ECLI:NL:GHARL:2025:7440

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
200.347.385
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van eigendom van een patio en de rechtsverhouding tussen buren

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de vraag of de appellanten, die sinds 1998 eigenaar zijn van een woning in [woonplaats1], op grond van verjaring eigenaar zijn geworden van een stuk grond, aangeduid als de patio, dat grenst aan het bedrijfspand van Harderpark B.V. De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat de appellanten geen eigendom door verjaring hadden verkregen en hen veroordeeld om een deel van de erfafscheiding terug te plaatsen. De appellanten gingen in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de appellanten de patio sinds 1998 onafgebroken in bezit hebben gehad en dat zij zich als rechthebbende hebben gedragen. Het hof oordeelde dat de appellanten op basis van bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van de patio, omdat zij deze grond meer dan 20 jaar in bezit hebben gehad. De vorderingen van Harderpark B.V. werden afgewezen, en het hof heeft Harderpark veroordeeld om binnen twee weken haar eigendommen van de patio te verwijderen en om mee te werken aan de notariële vastlegging van de eigendomsovergang.

Het hof heeft de proceskosten van de appellanten toegewezen en de vorderingen van Harderpark afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van bezit en verjaring in het civiele recht, evenals de rechten en plichten van buren in dergelijke geschillen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.347.385
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 426822)
arrest van 18 november 2025
in de zaak van

1.[appellant1] en

2. [appellant2]
die beiden wonen in [woonplaats1]
hierna: [appellanten] c.s.
advocaat: mr. K. Horstman
tegen
Harderpark B.V.
die is gevestigd in Zeewolde
hierna: Harderpark
advocaat: mr. J. Brakke

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 24 juni 2025 heeft op 26 september 2025 een plaatsopneming en aansluitend een mondelinge behandeling ter plaatse plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellanten] c.s. op grond van verjaring eigenaar is geworden van een stuk grond dat achter zijn woning ligt en grenst aan een bedrijfspand dat eigendom is van Harderpark. Het stuk grond achter de woning van [appellanten] c.s. betreft een omsloten binnentuin. [appellanten] c.s. had deze helemaal in gebruik. Een deel ervan behoort volgens de kadastrale gegevens toe aan Harderpark, die wil dat de rechter aan [appellanten] c.s. verbiedt om gebruik te maken van dat deel.
2.2.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 augustus 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:5394) geoordeeld dat [appellanten] c.s. niet door verjaring de eigendom van (een deel van) het kadastrale perceel gemeente [woonplaats1] [nummer1] heeft verkregen. [appellanten] c.s. is daarom veroordeeld om het deel van de erfafscheiding dat hij heeft verwijderd terug te plaatsen. Daarnaast heeft de rechtbank [appellanten] c.s. verboden op enige wijze gebruik te maken van dit kadastrale perceel. [appellanten] c.s. moest ook de proceskosten betalen. De andere vorderingen van Harderpark zijn afgewezen. De vorderingen die [appellanten] c.s. had ingesteld zijn allemaal afgewezen.
2.3.
[appellanten] c.s. komt in hoger beroep op tegen het vonnis van de rechtbank. Hij wil dat het hof alsnog verklaart dat hij eigenaar is geworden van het deel van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats1] [nummer1] dat ommuurd is en aansluit op zijn eigen binnentuin. Verder wil hij dat Harderpark aan hem een schadevergoeding zal betalen tot een nader te betalen bedrag, als gevolg van het ten onrechte verwijderen van zijn eigendommen. Daarnaast vordert [appellanten] c.s. veroordeling van Harderpark in de kosten van beide instanties, inclusief de nakosten.
2.4.
Het hof zal beslissen dat [appellanten] c.s. op basis van bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van het deel van perceel [nummer1] dat in dit arrest is aangeduid als de patio. De overige vorderingen van [appellanten] c.s. zal het hof ook toewijzen, met uitzondering van de vordering tot betaling van schadevergoeding. De vorderingen van Harderpark worden afgewezen. Het hof licht dat hierna toe.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

De feiten
3.1.
[appellanten] c.s. is [sinds] 1998 eigenaar van een woning aan [adres1] in [woonplaats1] (hierna: de woning). De woning ligt op het kadastrale perceel [nummer2] . Achter de woning staat een bedrijfspand van Harderpark. De ingang daarvan bevindt zich aan [adres2] in [woonplaats1] . Het bedrijfspand ligt op het kadastrale perceel [nummer1] . Tussen de woning en het bedrijfspand bevindt zich een stuk grond dat volledig is ommuurd en dat deels deel uitmaakt van het aan [appellanten] c.s. toebehorende perceel [nummer2] en deels deel uitmaakt van het aan Harderpark toebehorende perceel [nummer1] .Voor zover dit stuk grond op het kadastrale perceel [nummer1] ligt, wordt het hierna aangeduid als de patio.
Op onderstaande kadastrale tekening is de patio weergegeven in het rood.
3.2.
Aan de rechterzijde van deze patio, bezien vanaf de woning, staat een muur, die is gebouwd van houtskeletbouw. Deze muur vormt de buitenzijde van de kantine/keuken die bij het bedrijfspand hoort. In die muur bevindt zich een deur die vanaf het bedrijfspand naar buiten toe opendraait. De plaats van de deur is op de tekening weergegeven met een lichtblauwe streep (rechtsonder op het ingekleurde perceel).
3.3.
Harderpark heeft, nadat zij [in] 2022 eigenaar is geworden van de patio, [in] 2022 een schutting geplaatst op de grens van de patio en het kadastrale perceel [nummer2] . [appellanten] c.s. heeft een opening in deze schutting gemaakt door er een schot uit te halen.
Het juridisch kader
3.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen van partijen is het volgende juridische kader van belang.

Onafgebroken bezit gedurende 10 of 20 jaarIemand kan de eigendom verkrijgen van een strook grond als die grond onafgebroken gedurende een bepaalde termijn in zijn bezit, of in bezit van zijn rechtsvoorganger, is geweest. Die termijn is 10 jaar als dit bezit te goeder trouw is geweest. (Dat staat in artikel 3:99 BW en heet verkrijgende verjaring.) Als het bezit niet te goeder trouw was, dan is die termijn 20 jaar. (Dat volgt uit artikel 3:105 in combinatie met artikel 3:306 BW. Dit heet bevrijdende verjaring).
  • BezitBezit is het houden van een goed
    voor zichzelf(artikel 3:107 lid 1 BW). Of iemand een goed voor zichzelf houdt, wordt naar verkeersopvatting en op grond van uiterlijke feiten beoordeeld (artikel 3:108 BW). Bezit wordt verkregen door onder andere inbezitneming, overdracht of opvolging onder algemene titel (artikel 3:112 BW). Inbezitneming vindt plaats door feitelijke machtsverschaffing (artikel 3:113 lid 1 BW). Als iemand anders al bezitter is, dan zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen onvoldoende om van inbezitneming te kunnen spreken (artikel 3:113 lid 2 BW). Vereist is dat sprake is van een zodanige machtsuitoefening dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet wordt gedaan. Het bezit moet openbaar en ondubbelzinnig zijn, dat wil zeggen dat de bezitter zich zodanig moet hebben gedragen dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. Alle relevante omstandigheden moeten bij de beoordeling van de vraag of hiervan sprake is, worden meegewogen.
  • Goede trouwVan goede trouw is sprake als de bezitter zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijs als rechthebbende mocht beschouwen (artikel 3:118 lid 1 BW).
    De bezitter van een registergoed kan zich niet op goede trouw beroepen als de werkelijke situatie (namelijk het niet zijn van rechthebbende) uit de registers gekend had kunnen worden (artikel 3:23 BW).
Er is sprake van bezit van [appellanten] c.s.
3.5.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is de vraag of de patio in bezit was van [appellanten] c.s.
[appellanten] c.s. heeft in dat verband gesteld dat sprake is van opvolging in het bezit van de vorige eigenaar van de woning. Hij wijst daarbij op het feit dat de woning destijds in de verkoopadvertentie werd aangeboden als: “
Royale binnenstadswoning met flinke plaats”.Volgens [appellanten] c.s. wordt hiermee overduidelijk gedoeld op de gehele binnenplaats, inclusief de patio, die volgens de verkoopadvertentie bij de woning hoorde.
Verder voert [appellanten] c.s. aan dat de patio (ook toen al) één geheel vormde met de tuin van de woning en dat deze vanaf de achterdeur in zijn geheel vrij toegankelijk was. Achterin de patio was een houten terras (door partijen “vlonder” genoemd) aangelegd. Bovendien was de muur die in het verlengde van de woning staat, waarin zich de toegangsdeur naar het bedrijfspand bevindt, volledig dichtgegroeid met klimop, terwijl voor die muur en toegangsdeur over de volle breedte rieten matten waren geplaatst. De patio was daardoor alleen toegankelijk via de woning van [appellanten] c.s..
[appellanten] c.s. heeft ter onderbouwing daarvan zowel bij conclusie van antwoord als bij akte overlegging producties van 24 mei 2024 foto’s van de situatie in 1998 overgelegd.
3.6.
Daarnaast heeft [appellanten] c.s. gewezen op de volgende feiten en omstandigheden die op zijn bezitsuitoefening duiden:
- Hij heeft de patio ingericht met onder meer speeltoestellen.
- Hij heeft bloemperken, gras en bestrating aangelegd.
- Het houten terras is op een gegeven moment vervangen en uitgebreid met een nieuw deel.
- De patio werd sociaal gebruikt, onder meer voor het ontvangen van bezoek en het vieren van feesten en partijen.
- [appellanten] c.s. onderhield de patio en zorgde voor aanplanting en snoei van de tuin.
[appellanten] c.s. heeft ter onderbouwing hiervan ook diverse foto’s overgelegd.
De toegang tot het perceel vond exclusief plaats via het terrein van [appellanten] c.s.;
de andere ingang (de deur in de gevel van het bedrijfspand) was afgesloten. [appellanten] c.s. heeft verklaard dat hij de patio al die tijd als eigen tuin beschouwde en ook als zodanig met het gezin gebruikte.
3.7.
Op de foto’s die in 1998 zijn genomen is inderdaad een houten terras te zien en een begroeide tuin. Deze tuin vormt één geheel met de woning; er is geen scheiding waarneembaar tussen het kadastrale perceel [nummer2] van [appellanten] c.s. en de patio.
Op de foto’s die in de jaren daarna zijn genomen, zijn de kinderen en [appellanten] c.s. in steeds ouder wordende leeftijden te zien. Op al deze foto’s ziet de patio er ook uit als één geheel met de bij de woning behorende plaats. In de patio zijn voor het houten terras houten vlondertegels neergelegd, is gras gezaaid en staat onder meer een glijbaan, een minitrampoline, een zandbak, tuinmeubilair en divers speelgoed. Op een gegeven moment, als de kinderen wat ouder zijn geworden, is het houten terras uitgebreid en zijn de vlonders verdwenen en nog later is het gras in de tuin vervangen door klinkers die doorlopen tot en één geheel vormen met de woning van [appellanten] c.s. Ook is op deze foto’s te zien dat de muur waarin zich de toegangsdeur naar het bedrijfspand bevindt, volledig is begroeid met klimop en dat zich voor die muur rieten matten bevinden. De andere muren rondom de patio zijn ook deels begroeid met klimplanten en er is een druivenstruik te zien die langs een pergola geleid is. Op latere foto’s staat behalve tuinmeubilair een barbecue en een houtkachel in de patio en is er een hangmat opgehangen aan de muren. Ook is er op een aantal foto’s veel bezoek in de tuin te zien. Op één van die foto’s is verder zichtbaar dat een schaduwdoek over het houten terras is opgehangen, terwijl op een andere foto lampionnen zichtbaar zijn, die daar zijn opgehangen.
Tijdens de bezichtiging ter plaatse was alle begroeiing al verwijderd en was de patio, in opdracht van Harderpark, volledig betegeld. Op de muur waarin de toegangsdeur zich bevindt waren echter de restanten van de (wortels van de) klimop te zien, die die muur volledig bedekt moet hebben, inclusief de toegangsdeur.
3.8.
Het hof is van oordeel dat uit de onder 3.5. beschreven handelingen die verricht zijn door de rechtsvoorganger(s) van [appellanten] c.s. volgt dat al voor 1998 sprake is geweest van inbezitneming van de patio, welk bezit vervolgens is voortgezet door [appellanten] c.s. De patio is toen immers al als één geheel ingericht en gebruikt als tuin alsof die bij de woning hoorde en zelfs als zodanig te koop aangeboden. Bovendien duidden de plaatsing van klimop en rieten matten over de volle breedte van de muur, inclusief de toegangsdeur, erop dat de rechtsvoorganger(s) dit bezit met uitsluiting van de eigenaar van de patio hebben uitgeoefend. [appellanten] c.s. heeft dit bezit vervolgens onafgebroken voortgezet.
3.9.
Maar ook als deze handelingen van de rechtsvoorganger(s) van [appellanten] c.s. niet als inbezitneming aangemerkt kunnen worden, is [appellanten] c.s. bezitter van de patio geworden door zijn eigen handelingen. [appellanten] c.s. heeft zich namelijk, vanaf het moment dat hij eigenaar werd van de woning, door de onder 3.6. en 3.7 beschreven handelingen te verrichten, naar verkeersopvattingen gedragen als bezitter van de patio. Het inrichten van de patio met speeltoestellen, bloemperken, klimplanten, houten terrassen, bestrating en diverse tuinartikelen en het dagelijks gebruik van die patio door het gezin alsof dit hun eigen tuin was, wijzen erop dat [appellanten] c.s. pretendeerde rechthebbende van de patio te zijn. Dit gebruik vond plaats met uitsluiting van de rechten die de rechtsvoorganger van Harderpark had. De patio was immers praktisch niet meer toegankelijk voor deze rechtsvoorganger als gevolg van de klimop, die de toegangsdeur vanuit de bedrijfsruimte naar de patio geheel bedekte, en de rieten matten die daar voor stonden. Dat deze klimop en rieten matten in theorie nog verwijderd hadden kunnen worden, doet niet af aan de feitelijke macht die [appellanten] c.s. over de patio uitoefende.
3.10.
De vorige eigenaar van het bedrijfspand moet zich redelijkerwijs bewust zijn geweest van deze daden van inbezitneming. Zo was het praktisch niet meer mogelijk via de deur van het bedrijfspand de patio te betreden en de patio te gebruiken. Deze eigenaar had vrij toegang tot het boven het bedrijfspand gelegen dak en de zich daar bevindende appartementen. Daarvandaan was de patio en het gebruik dat [appellanten] c.s. daarvan maakte, goed zichtbaar. Hij had zich daardoor kunnen realiseren dat [appellanten] c.s. zich de patio had toegeëigend. Tijdens de bezichtiging ter plaatse heeft [appellanten] c.s. ook toegelicht dat de vorige eigenaar vanaf het eigen dak, in verband met problemen met de afwatering, aan de bovenkant een deel van de klimop heeft uitgedund omdat de afvoer niet meer werkte. De rest bleef echter gewoon staan. Daaruit valt af te leiden dat de eigenaar zich bewust was van de situatie.
3.11.
[appellanten] c.s. heeft er overigens nog op gewezen dat in de koopovereenkomst en de akte van levering van het bedrijfspand aan Harderpark staat dat is komen vast te staan dat de termijn van het feitelijk gebruik van de binnentuin door de bewoners van [adres1] dermate lang is dat verjaring aannemelijk is en dat tevens het vermoeden bestaat dat het feitelijk gebruik van de grond te goeder trouw is. Deze bewoordingen zijn opgenomen in een brief van de voormalige rechtsbijstandverlener van [appellanten] c.s. aan de advocaat van Harderpark. Deze brief, [van] 2022, is door Harderpark overgelegd als productie 12 bij dagvaarding. Harderpark heeft bovendien desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling niet betwist dat deze passage in de koopovereenkomst en leveringsakte staat.
Het hof overweegt daarom ten overvloede dat ook hieruit valt af te leiden dat de vorige eigenaar van de patio heeft begrepen dat [appellanten] c.s. zich gedurende meer dan 20 jaar had gedragen als bezitter van de patio en dat hij pretendeerde daarvan de rechthebbende te zijn.
3.12.
Harderpark heeft nog aangevoerd dat de patio door huurders van de rechtsvoorganger van Harderpark werd gebruikt, omdat door werknemers van de huurders op de patio werd gerookt, terwijl er ook periodiek onderhoud plaatsvond aan de gevel van het pand aan de achterzijde. Harderpark heeft deze door [appellanten] c.s. gemotiveerd betwiste stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Vanwege het ontbreken van enige onderbouwing komt het hof niet toe aan bewijslevering.
3.13.
Harderpark heeft verder foto’s overgelegd die zijn gemaakt [in] 2022. Zij heeft er op gewezen dat de patio sinds 1998 maar in ieder geval sinds 2021 braak lag en niet meer werd gebruikt als tuin.
Uit wat het hof hiervoor onder 3.6. en 3.7. heeft overwogen, volgt dat er voorafgaand aan 2021 geen sprake van was dat de grond braak lag. [appellanten] c.s. heeft toegelicht dat hij in 2021 een deel van de beplanting en bestrating van de bestaande tuin heeft weggehaald en diverse bouwmaterialen in de tuin heeft opgeslagen omdat hij het voornemen had om de tuin opnieuw in te richten. Om die reden heeft hij ook twee nieuwe tuinplannen laten maken, die hij in deze procedure heeft overgelegd. Deze plannen werden doorkruist door het uitbreken van het Corona-virus en door een discussie met de rechtsvoorganger van Harderpark over het gebruik van de tuin.
Het feit dat Harderpark de patio relatief kaal heeft aangetroffen toen hij die voor het eerst bezocht, kan daaruit worden verklaard. Dat doet niets af aan de hierboven vermelde handelingen van [appellanten] c.s.
Overigens laat het feit dat in 2021 een deel van de beplanting en bestrating is verwijderd en de patio vanaf dat moment braak zou hebben gelegen, onverlet dat op dat moment het bezit van de patio al meer dan 20 jaar onafgebroken had voortgeduurd.
3.14.
De conclusie is dan ook dat [appellanten] c.s., voor zover hij niet al bezitter is geworden van de patio op grond van de voortzetting van het bezit dat de vorige eigenaar van de woning had, op zodanige wijze de feitelijke macht heeft uitgeoefend over de patio, dat hij naar verkeersopvatting daarvan vanaf 1998 bezitter is geworden.
Geen verkrijgende verjaring
3.15.
[appellanten] c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn bezit te goeder trouw was, zodat hij op grond van verkrijgende verjaring in 2008 eigenaar is geworden van de patio.
3.16.
Het hof volgt [appellanten] c.s. daarin niet. Weliswaar is de woning in 1998 aangeboden als royale binnenstadswoning met flinke plaats, maar dat laat onverlet dat de kadastrale grootte van het perceel dat aan [appellanten] c.s. werd overgedragen slechts 82 m2 bedroeg. Die oppervlakte is onder meer vermeld in de akte van levering van de woning. Op die 82 m2 staat ook de woning. Volgens Harderpark bedraagt de oppervlakte daarvan ongeveer 74 m2 en dat heeft [appellanten] c.s. niet weersproken, zodat er nog weinig vierkante meters overblijven voor een tuin/patio. [appellanten] c.s. had zich er daarom redelijkerwijs van bewust moeten zijn dat de patio niet bij de woning kon horen. Dat wordt niet anders doordat [appellanten] c.s. geen kennis had genomen van de kadastrale kaart, omdat die niet bij de verkoopbrochure, koopovereenkomst of leveringsakte zat. Van, voor verkrijgende verjaring vereiste, goede trouw is daarom geen sprake.
Wel bevrijdende verjaring
3.17.
Het hof is van oordeel dat [appellanten] c.s. wel op basis van bevrijdende verjaring de eigendom van de patio heeft verkregen.
[appellanten] c.s. heeft het bezit vanaf in ieder geval 1998 onafgebroken gedurende meer dan 20 jaren gehad. Weliswaar zijn de rieten matten op een gegeven moment weggehaald, maar dat laat onverlet dat de klimop is blijven staan en dat [appellanten] c.s. ook na de verwijdering van de rieten matten de patio is blijven gebruiken alsof hij daarvan de rechthebbende was.
De rechtsvoorganger van Harderpark heeft voor het eerst bij brief [van] 2020 geprotesteerd tegen het “
oneigenlijk gebruik” van de patio en verzocht dit gebruik te staken. De termijn waarbinnen de eigenaar van het bedrijfspand een vordering tegen [appellanten] c.s. had kunnen instellen om zijn bezit te beëindigen was toen echter al verstreken.
De vordering van Harderpark tot teruggave van de eigendom wordt afgewezen
3.18.
Harderpark heeft in de dagvaarding, waarmee zij deze procedure is begonnen, vermeld dat zij subsidiair stelt dat, indien er sprake zou zijn van bevrijdende verjaring, [appellanten] c.s. onrechtmatig handelt door de ingebruikname van de patio. Zij vordert daarom subsidiair teruggave van haar (voormalig) eigendom.
Doordat het hoger beroep van [appellanten] c.s. tegen de toewijzing van de door Harderpark primair ingestelde vorderingen slaagt, komt het hof toe aan de beoordeling van deze subsidiaire vordering van Harderpark. (Dit heet de devolutieve werking van het hoger beroep.)
3.19.
[appellanten] c.s. heeft in zijn conclusie van antwoord diverse verweren tegen deze vordering aangevoerd. Zo heeft hij aangevoerd dat hij onbewust het bezit van zijn rechtsvoorganger heeft voortgezet en te goeder trouw was, zodat er geen sprake was van onrechtmatig handelen. Daarnaast heeft [appellanten] c.s. aangevoerd dat Harderpark geen schade heeft geleden, omdat de situatie op het moment van levering was zoals die nu is en dit ook in de koopovereenkomst en de akte van levering staat vermeld. Bovendien heeft [appellanten] c.s. erop gewezen dat Harderpark geen schadevergoedingsvordering kan instellen, omdat Harderpark niet gesteld heeft dat een mogelijke vordering uit onrechtmatige daad door de vorige eigenaar van het bedrijfspand aan haar is gecedeerd. Tot slot heeft [appellanten] c.s. erop gewezen dat een schadevergoeding in geld het uitgangspunt is en dat, met het oog op de wederzijdse belangen en feiten, het overdragen van de grond in dit geval niet passend is. Daarbij heeft [appellanten] c.s. aangevoerd dat de schade aan zijn zijde niet in een redelijke verhouding staat tot het gepretendeerde belang van Harderpark. Tevens heeft [appellanten] c.s. een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en om die reden verzocht de vordering tot het overdragen van de grond af te wijzen, omdat [appellanten] c.s. in dat geval onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Tot slot heeft [appellanten] c.s. gesteld dat deze vordering van Harderpark in ieder geval [per] 2018 is verjaard.
3.20.
Harderpark heeft haar subsidiaire vordering in de inleidende dagvaarding en in latere stukken op geen enkele wijze onderbouwd. Zij had erop bedacht moeten zijn dat deze vordering en de daartegen door [appellanten] c.s. aangevoerde verweren in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep aan de orde zou komen. Daarom had zij op deze verweren in haar memorie van antwoord moeten reageren en haar vordering van een nadere onderbouwing moeten voorzien. Nu zij dat heeft nagelaten, zal het hof deze vordering afwijzen.
De door [appellanten] c.s. ingestelde schadevergoedingsvordering wordt afgewezen
3.21.
[appellanten] c.s. heeft in haar eis in hoger beroep onder III. gevorderd dat Harderpark wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding voor het ten onrechte verwijderen van de eigendommen van [appellanten] c.s.
Hoewel het hof niet uitsluit dat [appellanten] c.s. schade heeft geleden door de handelwijze van Harderpark, kan het hof deze vordering niet toewijzen, omdat [appellanten] c.s. in zijn memorie van grieven (de grondslag van) deze vordering niet heeft onderbouwd.
De conclusie
3.22.
Het hoger beroep slaagt. De vorderingen van [appellanten] c.s., kort gezegd neerkomend op een verklaring van recht dat hij eigenaar is geworden van de patio, een gebod aan Harderpark om haar eigendommen van de patio te verwijderen, een verbod om de patio nog langer te betreden en een gebod om mee te werken aan notariële vastlegging van de verkrijging door verjaring, zullen worden toegewezen, met uitzondering van de schadevergoedingsvordering die hij in hoger beroep aanvullend heeft ingesteld. De termijn waarbinnen Harderpark haar eigendommen van de patio moet verwijderen zal het hof stellen op twee weken na betekening van dit arrest, omdat die termijn hem redelijk voorkomt. Het hof merkt verder op dat de vorderingen, zoals geformuleerd door [appellanten] c.s., uitgaan van het gehele perceel [nummer1] . Dat lijkt te berusten op een vergissing, omdat in deze procedure slechts het gedeelte van dit perceel aan de orde is dat “patio” genoemd is, zoals nader uitgewerkt onder 3.1. De vorderingen worden dan ook slechts voor dat deel van het perceel toegewezen. Omdat Harderpark geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de door [appellanten] c.s. gevorderde dwangsommen, zullen die overeenkomstig de vordering worden toegewezen.
3.23.
Omdat Harderpark ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten die [appellanten] c.s. zowel bij de rechtbank als in hoger beroep heeft gemaakt, vergoeden tot een forfaitair bedrag. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]
3.24.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2024 en beslist als volgt:
in conventie
4.2.
wijst de vorderingen van Harderpark af;
4.3.
veroordeelt Harderpark tot betaling van de volgende proceskosten van [appellanten] c.s. tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 314 aan griffierecht
€ 1.228 aan salaris van de advocaat van [appellanten] c.s. (2 procespunten x het toepasselijke tarief € 614)
in reconventie
4.4.
verklaart voor recht dat [appellanten] c.s. op basis van bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van het deel van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats1] [nummer1] , dat in dit arrest is aangeduid als de patio en onder 3.1. in het rood is ingekleurd;
4.5.
veroordeelt Harderpark om binnen twee weken na betekening van dit arrest haar eigendommen te verwijderen van het deel van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats1] [nummer1] , dat in dit arrest is aangeduid als de patio en onder 3.1. in het rood is ingekleurd, waaronder onder meer de schutting inclusief toebehoren en de regenpijp, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat Harderpark in gebreke blijft aan de veroordeling gevolg te geven, met een maximum van € 25.000;
4.6.
verbiedt Harderpark om – na verwijdering van de hiervoor genoemde eigendommen – nog langer het grondgebied van [appellanten] c.s. te betreden of te doen betreden, op straffe van een dwangsom van € 500 per overtreding van dit verbod, met een maximum van € 25.000;
4.7.
veroordeelt Harderpark om binnen 30 dagen na betekening van dit arrest mee te werken aan notariële vastlegging van de verkrijging door verjaring van het deel van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats1] [nummer1] , dat in dit arrest is aangeduid als de patio en aan kadastrale inschrijving van de eigendomsovergang van de patio, met bepaling dat – indien Harderpark niet binnen 30 dagen na betekening van dit arrest meewerkt aan deze notariële vastlegging en kadastrale inschrijving – de inschrijving op kosten van Harderpark wordt gedaan en dit arrest op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als de rechtshandeling die Harderpark op grond van dit arrest moet verrichten dan wel dit arrest op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de voor de inschrijving benodigde akte;
4.8.
veroordeelt Harderpark tot betaling van de volgende proceskosten van [appellanten] c.s. tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 614 aan salaris van de advocaat van [appellanten] c.s. (2 procespunten x het toepasselijke tarief € 614 x 0,5)
4.9.
wijst af wat verder is gevorderd;
verder in conventie en in reconventie
4.10.
veroordeelt Harderpark tot betaling van de proceskosten van [appellanten] c.s. in hoger beroep, tot zover begroot op:
€ 349 aan griffierecht
€ 139,42 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Harderpark
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van [appellanten] c.s. (2 procespunten x het toepasselijke tarief 1.214);
4.11
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.B. Boorsma, L.J. de Kerpel-van de Poel en R. Verkijk en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.