Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Samenvatting
2.De feiten
3.De procedure bij de kinderrechter
4.De procedure bij het hof
5.De redenen voor de beslissing van het hof
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 2 juni 2026. De moeder van de minderjarige, die alleen het ouderlijk gezag uitoefent, was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. Het hof heeft de feiten en de procedure bij de kinderrechter in detail bekeken, waarbij de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en de ontwikkeling van de minderjarige centraal stonden.
Het hof constateert dat de minderjarige sinds de zomer van 2022 in een netwerk-pleeggezin verblijft en dat er in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen zijn geweest aan de zijde van de moeder. De moeder heeft stappen gezet om haar leven op orde te krijgen, en er zijn geen zorgen meer over de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing niet langer aan de wettelijke eisen voldoen. Het hof wijst het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing af, met ingang van 1 januari 2026, om een goede overdracht naar het vrijwillig kader te waarborgen. Dit besluit is in het belang van de minderjarige, zodat hij kan wennen aan de veranderingen en afscheid kan nemen van zijn omgeving en school.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kinderrechter gedeeltelijk wordt bekrachtigd voor de periode tot 1 januari 2026, maar dat de maatregelen daarna niet meer nodig zijn. Het hof benadrukt het belang van de ontwikkeling van de minderjarige en de positieve veranderingen in de situatie van de moeder.