ECLI:NL:GHARL:2025:8175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
21-002179-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling, verlaten van de plaats van een ongeval en poging tot doodslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor mishandeling, het verlaten van de plaats van een ongeval en poging tot doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft meerdere incidenten, waaronder een mishandeling op 13 maart 2023, het verlaten van de plaats van een verkeersongeval op 30 juli 2022, en een poging tot doodslag op 2 april 2022. Het hof heeft de veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, maar geen grondslag heeft gevonden voor een verminderde mate van toerekenbaarheid. De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht, maar dit is door het hof verworpen. De verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten, en de vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verbeurdverklaring van de in beslag genomen Fiat Punto opgelegd, die is gebruikt bij de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002179-24
Uitspraakdatum: 4 december 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 14 mei 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-073095-23 en 18-098207-23, 18-328491-22, tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende te 9736 AM [stad] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 januari 2025, 20 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • de vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • de veroordeling van verdachte voor de mishandeling, het verlaten van de plaats van het ongeval en de poging tot doodslag tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, hebben aangevoerd.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van wat aan hem in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 1 is ten laste gelegd. Verdachte heeft het hoger beroep onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep is dus ook gericht tegen die vrijspraak. Verdachte kan tegen een beslissing tot vrijspraak geen hoger beroep instellen. Het hof verklaart verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak.

Het vonnis

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 mei 2024 verdachte veroordeeld voor de mishandeling, het verlaten van de plaats van het ongeval en de poging tot doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Daarnaast heeft de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van zes maanden en de in beslag genomen Fiat Punto verbeurd verklaard.
Het hof vernietigt het vonnis om redenen van doelmatigheid en doet daarom opnieuw recht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-073095-23:hij op of omstreeks 13 maart 2023 te [pleegplaats] , althans in de gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen en/of die [slachtoffer 1] zijn keel dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) met gebalde vuist op het hoofd/gezicht te slaan/stompen.
Zaak met parketnummer 18-328491-22 (gevoegd):2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [plaats 5] op/aan de kruising [plaats 1] / [plaats 2] , op of omstreeks 30 juli 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht.
Zaak met parketnummer 18-098207-23 (gevoegd):primairhij op of omstreeks 2 april 2022 te [stad] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer 4] heeft aangereden en/of over (de benen van) die [slachtoffer 4] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 2 april 2022 te [stad] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer 4] heeft aangereden en/of over (de benen van) die [slachtoffer 4] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairhij op of omstreeks 2 april 2022 te [stad] , [slachtoffer 4] heeft mishandeld door als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer 4] aan te rijden en/of over (de benen van) die [slachtoffer 4] heen te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van parketnummer 18-328491-22 het verlaten van de plaats van het ongeval
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de bestuurder is geweest van de auto en dat alles, waaronder de aangetroffen haren, in de auto mogelijk door elkaar is gehusseld omdat de auto aan het slingeren was.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat er voldoende bewijs is. Het hof twijfelt niet aan de juistheid en betrouwbaarheid van dat bewijs. Als cassatie wordt ingesteld, neemt het hof de bewijsmiddelen op in een aanvulling op dit arrest.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 30 juli 2022 is een auto, na een achtervolging door de politie, tot stilstand gekomen tegen een gevel van een pand op de kruising tussen de [plaats 1] en de [plaats 2] in [plaats 5] . Verbalisanten zagen twee personen wegrennen van de auto, waarvan verdachte er één was. De voorruit van de auto was op twee plaatsen gebarsten en naar buiten gebogen. In het midden van de beschadiging, ter hoogte van de bestuurdersstoel, zagen verbalisanten korte donkergekleurde krullende haren. De binnenzijde van de beschadiging is bemonsterd op aanwezigheid van DNA. Er is een DNA-spoor aangetroffen waarvan het profiel overeenkomt met dat van verdachte en waarvan de kans dat een willekeurig ander persoon dat DNA-profiel heeft, kleiner is dan één op een miljard. Tevens zijn er op de bestuurdersstoel donkergekleurde, krullende haren aangetroffen. In het midden van de beschadiging ter hoogte van de bijrijdersstoel zagen verbalisanten korte blonde haren.
Dat het DNA-spoor en de donkergekleurde, krullende haren, door het slingeren van de auto aan de bestuurderszijde van de auto zijn terechtgekomen, is niet aannemelijk geworden. Ook het scenario van verdachte, dat zijn haren bij het verlaten van de auto via de bestuurderszijde daar terecht zijn gekomen acht het hof niet aannemelijk geworden, nu er (onder meer ook) haren/DNA van verdachte in het midden van de beschadiging van de ruit zijn/is aangetroffen. Volgens verbalisanten kan de schade aan de voorruit van de auto veroorzaakt zijn doordat de inzittenden tijdens de aanrijding met het hoofd tegen de voorruit zijn gebotst. Gelet op het vorenstaande, is het hof met de rechtbank van oordeel dat verdachte de bestuurder is geweest van de auto ten tijde van het ongeval. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van het ongeval, terwijl hij daar als bestuurder bij betrokken is geweest.

Ten aanzien van parketnummer 18-098207-23 – de poging tot doodslag

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet over de benen van het slachtoffer is gereden en dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het beroven van het leven van het slachtoffer. Het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling, kan daarentegen wel bewezen worden verklaard.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat er voldoende bewijs is. Het hof twijfelt niet aan de juistheid en betrouwbaarheid van dat bewijs. Als cassatie wordt ingesteld, neemt het hof de bewijsmiddelen op in een aanvulling op dit arrest.
Het hof overweegt daarbij als volgt.
Vaststelling feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangever [slachtoffer 4] heeft onder meer tegenover de politie verklaard dat hij op 2 april 2022 werkzaam was in [plaats 3] , gelegen aan de [plaats 4] in [stad] . Omdat hij buiten een aantal van zijn klanten zag schreeuwen richting een [man] , liep hij richting de man om een confrontatie te voorkomen. De man nam plaats achter het stuur van een geparkeerde grijze auto, waarvan de motor draaide. Aangever liep richting de man en zag dat een andere omstander de confrontatie met de man wilde aangaan. Aangever is tussen deze omstander en de man in gaan staan en heeft de omstander en wat klanten van hem weg gestuurd zodat zij niet meer in de richting van de man zouden lopen. Terwijl hij dat deed stond aangever naast de auto van de man, waarvan het bestuurdersportier nog open stond. Aangever heeft verklaard dat hij tegen de man heeft gezegd dat hij ervoor ging zorgen dat niemand aan hem zou komen en dat als hij nu wegreed, het wel goed zou komen en dat niemand hem meer zou aanvallen. Aangever hoorde niet veel later het toerental van de auto omhoog gaan en zag de bestuurdersportier met hoge snelheid op zich af komen. Aangever voelde dat de deur hem met kracht raakte op het bovenlichaam. Hij zag dat de deur hem zo hard raakte dat de deur doorschoot in de richting van de motorkap. Door de klap viel hij achterover op straat. Aangever draaide zijn hoofd en zag dat de auto achteruit was gereden. Terwijl hij op de grond lag hoorde aangever het toerental van de motor weer omhoog gaan. Hij zag dat het voertuig zo’n vijf à zes meter van hem af stond. Hij zag dat het voertuig vooruit reed en op hem afkwam. Het lukte aangever zichzelf negentig graden te draaien. Toen hij net negentig graden gedraaid was zag aangever dat de man met zijn auto over aangever zijn benen heen reed.
Uit de op 8 augustus 2022 opgestelde medische verklaring blijkt dat aangever [slachtoffer 4] op 2 april 2022 bij het [ziekenhuis] is geweest vanwege een geweldsincident. Bij het onderzoek is het volgende waargenomen: een tijdelijke roodverkleuring in de linkerflank, schaafwonden aan de linkerarm en op beide knieën en bloeduitstortingen aan beide scheenbenen zonder zwellingen.
Getuige [getuige] heeft onder meer tegenover de politie verklaard dat hij op 2 april 2022 zag dat [slachtoffer 4] (het hof begrijpt: [slachtoffer 4] ) buiten in gesprek was met een man. Hij hield hem rustig. Vervolgens zag hij dat de man uit het niets met zijn auto achteruit reed en [slachtoffer 4] hierbij raakte omdat de deur van de auto nog open stond. De deur klapte hierdoor de verkeerde kant op. Getuige [getuige] stond ernaast en viel samen met [slachtoffer 4] op de grond. Vervolgens zag hij dat de auto vooruit, over [slachtoffer 4] zijn been reed.
Het hof constateert dat de verklaring van aangever [slachtoffer 4] op essentiële punten wordt ondersteund door de letselverklaring en de verklaring van [getuige] . Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte over de benen van aangever is gereden.
(Voorwaardelijk) opzet
Het hof stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om aangever van het leven te beroven. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt immers niet op te maken dat verdachte doelgericht op het slachtoffer is ingereden of doelbewust over zijn benen is gereden.
Opzet op de dood kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood zal afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Bij de beoordeling of in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin, heeft het hof het navolgende in aanmerking genomen.
Aanmerkelijke kans
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat aangever met andere omstanders naast de auto van verdachte stond, terwijl de bestuurdersportier van de auto open was. Verdachte is vervolgens met hoge toeren ineens achteruit gereden, waardoor hij met de portier tegen aangever aan reed en de bestuurdersportier doorschoot in de richting van de motorkap. Hierdoor viel aangever op de grond. Door vervolgens met hoge toeren vooruit in de richting van aangever, die op de grond lag, en andere omstanders te rijden, bestond er een aanmerkelijke kans dat verdachte aangever zou aanrijden waardoor deze vervolgens zou komen te overlijden. Een aanrijding van een auto, een zwaar object, met een op de grond liggend persoon kan immers vanwege de kwetsbaarheid van vitale delen van het lichaam potentieel dodelijk zijn. Dat verdachte niet over vitale delen van het lichaam van aangever is gereden, maar over zijn benen, was het gevolg van het adequate handelen van aangever zelf, die zich nog net 90 graden heeft kunnen draaien.
Bewuste aanvaarding
Uit de uiterlijke verschijningsvorm is af te leiden dat verdachte deze aanmerkelijke kans op de dood ook heeft aanvaard. Verdachte wist dat aangever naast hem stond toen hij plotseling achteruit reed. Hij had aangever vlak daarvoor immers nog gesproken. Dat hij tijdens het achteruit rijden iemand heeft geraakt, kan hem niet zijn ontgaan vanwege het omgeklapte bestuurdersportier. De gehele manoeuvre van het met hoge toeren achteruit rijden en vervolgens vooruit weg rijden heeft al met al slechts 6 seconden geduurd. Die korte duur onderstreept het onverhoedse karakter van verdachtes handelen. Door onder de gegeven omstandigheden deze onverhoedse manoeuvre met een auto te maken en koste wat het kost vooruit weg te rijden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand zou komen te overlijden.
Met de rechtbank acht het hof de primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-073095-23 en in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-098207-23 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-073095-23:hij op 13 maart 2023 te [pleegplaats] , in de gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen en die [slachtoffer 1] zijn keel dicht te knijpen en die [slachtoffer 1] meermalen met gebalde vuist op het gezicht te slaan/stompen.
Zaak met parketnummer 18-328491-22 (gevoegd):2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [plaats 5] op de kruising [plaats 1] / [plaats 2] , op 30 juli 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht.
Zaak met parketnummer 18-098207-23 (gevoegd):primairhij op 2 april 2022 te [stad] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto die [slachtoffer 4] heeft aangereden en over de benen van die [slachtoffer 4] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-073095-23 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 18-098207-23 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder parketnummer 18-098207-23 – de poging tot doodslag – een beroep gedaan op psychische overmacht bij verdachte. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte was omringd door een grote groep mensen die zich zeer dreigend jegens hem opstelde. Hierdoor kon verdachte niet anders dan vluchten.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van culpa in causa. Verdachte was onder invloed van alcohol en stelde zich escalerend op. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol een ontremmende werking heeft. Verdachte heeft zichzelf verwijtbaar in de situatie gebracht, waardoor het verweer dient te worden verworpen.
Oordeel van het hof
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht.
Van psychische overmacht is in zijn algemeenheid sprake bij een van buiten komende drang waaraan een verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat een verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Verdachte was onder invloed van alcohol en stelde zich voorafgaand aan het incident opstandig en escalerend op. Het was mede aan zijn eigen gedrag te wijten dat hij in de situatie terecht is gekomen, zodat hij hiervoor zelf verantwoordelijk is (culpa in causa). Onder die omstandigheden komt verdachte een beroep op psychische overmacht niet toe.
Verdachte is dan ook strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf van minder dan 240 uren. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte momenteel hulp ontvangt en dat er nog de nodige hulpverlening dient plaats te vinden. Een forse taakstraf gaat verdachte mogelijk te zwaar belasten.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 2 april 2022 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en op 13 maart 2023 aan een mishandeling. Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van beide slachtoffers. Verdachte heeft met zijn handelen pijn en letsel veroorzaakt en bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast heeft verdachte zich op 30 juli 2022 schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van het ongeval. Verdachte beschikte niet over een rijbewijs en is desondanks een auto gaan besturen. Nadat verdachte tegen een woning was aangereden waardoor schade was ontstaan, heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. Dit getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef. Verdachte heeft met zijn handelen schade en overlast veroorzaakt en aangetoond weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Justitiële documentatie (strafblad)
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 16 oktober 2025, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten. Het hof weegt dat in strafverzwarende zin mee. Verder blijkt uit het strafblad dat verdachte na de bewezenverklaarde feiten is veroordeeld wegens het plegen van andere strafbare feiten. Gelet hierop is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Persoon van verdachte
Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die op de zitting door verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht en zoals deze ook blijken uit de verschillende rapportages die over verdachte zijn opgesteld.
Het hof heeft onder meer gelet op het psychologisch onderzoek van 10 juni 2025, opgesteld door [psycholoog] , GZ-psycholoog, en op het reclasseringsadvies van 21 oktober 2025, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij het Leger des Heils
Noord-Nederland. Hoewel de GZ-psycholoog onvoldoende eigen diagnostiek heeft kunnen doen om een eventuele andere diagnose te kunnen stellen of uit te sluiten, is er geen aanleiding geweest om de diagnose van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis niet over te nemen. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsadvies dat verdachte een WLZ-indicatie heeft en inmiddels verblijft in een forensisch beschermde woonvorm. Verdachte ontvangt dagelijks begeleiding en slikt medicatie. De huidige structuur en begeleiding zorgen voor stabiliteit en een afname van risicogedrag. Die bieden voldoende continuïteit en mogelijkheden tot ingrijpen. Een (langere) onvoorwaardelijke gevangenisstraf doorkruist het hulpverleningstraject dat inmiddels vanuit het zorgkader is opgezet.
Doordat het diagnostisch onderzoek van de GZ-psycholoog onvolledig is geweest, heeft de GZ-psycholoog geen advies kunnen geven over de mate van toerekening. Daarbij komt dat concrete informatie over de psychische problematiek van verdachte in de jaren 2022 en 2023 ontbreekt. Gelet op het vorenstaande ziet het hof, op basis van het dossier, onvoldoende grondslag voor het aannemen van een verminderde mate van toerekenbaarheid. Desalniettemin ziet het hof wel aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met de ernstige psychische problematiek van verdachte.
Strafoplegging
Hoewel bij feiten als de onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer passend en geboden is, ziet het hof, gezien de psychische problematiek van verdachte en diens bijzondere persoonlijke omstandigheden, waaronder het inmiddels opgezette hulpverleningstraject vanuit het zorgkader, reden om in dit geval te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur. Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten zal het hof daarnaast een forse taakstraf opleggen, zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
Rekening houdend met het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Beslag

Het in de zaak met parketnummer 18-098207-23 primair bewezenverklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen Fiat Punto. De Fiat Punto behoort verdachte toe. De Fiat Punto wordt daarom verbeurdverklaard. Hierbij is rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.

Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 13.795,74 (inclusief € 1.838,39 b.t.w.) ingediend. De rechtbank heeft ten onrechte niet beslist op de vordering van de benadeelde partij, die tijdig, te weten op 17 februari 2023, is binnengekomen bij het Arrondissementsparket Noord-Nederland. De benadeelde partij heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag nog steeds wordt gevorderd. Het hof dient daarom een beslissing te nemen over de bij de rechtbank gevorderde schadevergoeding.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Oordeel van het hof
Op de zitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 (het verlaten van de plaats van het ongeval) bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft op het schadevergoedingsformulier aangegeven dat de auto tegen de woning van [slachtoffer 2] is aangereden, waardoor kosten zijn gemaakt voor het herstel daarvan. Ter onderbouwing van de geleden schade is een offerte aangeleverd van een bouwbedrijf voor “herstel werkzaamheden aanrijdschade [plaats 2] te [plaats 5] ”, waarbij per type werkzaamheden de kosten zijn gespecificeerd. Dat de benadeelde partij schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag (exclusief b.t.w.) van € 11.956,81 is, gelet op het vorenstaande en in het licht van de gegeven onderbouwing, door de verdediging onvoldoende betwist. De enkele omstandigheid dat de verdediging aan de benadeelde partij vragen had willen stellen over een verzekering of een factuur is in dat licht onvoldoende. Het verzoek tot schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen tot dat bedrag. Wat meer is gevorderd (de € 1.838,39 b.t.w.), wijst het hof af.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Wettelijke rente
Het hof zal de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade bepalen op 30 juli 2022.
Proceskosten
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Wetsartikelen

De straf en/of maatregel is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-073095-23 en in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-098207-23 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-073095-23 en in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-098207-23 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Fiat Punto met kenteken [kenteken] (goednummer: [nummer] ).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.956,81 (elfduizend negenhonderdzesenvijftig euro en eenentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-328491-22 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 11.956,81 (elfduizend negenhonderdzesenvijftig euro en eenentachtig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 94 (vierennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 juli 2022.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. van der Zwaag, griffier,
en op 4 december 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.