ECLI:NL:GHARL:2025:7698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
200.335.783/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke bescherming van de Serta Luxury collectie van Luxury Bedding Company B.V. en inbreuk door G&G Sales International B.V.

In deze zaak staat centraal of de bedden van de Serta Luxury collectie van Luxury Bedding Company B.V. (LBC) auteursrechtelijke bescherming genieten. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de ontwerpen van de bedden, die bestaan uit specifieke driedimensionale hoofdborden en omlijstingen, voldoen aan de eisen van originaliteit en auteursrechtelijke bescherming. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Overijssel, dat de vorderingen van LBC had afgewezen, en wijst de vorderingen van LBC toe. G&G Sales International B.V. (G&G) wordt veroordeeld tot het staken van inbreuk op de auteursrechten van LBC en moet de proceskosten vergoeden. Het hof concludeert dat G&G inbreuk maakt op de auteursrechten van LBC door de bedden uit de Norma Hotel Chique collectie te verhandelen, die in hoge mate overeenkomen met de Serta Luxury collectie. De vorderingen van G&G worden afgewezen, en LBC wordt als rechthebbende op de auteursrechten erkend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.783/01
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle 287019
arrest van 2 december 2026
in de zaak van:
Luxury Bedding Company B.V.,
die is gevestigd in Zwolle,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, verweerster in incident en eiseres in reconventie,
hierna:
LBC,
advocaat: mr. S.A. Klos, die kantoor houdt in Amsterdam,
en
G&G Sales International B.V.,
die is gevestigd in Helmond,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en die bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, eiseres in het incident en verweerster in reconventie,
hierna:
G&G,
advocaat: mr. K.J. Zomer, die kantoor houdt in Oosterhout.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de hoger beroep dagvaarding van LBC van 24 oktober 2023;
- de memorie van grieven van LBC met producties;
- de memorie van antwoord van G&G met incidentele grieven en producties;
- de memorie van antwoord van LBC in het incidenteel hoger beroep;
- een akte van G&G met producties 43 en 44;
- een akte van LBC met producties 53 tot en met 63;
- een brief met kostenspecificatie van LBC.
1.2
Vervolgens heeft op 4 februari 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Het proces-verbaal van deze mondelinge behandeling met daaraan gehecht de notities van de advocaten van partijen bevindt zich bij de processtukken.
1.3
Aan het einde van de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden voor overleg over een mogelijke schikking. Partijen hebben het hof geïnformeerd dat die niet tot stand is gekomen. Het hof heeft daarom vervolgens een datum voor arrest bepaald.
2. De kern van de zaak
2.1
Centraal in dit in hoger beroep staat de vraag of de bedden van de huidige Serta Luxury collectie van LBC in Nederland auteursrechtelijke bescherming genieten. De werken bestaan volgens LBC uit de voor de collectie kenmerkende weelderige, gedetailleerde en overdadige driedimensionale vormgeving van het hoofbord (in 16 variaties) in combinatie met de even weelderige, gedetailleerde en overdadige driedimensionale omlijsting van het horizontale ligoppervlak in een ruitjes- (door partijen aangeduid als ‘
diamonds’) of staafjes-(‘
tube’)patroon.
2.2
LBC stelt zich op het standpunt dat G&G in zeer korte tijd 22 van de 32 modellen uit de Serta Luxury collectie één op één heeft overgenomen. LBC meent dat G&G met de nabootsing van die 22 modellen en de verhandeling daarvan in Nederland inbreuk maakt op de auteursrechten van LBC. Zij beroept zich daarnaast, namelijk voor het geval het hof de auteursrechtelijke grondslag afwijst, op slaafse nabootsing.
2.3
Het hof is van oordeel dat de vorderingen van LBC op grond van het auteursrecht toewijsbaar zijn. De getoonde combinaties van het specifieke gedetailleerde driedimensionale hoofdbord met de specifieke gedetailleerde driedimensionale omlijsting van het horizontale ligoppervlak zijn naar het oordeel van het hof te beschouwen als auteursrechtelijke werken. Daarmee vervalt de grondslag aan het door de rechtbank aangenomen onrechtmatig handelen van LBC. Het hof wijst de daarop gebaseerde en door de rechtbank toegewezen vorderingen van G&G alsnog af. Als gevolg daarvan zal G&G worden veroordeeld in de proceskosten van LBC in beide instanties. Het hof licht deze beslissing hierna toe.

3.De relevante feiten

3.1
In hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
3.2
LBC is in 2014 opgericht en brengt onder het merk Serta in Nederland luxe (
hotel chiquestijl) bedden op de markt, waaronder de Serta Luxury collectie.
3.3
De huidige Serta Luxury collectie, door LBC ook aangeduid als de Serta Luxury collectie 2.0, bestaat uit 16 van een afzonderlijke naam voorziene modellen. De 16 individueel vormgegeven hoofdborden kunnen worden gecombineerd met een omlijsting van het ligoppervlak met een zogenaamd
diamondof
tubepatroon
.De modellen worden in opdracht van LBC door Ìncì Mobìlya Malzemerì Tìcaret Ve Şanayì Anonìm Sìrketì (hierna: Yatsan) in Turkije gemaakt.
3.4
De heer [naam1] (hierna: [naam1] ) is (indirect) bestuurder en aandeelhouder van LBC. Daarvoor werkte hij samen met de heer [naam2] van MPS Textiles B.V. (hierna MPS). Na de beëindiging van hun samenwerking in 2011 is [naam1] doorgegaan met het merk Serta en [naam2] (MPS) met het merk Zydante.
3.5
[naam1] en Yatsan werken op het gebied van de ontwikkeling en productie van boxspring bedden al lange tijd samen.
3.6
G&G is een concurrent van LBC en verkoopt in Nederland onder de naam Norma Hotel Chique soortgelijke bedden.
3.7
In het voorjaar van 2022 is tussen partijen een geschil ontstaan over de gelijkenis tussen beide collecties en de wijze waarop de collectie door G&G wordt gepresenteerd (zie een voorbeeld met links het bed van LDC en rechts het bed van G&G).
3.8
De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch heeft op verzoek van LBC op 28 juni 2022 op grond van (dreigende) inbreuk op de auteursrechten van LBC en Yatsan verlof verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van G&G. Op 7 juli 2022 heeft de deurwaarder foto- en videobeelden gemaakt van de in de showroom van G&G getoonde bedden van de Norma Hotel Chique collectie en daarvan een proces-verbaal opgemaakt.
3.9
LBC heeft vervolgens twee wederverkopers van G&G, namelijk Sleepworld Helmond B.V. en V.O.F. Dreambedden, gesommeerd de verkoop van de in haar ogen nagebootste bedden van de Norma Hotel Chique collectie per direct te staken.
3.1
In kort geding hebben LBC en Yatsan inzage gevorderd van de door de deurwaarder gemaakte foto- en videobeelden. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch heeft die vordering op 16 september 2022 op basis van slaafse nabootsing toegewezen.
3.11
Over de uitkomst van dit kort geding heeft LBC eind september 2022 via mailchimp een persbericht verstuurd. Dit bericht is geplaatst in onder andere de (digitale) nieuwsbrieven van Wonen360.nl en Interior Business Magazine & Online. Wonen360.nl heeft later een rectificatie geplaatst.
3.12
G&G heeft LBC op 30 september 2022 schriftelijk gesommeerd de onrechtmatige concurrentie te staken en gestaakt te houden. Aan deze sommatie heeft LBC geen gevolg gegeven.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
G&G heeft LBC gedagvaard in een bodemprocedure. In die procedure heeft zij gevorderd op straffe van een dwangsom LBC te verbieden i) zich publiekelijk uit te laten over de Norma Hotel Chique collectie op een wijze die G&G schade berokkent en ii) haar wederverkopers te benaderen (het zogenaamde wapperverbod). Daarnaast heeft zij de rechtbank gevraagd LBC te veroordelen tot vergoeding van de door G&G als gevolg daarvan geleden schade, op te maken bij staat.
4.2
LBC heeft tegenvorderingen ingesteld, waaronder (primair) een verklaring voor recht dat G&G met de hierna genoemde modellen inbreuk maakt op de auteursrechten van LBC, dan wel (subsidiair) een verklaring voor recht dat G&G met de verhandeling van die modellen en de daarbij behorende accessoires zoals nachtkastjes en voorzetbanken en het point-of-sale-systeem (de vormgeving van de ‘shop-in-shop’ die beide partijen aan hun wederverkopers opleggen) zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing. Op beide gronden heeft zij een verbod gevorderd met de gebruikelijke nevenvorderingen.
4.3
De rechtbank heeft in haar vonnis van 26 juli 2023 de vorderingen van G&G gedeeltelijk toegewezen en tegenvorderingen van LBC afgewezen en haar op de voet van artikel 237 Rv in de proceskosten veroordeeld. Daaraan heeft de rechtbank de volgende beslissingen ten grondslag gelegd:
de Serta Luxury collectie is geen auteursrechtelijk beschermd werk, want het voldoet niet aan de werktoets,
het point-of -sale-systeem is wel een werk, maar omdat het point-of-sail- systeem van G&G een andere totaalindruk wekt, is er geen sprake van inbreuk,
er is geen sprake van slaafse nabootsing omdat de Serta Luxury collectie geen eigen gezicht op de markt heeft, en
het sturen van de sommatiebrieven aan de wederverkopers van G&G was in de gegeven omstandigheden onrechtmatig.

5.De beoordeling door het hof

Omvang van het hoger beroep
5.1
LBC heeft een reeks van grieven gericht tegen de beoordeling van haar vorderingen door de rechtbank en de afwijzing daarvan. LBC meent dat de rechtbank bij de beoordeling van de auteursrechtelijke bescherming van de Serta Luxury collectie is uitgegaan van onjuiste criteria. Ook heeft zij bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van de vorderingen van G&G. Doel van de grieven van LBC is dat het hof het gehele geschil tussen partijen opnieuw beoordeelt.
5.2
LBC heeft haar eis en de gronden daarvan in hoger beroep gewijzigd. LBC heeft haar auteursrechtelijke claim enerzijds beperkt tot de combinatie van (steeds) een specifiek hoofdbord met een specifieke omlijsting van het horizontale ligoppervlak van een individueel bed en anderzijds uitgebreid tot de verzameling van die bedden in de Serta Luxury collectie.
Zij heeft haar auteursrechtelijke vordering beperkt tot Nederland.
5.3
G&G heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en de aanvulling van de grondslag. Het hof ziet ook geen reden om deze wijzigingen ambtshalve buiten beschouwing te laten en zal daarop dus beslissen.
5.4
G&G heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling door de rechtbank. Zij vordert alsnog een veroordeling van de volledige proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv.
5.5
Het hof zal de grieven hierna gezamenlijk behandelen aan hand van de volgende thema’s. Indien de grieven van LBC met betrekking tot het auteursrecht slagen, dan zal het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep ook nog moeten ingaan op de door de rechtbank niet beantwoordde vraag of LBC de rechthebbende op de auteursrechten is.
Het auteursrechtelijke toetsingskader
5.6
De vraag of de bedden van de Serta Luxury collectie ieder afzonderlijk en als verzameling auteursrechtelijke bescherming genieten, moet worden beantwoord aan de hand van de Auteurswet 1912, zoals laatstelijk gewijzigd op 11 juli 2018 (hierna: de Auteurswet of Aw).
5.7
Het werkbegrip in artikel 10 van de Auteurswet is een autonoom begrip dat in het verlengde van Richtlijn 2001/29 in de landen van de Unie op uniforme wijze moet worden uitgelegd en toegepast. Het Hof van Justitie van de EU (hierna: HvJ EU) stelt twee voorwaarden aan een werk, namelijk het moet i) nauwkeurig en objectief identificeerbaar [1] zijn en ii) oorspronkelijk, in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan. Van belang is verder dat het HvJ EU recent heeft geoordeeld dat dit de enige vereisten zijn en dat er geen plaats is voor afzonderlijke toetsing aan artikel 2 lid 7 van de Berner Conventie, zoals G&G in eerste aanleg heeft betoogd [2] .
5.8
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de begrippen “eigen oorspronkelijk karakter” en “persoonlijk stempel van de maker” overeenstemmen met de invulling van “eigen intellectuele schepping” door het HvJ EU. Het hof zal in zijn beoordeling de door het Hof van Justitie gehanteerde begrippen daarom waar nodig verder invullen met wat de Hoge Raad daarover in zijn uitspraken heeft overwogen.
Voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar
5.9
Bij de eerste voorwaarde gaat het om rechtszekerheid. De rechter en concurrenten moeten duidelijk en nauwkeurig kunnen vaststellen waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen. Het hof is van oordeel dat met betrekking tot ieder individueel bed en de volledige collectie voldoende duidelijk is waarvoor LBC auteursrechtelijke bescherming claimt. Wat betreft ieder individueel bed gaat het om de specifieke vormgeving van het hoofdbord in combinatie met de specifieke vormgeving van de omlijsting van het matras in het getoonde
diamondof
tubepatroon. De verzameling waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt gevraagd, bestaat uit de in productie 44 getoonde bedden uit de Serta Luxury collectie en is daarmee ook voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar.
Oorspronkelijkheid in relatie tot vrije en creatieve keuzen en de persoonlijkheid van de auteur
5.1
Een gebruiksvoorwerp is oorspronkelijk indien dit voorwerp de persoonlijkheid van de auteur ervan weerspiegelt en uitdrukking geeft aan de vrije en creatieve keuzen van die auteur. Een voorwerp is niet oorspronkelijk indien voor de vervaardiging ervan technische of ergonomische overwegingen of andere beperkingen gelden die geen ruimte laten voor creatieve vrijheid of daarvoor een ruimte laten die zo beperkt is dat het idee samenvalt met de uitdrukking ervan. Het is namelijk niet de bedoeling dat door het auteursrecht ideeën worden gemonopoliseerd. Beslissend is of de auteur van het voorwerp zijn creatieve vermogen op originele wijze tot uitdrukking heeft gebracht door vrije en creatieve keuzen te maken en het voorwerp zodanig vorm te geven dat het zijn persoonlijkheid weerspiegelt.
Dit persoonlijk stempel van de maker kan in verschillende mate tot uiting komen, en kan zelfs zeer zwak zijn, maar moet aanwezig zijn. Het is dit persoonlijk stempel dat het voorwerp zijn unieke karakter geeft, in die zin dat het voorwerp zich onderscheidt van elk gelijkaardig voorwerp dat door iemand anders is gemaakt [3] . Onbeduidende keuzen of keuzen die alleen maar een trend volgen zonder een eigen noot aan een voorwerp te voegen, voldoen daarom niet aan dit criterium. Verder geldt dat een bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen toch een oorspronkelijk werk in de zin van de Auteurswet kan zijn, indien de selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt [4] . Daarbuiten valt dat wat een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen [5] .
5.11
Het gaat weliswaar om vrije en creatieve keuzen van de maker bij het ontwerpen van het voorwerp waarvoor auteursrechtbescherming wordt geclaimd, maar dat betekent niet dat het vormgevingserfgoed geheel buiten beschouwing moet worden gelaten, zoals LBC ten onrechte stelt. Aan de hand van het vormgevingserfgoed kan namelijk feitelijk worden vastgesteld wat de creatieve ruimte is en of de auteur die zo heeft ingevuld dat het zijn persoonlijkheid weerspiegelt
5.12
Bij de beoordeling van de vraag of er in het werk sprake is van vrije en creatieve keuzen van de auteur die zijn persoonlijkheid weerspiegelen, moet de rechter rekening houden met alle relevante elementen van de zaak, waaronder de specifieke aard van het betrokken werk. Het gaat hier om bedden. Bedden zijn in de eerste plaats gebruiksvoorwerpen. De vormgevingskeuzen daarvan worden grotendeels ingegeven door technische en ergonomische eisen, maar dat sluit niet uit dat er nog ruimte over is voor vrije en creatieve keuzen die een persoonlijke noot aan de bedden toevoegen. Het is aan LBC om dat aan te tonen.
5.13
Bepalend voor de beoordeling is het moment van creatie. Door LBC is onweersproken gesteld dat de betrokken bedden, door haar aangeduid als de Serta Luxury collectie 2.0, in de periode 2018-2020 zijn gecreëerd en - zoals blijkt uit de overgelegde concept brochure - begin 2021 openbaar zijn gemaakt.
Beoordeling oorspronkelijkheid individuele bedden
5.14
LBC stelt dat [naam1] ten aanzien van de individuele bedden van haar Serta Luxury collectie de volgende creatieve subjectieve keuzen heeft gemaakt:
de keuze om de driedimensionale versierde zijkant van het matras prominent deel uit te laten maken van de vormgeving van de bedden,
deze keuze te benadrukken door de omlijsting van het ligoppervlak en hoofdbord in dezelfde kleur en stof uit te voeren,
de keuze voor de driedimensionale omlijsting in
diamondof
tubepatroon;
Het
diamondpatroon bestaat uit vierkante, gevulde, en naar buiten bollende vakken van gelijke grootte waarbij op de hoeken van de vierkanten telkens met dubbele stiksels een ruitvormig 3D element is aangebracht,
Het
tubepatroon bestaat uit gelijkvormige, relatief brede, verticaal geplaatste banen. Die banen worden gevormd door evenwijdige verticale stiksels, waarbij de compartimenten die door de stiksels worden gevormd gevuld zijn met vulmateriaal met als gevolg dat de banen naar buiten toe uitpuilen en een vorm aannemen die lijkt op de ronding van halve buizen;
de combinatie van deze patronen met de hierna afgebeelde hoofdborden.
1.
Chandon tube en diamond
2.
Lounge tube en diamond
3.
Magnifique tube en diamond
4.
Magnum tube en diamond
5.
Chess tube en diamond
6.
York tube en diamond
7.
Classico tube en diamond
8.
Brut tube en diamond
9.
Casaletto tube en diamond
10.
Cydonia tube en diamond
11.
Pandora tube en diamond
5.15
De combinatie van de specifieke driedimensionale vorm van het hoofdbord (omtrek en oppervlak) met de specifieke driedimensionale versiering van de verticale omlijsting van het matras, bepalen het gezicht van ieder afzonderlijk boxspring bed uit de Serta Luxury collectie. De getoonde afzonderlijke 22 combinaties van deze elementen vallen binnen de ontwerpvrijheid van de maker en geven de ontwerpen een persoonlijke noot en vormen daarmee een eigen intellectuele schepping en worden beschermd door het auteursrecht. De keuzen zijn gemaakt door [naam1] . De auteursrechten zijn daarmee bij hem ontstaan. Hij heeft die rechten overgedragen aan LBC en dat betekent dat LBC rechthebbende is, aldus nog steeds LBC.
5.16
Dit standpunt wordt door G&G vanuit verschillende invalshoeken bestreden. G&G betwist allereerst dat er sprake is van vrije en creatieve keuzen. Volgens G&G maken de door LBC genoemde kenmerkende elementen van ieder boxspring bed al lang onderdeel uit van het vormgevingserfgoed. G&G verwijst in dit verband naar de in haar producties 6, 17, 32 en 33 opgenomen afbeeldingen van soortgelijke boxspring bedden. Dit betekent volgens haar dat de vereiste persoonlijke noot ontbreekt; de modellen van LBC zijn slechts een variatie op de heersende stijl in de beddenbranche met Treca de Paris als trendsetter. G&G betwist verder dat de keuzen door [naam1] zijn gemaakt. De keuzen worden door de klant gemaakt op basis van door een producent aangeboden patronen. Tot slot voert G&G aan dat voor zover er al sprake is van enige auteursrechten op de bedden uit de Serta Luxury collectie, die rechten niet bij LBC berusten.
Eigen creatieve invulling van de vormgevingsruimte
5.17
Het hof stelt voorop dat boxspring bedden zoals die van de Serta Luxury collectie
in hoge mate technisch en functioneel bepaald zijn. Dit soort bedden bestaan alle uit een frame, met daarop een matras, (soms) een topper en een hoofdbord. De keuze om de omlijsting van het matras en het hoofdbord zo vorm te geven dat het samen het beeldbepalende element van een boxspring bed wordt, is niet technisch of functioneel bepaald en in die zin vrij.
5.18
Het hof stelt aan de hand van de door LBC overgelegde afbeeldingen verder vast dat LBC met haar (over)profilering van de omlijsting van het ligvlak door een veel dikker matras en uitpuilende patronen in combinatie met een vergroot hoofdbord, een persoonlijke tintje heeft gegeven aan de door G&G genoemde trend of stijl van het mee-stofferen van de omlijsting van luxe boxspring bedden die door Treca de Paris is ingezet. Het hof is met LBC van oordeel dat de door LBC gekozen combinaties een eigen gezicht aan de bedden geven en de gekozen combinaties daarom ook niet als triviaal of banaal zijn te beschouwen.
5.19
Het door partijen geschetste vormgevingserfgoed vormt een nadere aanwijzing dat
de keuzen voor de getoonde overdadig gedimensioneerde matrassen met reliëf in combinatie met het vergrote gedetailleerde hoofdbord oorspronkelijk zijn. Geen van de getoonde bedden toont dezelfde combinatie. Aan G&G kan worden toegegeven dat de bedden van Auping, Swiss Sense en de TAF collectie van Decor Wonen wat betreft de afzonderlijke elementen gelijkenis vertonen met de bedden uit de Serta Luxury collectie van LBC, maar het totaalbeeld is als gevolg van de combinatie van het over-gedimensioneerde hoofdbord met de over-geprofileerde omlijsting van het matras anders. Bovendien heeft G&G niet aangetoond dat de bedden van Swiss Sense en Decor Wonen op het moment van creatie van de Serta Luxury collectie al op de markt waren. Van belang is verder dat Decor Wonen, zoals LBC onbetwist heeft gesteld, de verkoop van deze bedden na sommatie door LBC heeft gestaakt.
5.2
Het vullen van de compartimenten van het
tubeen
diamantpatroon is naar het oordeel van het hof een vrije creatieve keuze die niet wordt bepaald door de ontwikkelaars van de door Yatsan gebruikte machines, zoals G&G aanvoert. Dat beide patronen, in de ongevulde en niet overgedimensioneerde verschijningsvorm, onderdeel uitmaken van het vormgevingserfgoed, doet dan ook geen afbreuk aan de originaliteit van de door LBC gemaakte keuze. Met haar keuze voor de opgevulde patronen in combinatie met de opgevulde hoofdborden, heeft LBC een eigen unieke stempel gedrukt op haar ontwerpen. Zij biedt die ontwerpen aan. Dat andere fabrikanten de klanten de keuze hebben om zelf een bed samen te stellen met delen van die elementen, is voor de beoordeling van de oorspronkelijkheid van de Serta Luxury collectie niet van belang.
Conclusies auteursrecht
5.21
De conclusie uit het voorgaande is dat de onder 5.14 afgebeelde bedden uit de Serta Luxury collectie voldoen aan de eis van eigen intellectuele schepping en daarmee auteursrechtelijk beschermd zijn. De bescherming is, zoals LBC ook zelf heeft aangegeven, beperkt tot de getoonde specifieke driedimensionale vormen van de omlijsting van het matras in combinatie met de driedimensionaal vormgegeven hoofdborden.
Beoordeling collectie als verzameling werk
5.22
LBC heeft haar stelling dat de gehele collectie daarnaast als verzameling auteursrechtelijke bescherming geniet, niet onderbouwd. In het bijzonder heeft zij niet aangegeven op grond waarvan de verzameling van de bedden voldoet aan de eis van eigen intellectuele schepping en waaruit de subjectieve creatieve keuzen bestaan. De enkele omstandigheid dat de gecombineerde elementen van de afzonderlijke bedden voldoende oorspronkelijk zijn, betekent nog niet dat de collectie van die elementen dat ook is.
Het hof wijst de auteursrechtelijke bescherming van de gehele collectie als verzameling dan ook af.
LBC is rechthebbende
5.23
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of LBC, zoals zij stelt, rechthebbende is op de beschreven auteursrechtelijke werken. Zij stelt primair dat [naam1] de maker is van deze Serta Luxury collectie 2.0 en dat hij zijn rechten heeft overgedragen aan LBC. Subsidiair, namelijk voor het geval het hof mocht oordelen dat de rechten bij Yatsan of bij Yatsan en [naam1] gezamenlijk berusten, voert zij aan dat Yatsan haar rechten aan LBC heeft overgedragen.
5.24
Het hof stelt voorop dat de vraag wie rechthebbende is op de auteursrechtelijke werken, moet worden beoordeeld aan de hand van het recht van het land van herkomst van de gestelde maker, in dit geval Nederlands recht. Nederlands recht is als gevolg van de in de overeenkomst van overdracht opgenomen rechtskeuze ook van toepassing op de vraag of [naam1] zijn auteursrechten rechtsgeldig aan LBC heeft overgedragen.
5.25
Als meest verstrekkend verweer voert G&G aan dat Treca de Paris of MPS al dan niet gezamenlijk met [naam1] de auteursrechthebbenden zijn. Het hof gaat aan dit verweer voorbij. Met dit standpunt miskent G&G namelijk dat de getoonde combinaties van de Serta Luxury collectie 2.0 moeten worden aangemerkt als zelfstandige werken.
5.26
LBC beroept zich op artikel 6 Aw. LBC stelt dat de ontwerpen voor de Serta Luxury collectie en de wijzigingen die hebben geleid tot de collectie 2.0 door [naam1] zijn bedacht. Daarbij gaat het niet alleen om de stoffen, maar ook om de stiksels, de dikte en maatvoering van de patronen op de matrassen en de hoofdborden. Yatsan werkte de voorstellen uit in proefopstellingen en technische tekeningen die dan vervolgens door [naam1] werden goedgekeurd. De ontwerpen zijn daarmee volgens LBC onder leiding en toezicht van [naam1] tot stand gekomen. Ter onderbouwing van de geschetste gang van zaken, verwijst LBC naar de door haar overgelegde gespreksverslagen en e-mails.
5.27
De door LBC geschetste gang van zaken vindt naar het oordeel van het hof voldoende steun in genoemde stukken. Dat [naam1] op die manier de uiteindelijke vormgeving van de bedden bepaalde, is door Yatsan bovendien op 13 januari 2025 schriftelijk bevestigd. Van belang is verder dat G&G met zoveel woorden heeft erkend dat [naam1] de Serta collectie heeft doorontwikkeld [6] . Daarmee heeft LBC naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd gesteld dat [naam1] de auteursrechtelijke relevante inbreng voor de in deze zaak betrokken bedden heeft geleverd.
5.28
[naam1] heeft al haar (huidige en toekomstige) auteursrechten op de bedden die onder het merk Serta worden verkocht in een akte overgedragen aan LBC. De akte is door beide partijen getekend en gericht op de overdracht van de auteursrechten. Daarmee voldoet de akte aan de eisen die artikel 2 Aw daaraan stelt. Dat deze akte pas in het kader van de procedure bij de rechtbank is opgesteld of om niet is, heeft in tegenstelling tot G&G stelt, geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht van de auteursrechten aan LBC.
Auteursrechtinbreuk G&G
5.29
Over de auteursrechtinbreuk kan het hof kort zijn. Omdat de auteursrechtelijk beschermde elementen van de bedden uit de Serta Luxury collectie één op één terugkomen in de collectie Norma Hotel Chique is er sprake van een verboden verveelvoudiging en maakt G&G met de verhandeling van die bedden inbreuk op de auteursrechten van LBC. G&G heeft bovendien ook niet betwist dat de collecties in hoge mate overeenstemmen. Zij heeft zicht wat betreft de inbreuk beperkt tot het verweer dat ontlening niet mag worden vermoed omdat de Serta Luxury collectie zelf nauwelijks afwijkt van het door G&G beschreven vormgevingserfgoed. Gelet op wat het hof in rechtsoverweging 5.19 heeft overwogen, gaat dat verweer niet op.
Geen onrechtmatig handelen LBC
5.3
Het directe gevolg van de aangenomen auteursrechtinbreuk is dat LBC met het handhaven van haar rechten door het versturen van sommatiebrieven aan G&G en haar wederverkopers niet onrechtmatig heeft gehandeld. Alle daarop gebaseerde vorderingen van G&G wijst het hof alsnog af.
Beoordeling vorderingen LBC
5.31
Als resultante van het voorgaande is het door LBC gevorderde inbreukverbod toewijsbaar. Het hof beperkt dit verbod tot de bedden genoemd onder 4.2.
5.32
Het hof is verder van oordeel dat LBC voldoende belang heeft bij de door haar gevorderde opgave van onder andere de aantallen ingekochte en verkochte bedden. De vordering tot bevel tot opgave van informatie ziet op een ‘gecertificeerde’ verklaring van een onafhankelijke registeraccountant. Het hof zal de gevorderde certificering, voor zover hiermee wordt bedoeld dat de accountant een
assurancedient te geven dat de opgave een getrouwe weergave van de werkelijkheid is, niet toewijzen. Een accountant kan namelijk op grond van zijn gedragsregels in deze situatie slechts bevestigen dat de opgave overeenkomt met de desbetreffende administratie. Het hof zal LBC bevelen opgave te doen en deze opgave te voorzien van een door een onafhankelijke registeraccountant opgesteld rapport van feitelijke bevindingen naar aanleiding van een vergelijking van de opgave van G&G met de administratie van G&G zonder
assuranceover de volledigheid en betrouwbaarheid van die administratie en opgave. Het hof gaat ervanuit dat de op te leggen dwangsom voldoende is om G&G te bewegen een juiste opgave te doen.
5.33
Het hof ziet aanleiding de dwangsommen te maximeren, voor het verbod tot een bedrag van € 500.000,- en voor de opgave tot een bedrag € 100.000,-.
5.34
G&G zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de beide instanties. Omdat de (oorspronkelijke) procedures in conventie en reconventie onlosmakelijk met elkaar zijn verweven zal bij de berekening van de proceskosten dat onderscheid niet worden gemaakt.
5.35
LBC vordert dat G&G op de voet van artikel 1019h Rv wordt veroordeeld tot vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten. Zij maakt aanspraak op een bedrag van € 35.719,44 voor eerste aanleg. Van dit bedrag heeft volgens LBC 25% betrekking op het auteursrecht (€ 8.929,86). In hoger beroep vordert zij een bedrag van € 53.048,99-, waarvan volgens LBC 33% (€ 17.506,17) aan het auteursrecht is besteed. G&G heeft geen bezwaar gemaakt tegen hoogte van beide bedragen en de genoemde percentages.
5.36
Het hof heeft de taak ambtshalve te beslissen over de toewijsbaarheid van de proceskosten en de hoogte daarvan. Op grond van artikel 1019h Rv wordt de in het ongelijk gestelde partij (G&G) op vordering van de in het gelijk gestelde partij (LBC) veroordeeld in redelijke en evenredige proceskosten die de in het ongelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. De Indicatietarieven in IE-zaken [7] geven richtlijnen voor wat redelijk en evenredig is. Naar het oordeel van het hof gaat het hier om een in de Indicatietarieven genoemde normale bodemzaak. Daarvoor geldt in eerste aanleg en hoger beroep een maximaal tarief van € 20.000,-. Dit betekent dat in lijn met de door LBC gestelde percentages voor het auteursrechtelijke deel in eerste aanleg een bedrag van
€ 5.000,- en in hoger beroep een bedrag van € 6.600,- zal worden toewezen.
5.37
Voor het overige vindt toewijzing van de kosten plaats op basis van het normale liquidatietarief voor een vordering van onbepaalde waarde. In eerste aanleg komt dat neer op een door G&G aan LBC te betalen bedrag van € 921,- (75% van € 1.228,-) en in hoger beroep op een bedrag van € 1.626,76 (67% van € 2.428,-).
5.38
Opgeteld is dat € 14.147,76 voor salaris advocaat.
5.39
LBC vordert in deze zaak ook nog terugbetaling van wat zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan G&G heeft betaald. Het hof overweegt dat voor zover LBC deze betaling aan G&G daadwerkelijk heeft gedaan, de rechtsgrond daarvan door dit arrest met terugwerkende kracht is komen te vervallen en dat een verbintenis uit onverschuldigde betaling ten laste van LBC is ontstaan op het moment waarop zij deze betaling heeft verricht. Het hof zal de vordering van LBC tot ongedaanmaking van de betaling toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
5.4
Het hof zal verder in lijn met wat door LBC is gevorderd het arrest waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.Beslissing

Het hof:
6.1
vernietigt vonnis van de rechtbank Overijssel van 26 juli 2023 en beslist als volgt:
6.2
beveelt G&G met onmiddellijke ingang na betekening van dit arrest te staken en gestaakt te houden iedere verdere inbreuk in Nederland op de auteursrechten van LBC die rusten op in dit arrest omschreven en afgebeelde werken, in het bijzonder door in Nederland te staken en gestaakt te houden het verhandelen, produceren, adverteren, te koop aanbieden, verkopen, leveren of anderszins distribueren van een of meer van de door G&G onder de aanduidingen Vanquish Royal, Vantage Royal, Mirage, Spectre, Continental, Ghost, Vanquish, Shadow, Phantom, Cullinan en/of Dawn op de markt gebrachte bedden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per individueel exemplaar van een product waarmee dit bevel wordt overtreden, dan wel € 50.000 per dag waarop geheel of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld met dit bevel, met een maximum van € 500.000,-
6.3
veroordeelt G&G binnen 6 weken na betekening van dit arrest aan de advocaten van LBC, mrs. S.A. Klos en A. Ringnalda, opgave te doen van de volgende gegevens en deze opgave te voorzien van een door een onafhankelijk registeraccountant opgesteld rapport van feitelijke bevindingen naar aanleiding van een vergelijking van de opgave van G&G met de administratie van G&G, zoals hiervoor bedoeld in 5.32:
a. het totale aantal exemplaren van de bedden Vanquish Royal, Vantage Royal,
Mirage, Spectre, Continental, Ghost, Vanquish, Shadow, Phantom (inclusief de Royal uitvoering), Cullinan en/of Dawn dat G&G heeft geproduceerd dan wel heeft laten produceren;
het totale aantal exemplaren van deze bedden dat G&G heeft ingekocht;
het totale aantal exemplaren van deze bedden dat G&G in voorraad heeft;
het totale aantal exemplaren van deze bedden dat G&G heeft verkocht;
de inkoopsprijs en verkoopsprijs van deze bedden;
de totale winst die G&G heeft behaald met de verhandeling van deze bedden;
de volledige naam/namen en adres/adressen van de leverancier(s) en/of producenten(en) en/of eventuele (andere) derde(n) die betrokken zijn (geweest) bij de productie en verhandeling van deze bedden.
Op het niet tijdig doen van de opgave, verbeurt G&G een dwangsom van € 1.000,- per dag met een maximum van € 100.000,-
6.4
veroordeelt G&G tot vergoeding van de door LBC ten gevolge van het
het onrechtmatig handelen van G&G geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6.5
veroordeelt G&G in de kosten van het geding in eerste aanleg en hoger beroep, aan de zijde van Vitra tot op de dag van het bestreden vonnis begroot op € 14.147,76 voor salaris advocaat en € 783,- voor griffierecht;
6.6
veroordeelt G&G tot terugbetaling aan LBC van al wat LBC ter uitvoering van het bestreden vonnis aan G&G heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
6.7
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de hiervoor genoemde veroordelingen en bevelen;
6.8
wijst af wat verder is gevorderd door LBC en G&G.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.E. Weening, J.H. Kuiper en M. Schut en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 12 september 2019, C683/17, EU:C:2019:721,
2.HvJ EU 24 oktober 2024, C-227/23, ECLI:EU:C:2024:914,
3.Vgl. AG SZPUNAR in de gevoegde zaken C580/23 en C795/2
4.HR 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529,
5.HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153,
6.Zie conclusie van antwoord in reconventie van G&G, alinea 14.
7.Versie 1 april 2017