artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind of de schoolkeuze voor het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4.
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
Zorgregeling
5.5.
Volgens artikel 1:253a, tweede lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en
opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
De standpunten van de moeder en de vader
5.6.
De moeder voert aan dat het door de verkoop van de gezamenlijke woning voor haar noodzakelijk was om te verhuizen. In de omgeving van [plaatsnaam2] was geen passende woonruimte beschikbaar. De moeder heeft de verhuizing naar [plaatsnaam1] voldoende doordacht en voorbereid. Zij heeft de vader tijdens de mediation daarover geïnformeerd en heeft aangegeven dat er geen andere betaalbare opties voor haar waren in [plaatsnaam2] of omgeving. De moeder kon niet wachten op vervangende toestemming. De omgeving van [plaatsnaam1] is gunstig voor de vestiging van het bedrijf van de moeder. Verder wordt door de verhuizing het contact tussen de vader en [minderjarige] niet negatief beïnvloed. De vader wilde nooit doordeweeks een dag contact met [minderjarige] tot de moeder ging verhuizen. Als het hof beslist dat de moeder moet terugverhuizen, vraagt zij het hof om te bepalen dat zij binnen een straal van vijftig kilometer vanaf [plaatsnaam2] een woning kan zoeken. Over de zorgregeling voert de moeder aan dat de regeling die zij voorstelt in het belang van [minderjarige] en de ouders is, omdat dit in de toekomst tot de minste wijzigingen leidt.
5.7.
De vader voert aan dat er geen noodzaak was voor de moeder om te verhuizen naar een plek die meer dan honderd kilometer verwijderd is van de oorspronkelijke woonplaats.
Die afstand zal in de toekomst ervoor kunnen zorgen dat omgang tussen [minderjarige] en de vader minder wordt door vermoeidheid van [minderjarige] of onhandige reismomenten. In eerste instantie gaf de moeder aan dat de verhuizing tijdelijk was. Door haar gedragingen lijkt het een vaste verhuizing te zijn. Zo wil de moeder [minderjarige] inschrijven op een school in [plaatsnaam1] en heeft ze haar bedrijf in [plaats 1] gevestigd. Als de straal, zoals de moeder vraagt, wordt vergroot naar vijftig kilometer rond [plaatsnaam2] , zou de moeder in [plaats 2], [plaats 3] of [plaats 4] kunnen wonen. Dit zijn plaatsen die grenzen aan of in de buurt van [plaatsnaam1] liggen. De vader wil de feestdagen- en vakantieregeling in een beschikking vastleggen.
Het advies van de raad
5.8.
De raad adviseert om de beslissing van de rechtbank over de terugverhuizing in stand te laten, maar wel te bepalen dat de straal vanaf [plaatsnaam2] wordt verruimd naar vijftig kilometer. Door de afstand is het lastig voor de vader om van donderdag op vrijdag [minderjarige] bij zich te hebben. Als [minderjarige] naar school gaat, wordt het uitvoeren nog lastiger. De zorgregeling die de moeder voorstelt, zou daarom moeten worden vastgesteld. Volgens de raad moet worden gewacht met het nemen van een beslissing over een basisschool tot bekend is in welke plaats de moeder zich definitief gaat vestigen.
Het oordeel van het hof
5.9.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de moeder moet terugverhuizen naar de regio [plaatsnaam2] , binnen een straal van 25 kilometer rond [plaatsnaam2] . Het hof sluit zich aan bij de overwegingen en motivatie van de rechtbank. Het hof laat de zorgregeling ook in stand, met de bepaling dat de moeder [minderjarige] naar de vader moet brengen en ophalen. Verder legt het hof de vakantie- en feestdagenregeling vast in de beschikking. Voor de duidelijkheid zal het hof de beschikking van de rechtbank vernietigen en de volledige beslissing van het hof in deze beschikking opnemen.
De verhuizing
5.10.
Het staat vast dat de gezamenlijke woning in [plaatsnaam2] is verkocht en de moeder daardoor een nieuwe woning moest zoeken. Hierdoor is er wel een noodzaak tot verhuizing, maar er is geen noodzaak om naar [plaatsnaam1] te verhuizen, op een afstand van ruim honderd kilometer van [plaatsnaam2] . Het hof ziet dat het in de huidige woningmarkt lastig is om een woning te vinden. Dit betekent echter niet dat het voor de moeder noodzakelijk is om naar [plaatsnaam1] te verhuizen. De moeder had geen binding met [plaatsnaam1] . Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder met [minderjarige] naar [plaatsnaam1] is verhuisd, omdat haar nieuwe partner in [plaatsnaam1] woonde en zij vervolgens in [plaats 1] haar bedrijf wilde vestigen. De moeder heeft over de verhuizing geen overleg met de vader gevoerd en hem geen alternatieven geboden. De moeder had dit wel moeten doen en had zich moeten realiseren dat de verhuizing negatieve gevolgen heeft voor het contact tussen [minderjarige] en de vader. Door de afstand is een doordeweeks contactmoment niet te realiseren. Als [minderjarige] in de toekomst naar school gaat, zal het nog moeilijker voor [minderjarige] zijn om contact met de vader te hebben. Het belang van de vader om [minderjarige] bij zich in de buurt te hebben wonen, weegt zwaarder dan het belang van de moeder bij verhuizing met [minderjarige] naar [plaatsnaam1] om daar een nieuw leven op te bouwen. Dat moeder inmiddels met haar bedrijf is verhuisd naar [plaats 1], maakt dit niet anders. Deze keuze komt voor haar rekening en risico, te meer nu zij in juni 2024 nog een huurovereenkomst voor haar winkel in [plaatsnaam2] is aangegaan voor de duur van vijf jaar.
5.11.
Het hof zal bepalen dat de moeder binnen drie maanden na de beschikking van het hof met [minderjarige] moet terugverhuizen naar de regio [plaatsnaam2] , en met haar zal gaan wonen binnen een straal van 25 kilometer rond [plaatsnaam2] . Ondanks dat beide ouders op dit moment niet in [plaatsnaam2] wonen, neemt het hof [plaatsnaam2] als uitgangspunt, omdat de ouders daar samen hebben gewoond. Het verzoek van de moeder om de afstand te bepalen op 50 kilometer rond [plaatsnaam2] wijst het hof af. Toewijzing zou met zich kunnen brengen dat de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders alsnog dusdanig groot is, dat het niet haalbaar is om doordeweekse contactmomenten tussen de vader en [minderjarige] te realiseren. Om zeker te zijn dat de moeder zal terugverhuizen, verbindt het hof net als de rechtbank een dwangsom aan het bevel tot terugverhuizing. Het hof bepaalt de dwangsom op € 250,- per dag, met een maximum van € 50.000,-. In dat kader acht het hof het van belang dat de moeder, in aanvulling op de motivering van de rechtbank en zoals ook door het hof in de uitspraak van 10 juli 2025 is overwogen, haar bedrijf naar [plaats 1] heeft overgebracht
nadatde rechtbank al een bevel had opgelegd om terug te verhuizen op straffe van een dwangsom. Dit getuigt er naar het oordeel van het hof niet van dat de moeder uit eigen beweging en zonder een dwangsom zal gaan terugverhuizen.
De vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool
5.12.
Het hof volgt de raad in haar advies over de verzoeken om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool. Eerst moet duidelijk worden waar [minderjarige] en de moeder zich definitief gaan vestigen, zodat daar in de buurt naar een basisschool kan worden gezocht. Het hof wijst daarom zowel het verzoek van de moeder, als het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool af.
De zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling
5.13.
Het hof is het met de rechtbank eens dat de zorgegeling die de rechtbank heeft vastgesteld in het belang van [minderjarige] is. Op deze manier heeft de vader een keer in de twee weken doordeweeks contact met [minderjarige] en in de andere week in het weekend. Op de zitting is gebleken dat die zorgregeling thans wordt uitgevoerd en goed verloopt. Het hof laat daarom de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld in stand en bepaalt dat de moeder [minderjarige] naar de vader brengt en weer ophaalt. Het hof legt het videobelmoment tussen [minderjarige] en de vader, dat elke dinsdag om 18:30 uur plaatsvindt, vast in de beschikking, zoals de vader heeft verzocht. De moeder heeft hiertegen geen bezwaren geuit en heeft aangevoerd dat het videobellen wordt nagekomen.
5.14.
De vader heeft het hof verzocht om de vakantie- en feestdagenregeling, zoals in het ouderschapsplan is vastgesteld, op te nemen in de beschikking. De moeder heeft geen bezwaren tegen de inhoud van de verzochte regeling, maar wel tegen het vastleggen van de regeling in een beschikking. Volgens de moeder kan de regeling in het ouderschapsplan als tussen partijen als vastgesteld worden beschouwd. Nu de moeder geen inhoudelijke bezwaren heeft tegen de vakantie- en feestdagenregeling zal het hof deze regeling opnemen in de beschikking, zodat voor de ouders duidelijk is welke zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling geldt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 17 februari 2025;
beveelt de moeder met [minderjarige] terug te verhuizen naar de regio [plaatsnaam2] (te weten
alles in een straal tot 25 kilometer van [plaatsnaam2] ) binnen drie maanden na de
datum van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de
moeder in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van
€ 50.000;
stelt als zorgregeling vast:
- in de oneven weken is [minderjarige] van donderdag na de opvang tot vrijdag na het eten bij de
vader;
  • in de even weken is [minderjarige] van donderdag na de opvang tot zondag na het eten bij de vader;
  • de moeder brengt [minderjarige] naar de vader en haalt haar weer op;
  • elke dinsdag om 18:30 uur vindt een videobelmoment plaats tussen [minderjarige] en de vader;
bepaalt dat de vakanties als volgt worden verdeeld:
- in de voorjaarsvakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren bij de vader en in oneven jaren
bij de moeder;
  • in de meivakantie verblijft [minderjarige] conform de reguliere zorgregeling bij de ouders;
  • in de zomervakantie verblijft [minderjarige] in 2026 de eerste twee weken bij de vader, de
tweede twee weken bij de moeder en de laatste twee weken verblijft [minderjarige] van
donderdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de vader.
Vanaf 2027 zal [minderjarige] in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader. In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft in de herfstvakantie in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren
bij de vader;
bepaalt dat de kerstvakantie als volgt wordt verdeeld;
2025: [minderjarige] verblijft van 19 december 2025 om 12:00 uur tot en met 26 december
2025 om 11:00 uur bij de vader. Van 26 december 2025 om 11:00 uur tot en met 2
januari 2026 om 12:00 uur verblijft [minderjarige] bij de moeder. Van 2 januari 2026 om 12:00
uur tot en met 4 januari 2026 om 19:00 uur verblijf [minderjarige] bij de vader;
2026: [minderjarige] verblijft van 18 december 2026 uit school tot en met 20 december 2026
om 19:00 uur bij de moeder. Van 20 december 2026 van 19:00 uur tot en met 26
december 2026 om 11:00 uur verblijft [minderjarige] bij de vader. Van 26 december 2026 om
11:00 uur tot en met 31 december 2026 om 12:00 uur verblijft [minderjarige] bij de moeder.
Van 31 december 2026 om 12:00 uur tot en met 3 januari 2027 om 19:00 uur
verblijft [minderjarige] bij de vader;
2027: [minderjarige] verblijft van 17 december 2027 uit school tot en met 26 december 2027
om 11:00 uur bij de vader. Van 26 december 2027 om 11:00 uur tot en met 2 januari
2028 om 19:00 uur verblijft [minderjarige] bij de moeder;
2028: [minderjarige] verblijft van 22 december 2028 uit school tot en met 26 december 2028
om 12:00 uur verblijft [minderjarige] bij de moeder. Van 26 december 2028 om 12:00 uur tot
en met 2 januari 2029 om 19:00 uur verblijft [minderjarige] bij de vader. Van 2 januari 2029 om
19:00 uur tot en met 7 januari 2029 verblijft [minderjarige] bij de moeder;
bepaalt dat de feestdagen als volgt wordt verdeeld;
- Pasen: Op eerste paasdag wordt [minderjarige] bij de vader opgehaald om 19:00 uur. Dit houdt in
dat [minderjarige] op eerste paasdag altijd bij de vader is en tweede paasdag altijd bij de moeder;
- Koningsdag: De regeling voor wat betreft Koningsdag is in de basis (tot een nadere
regeling) dat [minderjarige] bij de ouder is waar zij volgens de reguliere regeling verblijft.
Koningsdag 2026 valt op een maandag. [minderjarige] verblijft dan bij de moeder. Koningsdag
2027 valt op een dinsdag. [minderjarige] verblijft dan bij de moeder. Koningsdag 2028 valt op
een donderdag. [minderjarige] verblijft dan bij de vader. [minderjarige] gaat dan op woensdag 26 april
2028 om 19:00 uur naar de vader. Koningsdag 2029 valt op een vrijdag. [minderjarige] verblijft
dan bij de vader. Koningsdag 2030 valt op een zaterdag. [minderjarige] verblijft dan bij de vader;
- Hemelvaart: In de oneven jaren is [minderjarige] op Hemelvaartsdag en de dag erna bij de
vader. In de even jaren is [minderjarige] op Hemelvaartsdag en de dag erna bij de moeder. De
wissel zal dan plaatsvinden op de woensdag voor Hemelvaart om 19:00 uur, waarbij
de ouders elkaar halverwege treffen. Zoals zij ook hebben gedaan dit jaar;
- Pinksteren: [minderjarige] verblijft altijd bij de vader tijdens Pinksteren indien de moeder verder
weg woont dan de bewuste 25 km straal afstand. Zij wordt op 2e Pinksterdag bij
vader opgehaald op 19:00 uur;
- Vaderdag: Wanneer Vaderdag in een even week valt (waarbij [minderjarige] dus kort bij de
vader is) blijft [minderjarige] tot en met zondag om 19:00 uur bij de vader;
- Moederdag: [minderjarige] zal altijd de zaterdag voor Moederdag om 19:00 uur naar de moeder
gaan;
- Verjaardag [minderjarige] ( [geboortedatum 1] : [minderjarige] viert haar verjaardag bij de ouder waar zij volgens
de zorgverdeling is;
- Verjaardag ouders (de vader [geboortedatum 2] - de moeder [geboortedatum 3] ): De ouders vieren hun
verjaardag in het weekend dat [minderjarige] bij hen is/ op hun eigen zorgdagen;
Verjaardag grootouders: [minderjarige] viert de verjaardagen van haar grootouders van vaderszijde in de zorgtijd van de vader en de verjaardagen van haar grootouders van moederszijde in de zorgtijd van de moeder;
- Sinterklaas: [minderjarige] viert pakjesavond bij de ouder waar zij volgens de zorgverdeling is.
De ouders kunnen dit het weekend erna of ervoor eveneens vieren.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers - van der Marck en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier en is op 13 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier