ECLI:NL:GHARL:2025:7502

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
200.355.553/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing voorlopige zorgregeling in hoger beroep wegens niet-uitvoering door ouders en kindsignalen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige zorgregeling tussen ouders en hun kinderen. De vader, appellant, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 14 mei 2025 werd uitgesproken. De moeder, geïntimeerde, heeft verweer gevoerd en verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over twee minderjarige kinderen, geboren in 2018 en 2023. De kinderen wonen bij de vader. De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om een voorlopige zorgregeling, die door de voorzieningenrechter is vastgesteld, maar niet wordt nageleefd. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er zorgen zijn over de psychische toestand van de moeder. De raad voor de kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd om hulpverlening in te schakelen voor de kinderen, met name voor de oudste, die heftig reageert op contact met de moeder. Het hof heeft de voorlopige zorgregeling tussen de moeder en de jongste, [minderjarige2], aangepast en onder regie van een hulpverleningsinstantie verder vormgegeven. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.355.553/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 330749)
arrest van 25 november 2025
in de zaak van
[appellant](de vader),
wonende in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
bij de rechtbank: verweerder in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. T.J.H. Zwiers te Hengelo,
en
[geïntimeerde](de moeder),
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de inhoud van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 14 mei 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep tevens verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van 5 juni 2025 met bijlage(n);
- de memorie van antwoord van 14 juli 2025 met bijlage(n);
- een akte namens de moeder van 28 oktober 2025 met bijlage(n);
- een brief namens de raad van 3 november 2025 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 november 2025 plaatsgevonden. De vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is niet verschenen. Zij werd vertegenwoordigd door haar advocaat, die via een beeldbelverbinding deelnam. De raad heeft zich afgemeld.

3.De vaststaande feiten

3.1
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige1] , geboren [in] 2018, en [minderjarige2] , geboren [in] 2023.
De kinderen wonen bij de vader.
3.2
De vader, de moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
De vader heeft op 26 maart 2025 bij de rechtbank een verzoek tot eenhoofdig gezag ingediend. De moeder heeft daartegen verweer gevoerd en (voorwaardelijk) zelfstandige verzoeken ingediend ten aanzien van (primair) de hoofdverblijfplaats en (subsidiair) de zorgregeling en het verrichten van een nader onderzoek door de raad.
3.4
Bij beschikking van 13 juni 2025 heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag afgewezen en de raad verzocht onderzoek in te stellen naar de voor [minderjarige1] en [minderjarige2] meest wenselijke hoofdverblijfplaats en zorgregeling, en de beslissing in zoverre aangehouden in afwachting van de uitkomst van dat onderzoek.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
De moeder heeft in eerste aanleg bij dagvaarding van 1 april 2025 de voorzieningenrechter verzocht - kort gezegd en voor zover hier van belang - een voorlopige zorgregeling vast te stellen, waarbij de moeder en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van omgang en/of contact conform een (getrapte) voorlopige zorgregeling, waarbij in twee maanden wordt toegewerkt naar een weekendregeling van eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag op een neutrale plek in de omgeving van de woning van de vader ophaalt en de vader de kinderen op zondag ophaalt op een neutrale plek nabij de woning van de ouders van de moeder in [woonplaats2] . Ook heeft de moeder verzocht daaraan een dwangsom te verbinden van € 250,- voor iedere dag/dagdeel dat de vader de zorgregeling niet nakomt, en de vader te veroordelen in de (na)kosten van het geding.
4.2
De vader heeft bij conclusie van antwoord van 23 april 2025 verweer gevoerd en gevorderd de moeder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vorderingen van de moeder af te wijzen, subsidiair een (voorlopige) zorgregeling vast te stellen tussen de moeder en de kinderen onder begeleiding van professionele hulpverlening, en haar te veroordelen in de kosten van het geding.
4.3
De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis van 14 mei 2025 als voorlopige contact- en zorgregeling tussen [minderjarige1] en [minderjarige2] en de moeder vastgesteld:
de eerste drie weken
- [minderjarige1] en [minderjarige2] hebben eenmaal per week gedurende twee uur omgang met hun moeder onder begeleiding van [naam1] of een door [naam1] in te schakelen professionele hulpverleningsinstantie op een door de ouders in onderling overleg en in samenspraak met [naam1] en/of de hulpverleningsinstantie te bepalen data en in (de omgeving van) [woonplaats1] ;
- de overdracht van de kinderen zal plaatsvinden op een neutrale plek in de buurt van de woning van de vader;
de daaropvolgende vier weken
- [minderjarige1] en [minderjarige2] hebben eenmaal per week van 10.00 uur tot 17.00 uur onbegeleid omgang met de moeder in (de omgeving van) [woonplaats1] op een door de ouders in onderling overleg en in samenspraak met [naam1] en/of de hulpverleningsinstantie te bepalen data;
- de overdracht van de kinderen zal plaatsvinden op een neutrale plek in de buurt van de woning van de vader;
en vervolgens vanaf de achtste week
- [minderjarige1] en [minderjarige2] verblijven eenmaal per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de moeder;
- de vader brengt de kinderen voor de omgang om 10.00 uur naar een neutrale openbare plek in de buurt van de woning van de ouders van de moeder en de moeder brengt de kinderen na de omgang om 17.00 uur weer terug naar een neutrale plek in de buurt van de woning van de vader.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de kosten van de procedure zijn gecompenseerd en het meer of anders verzochte is afgewezen.

5.Het geschil in hoger beroep

5.1
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Hij heeft het hof verzocht het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende te beslissen - kort gezegd - dat omgang tussen de moeder en de kinderen plaatsvindt onder begeleiding en aan de hand van een opbouwschema in drie fases, zoals beschreven onder randnummer 17 in de dagvaarding in hoger beroep, dan wel een voorlopige zorgregeling vast te stellen zoals het hof juist acht. Daarnaast heeft hij het hof bij wijze van incident verzocht te bepalen dat het bestreden vonnis wordt geschorst voor de duur van de procedure in hoger beroep.
5.2
De moeder voert verweer en heeft het hof verzocht om de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep van de vader af te wijzen, onder veroordeling van de vader in de proceskosten, te weten de door de raad voor de rechtsbijstand vastgestelde eigen bijdrage en het griffierecht.

6.De motivering van de beslissing van het hof

Wijziging van eis
6.1
De vader heeft zijn eis, mede naar aanleiding van het raadsrapport (zie hierna onder r.o. 6.6), gewijzigd in die zin dat zijn verzoek om een (voorlopige) zorgregeling onder begeleiding vast te stellen op basis van het door hem voorgestelde opbouwschema alleen ziet op [minderjarige2] en niet (meer) op [minderjarige1] .
Tegen deze eiswijziging zijn als zodanig geen bezwaren aangevoerd en het hof ziet ook ambtshalve geen processuele bezwaren daartegen. Het hof zal daarom recht doen op de gewijzigde eis.
Schorsingsverzoek
6.2
Omdat in dit arrest een eindbeslissing wordt gegeven, heeft de vader geen belang meer bij zijn vordering tot schorsing. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen.
Spoedeisend belang
6.3
Het hof ziet in de aard van de zaak, het tot stand brengen van contact tussen de moeder en [minderjarige1] en [minderjarige2] , ook in hoger beroep een voldoende spoedeisend belang.
De zorgregeling
6.4
Uit het dossier blijkt dat de verstandhouding en communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. In het verleden hebben zich meerdere incidenten voorgedaan, in het bijzijn van de kinderen, waarbij Veilig Thuis en politie betrokken zijn geweest. De moeder is in 2023 opgenomen geweest bij [naam2] en is volgens haar huisarts bekend met angst en OCD, en komt psychotisch over. In mei 2024 is de moeder naar aanleiding van een incident naar haar ouders in [woonplaats2] vertrokken. De ouders zijn sindsdien uit elkaar en er heeft geen (fysieke) omgang meer plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen.
6.5
In hoger beroep is gebleken dat geen uitvoering wordt gegeven aan de voorlopige zorgregeling, zoals vastgesteld in het bestreden vonnis. De stichting [naam1] is bij het gezin betrokken en heeft [naam3] benaderd om de omgang tussen de moeder en de kinderen te gaan begeleiden. Tijdens een aantal voorbereidende gesprekken bij de vader thuis over het contact met de moeder reageerde [minderjarige1] erg heftig op de medewerker van [naam3] (hysterisch huilen, trillen, niet uit haar woorden komen). [minderjarige1] gaf aan niet naar de moeder te willen en bang te zijn. Vanwege de paniek bij [minderjarige1] is het [naam3] (vooralsnog) niet gelukt om een vertrouwensband met haar op te bouwen. [naam3] wil daarom eerst onderzoek laten doen naar de extreme emoties van [minderjarige1] om te kijken of dit traumagerelateerd is en/of de houding van de vader ten opzichte van de moeder van invloed is op de emoties van [minderjarige1] , voordat de begeleide omgang kan worden opgestart. [minderjarige2] kan zich, gelet op zijn leeftijd, nog niet goed uiten en lijkt niet veel mee te krijgen van wat er speelt. Hij maakt een vrolijke indruk op de hulpverlening. De vader geeft aan dat hij open staat voor contact tussen de kinderen en de moeder, mits dit op een veilige manier kan plaatsvinden. Hij heeft grote zorgen over het psychisch welzijn van de moeder. Het is de betrokken hulpverlening niet gelukt om (direct) contact met de moeder te krijgen.
6.6
De raad heeft inmiddels in de lopende bodemprocedure bij de rechtbank (r.o. 3.4) onderzoek verricht en een rapport opgesteld d.d. 17 oktober 2025. Uit het rapport blijken geen zorgen over de kinderen en de opvoedsituatie bij de vader thuis. Ze doen het goed op school en op de peuterspeelzaal. De raadsonderzoeker heeft echter ook gezien dat [minderjarige1] heftig reageert op mogelijk contact met de moeder, waarbij het is opgevallen dat zij de moeder bij haar voornaam noemt. De raad is het met de betrokken hulpverlening eens dat er eerst gewerkt dient te worden aan de weerstand bij [minderjarige1] , voordat de begeleide omgang kan worden opgestart. Een screening op PTSS-klachten is noodzakelijk en hierna mogelijk specialistische zorg en/of speltherapie. De raad adviseert om de behandeling ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken tussen de ouders aan te houden voor een periode van negen maanden om de ouders de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode hulpverlening voor [minderjarige1] in te roepen.
Voor [minderjarige2] adviseert de raad om alvast te starten met een aantal begeleide contactmomenten in [woonplaats1] . Hij laat geen opvallend gedrag zien zoals [minderjarige1] . Zodoende kan er meer zicht komen op het functioneren van de moeder en haar betrouwbaarheid in het nakomen van afspraken.
Beide ouders hebben laten weten hulp te willen accepteren en zich te willen inzetten voor de kinderen. Uit een schriftelijke reactie van de moeder op het raadsrapport blijkt tegelijkertijd dat zij niet naar [woonplaats1] wil komen voor de begeleide omgang met [minderjarige2] , omdat zij bang is voor de vader en zijn familie en zich daar niet veilig voelt. De vader heeft ter zitting verklaard niet naar [woonplaats2] te willen gaan vanwege angst voor de moeder en haar broers. Daarnaast betekent dit een reisafstand van tweeëneenhalf uur heen en terug, en bevinden de (gesubsidieerde) hulpverlenende instanties voor begeleiding van de omgang zich in [woonplaats1] , waar de kinderen wonen.
6.7
Het hof concludeert dat de door de voorzieningenrechter bepaalde voorlopige zorgregeling niet wordt uitgevoerd en dat er bij zowel de vader als de moeder (praktische) belemmeringen zitten in de nakoming van deze regeling. Daarbij acht het hof de regeling, gelet op de hiervoor genoemde ontwikkelingen en signalen van [minderjarige1] , in elk geval niet in haar belang op dit moment. Voor [minderjarige1] dient eerst hulpverlening te worden ingezet, voordat kan worden bekeken welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, en meer in het bijzonder de contactregeling met de moeder, het meest in haar belang is. Het hof is van oordeel dat de voorlopige zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige2] , conform het advies van de raad, onder regie van [naam1] (in samenwerking met [naam3] ), dan wel een soortgelijke instantie, verder moet worden vormgegeven voor zover dit mogelijk en in het belang van [minderjarige2] wordt geacht. Het hof zal, gelet op het voorgaande, het bestreden vonnis vernietigen en een andere voorlopige zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige2] vaststellen. Het hof merkt tot slot op dat dit een kortgedingprocedure is, die ertoe strekt een tijdelijke ordemaatregel te treffen, die uitgevoerd moet worden totdat is beslist in de bodemprocedure, waarin een uitgebreidere behandeling van de zaak zal plaatsvinden. Het hof heeft begrepen dat er naar aanleiding van het advies van de raad en de reacties van de ouders binnenkort een nieuwe zittingsdatum bij de rechtbank zal worden gepland.
6.8
Het hof ziet in hetgeen de moeder heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten in procedures van familierechtelijke aard worden gecompenseerd. Het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de kosten van het geding wordt afgewezen.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 14 mei 2025, en in zoverre opnieuw beslissende;
bepaalt dat de voorlopige zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige2] , totdat de rechtbank nader beslist of partijen anders overeenkomen, onder regie van [naam1] (in samenwerking met [naam3] ), of een soortgelijke instantie, verder wordt vormgegeven;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gegeven door mr. C. Coster, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. R. Feunekes, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 25 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.