Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: de vrouw,
verder te noemen: de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de afwikkeling van een echtscheiding en de waardering van aandelen in een onderneming die in de huwelijksgemeenschap valt. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, en de verweerder, aangeduid als de man, zijn betrokken in een hoger beroep over de zorgregeling voor hun kinderen en de waardering van de aandelen in [naam1] Beheer BV. Het hof heeft eerder een tussenbeschikking gegeven waarin de raad voor de kinderbescherming werd verzocht om een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling. Partijen kregen de gelegenheid om samen een deskundige te benoemen voor de waardering van de aandelen, maar slaagden hier niet in. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2025 werd het rapport van een deskundige besproken, dat de waarde van de aandelen op € 590.000 stelde. De vrouw betwistte de juistheid van dit rapport en vroeg om een eigen deskundigenrapport, maar het hof besloot het rapport van de man als uitgangspunt te nemen. Het hof oordeelde dat de aandelen in de gemeenschap vallen en dat de man verplicht is om een bedrag van € 122.908,50 aan de vrouw te betalen. De beschikking van de rechtbank werd gedeeltelijk bekrachtigd en aangevuld met een regeling voor de zorg van de kinderen.