ECLI:NL:GHARL:2025:852

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.336.767/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door vernieling van autospiegels en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende schadevergoeding na vernieling van autospiegels. De appellant, die in hoger beroep ging tegen een vonnis van de kantonrechter, stelde dat [geïntimeerde] op 23 juli 2022 zijn auto had beschadigd door tegen de spiegels te schoppen. De schade werd door [appellant] begroot op € 8.422,94, inclusief kosten voor het opstellen van een schaderapport. De kantonrechter had echter slechts een klein deel van de schadevergoeding toegewezen, wat aanleiding gaf voor het hoger beroep.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat [geïntimeerde] inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld door de autospiegels te vernielen. Het hof heeft de relevante feiten en de bewijsvoering van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de schade die [appellant] had geleden, waaronder de kosten voor herstel van de spiegels en de deuk in de auto, voor een groter deel toewijsbaar was dan door de kantonrechter was gedaan. Het hof heeft de schade vastgesteld op € 1.680,19, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022.

Daarnaast heeft het hof [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in civiele zaken en de mogelijkheden voor schadevergoeding bij onrechtmatige daden. Het hof heeft de eerdere beslissingen van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en de vorderingen van [appellant] in hoger beroep grotendeels toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.336.767/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10431345
arrest van 18 februari 2025
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. D.G.A. Rossi te Kerkrade,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. E.R. Postma te Winschoten.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, (hierna: kantonrechter) op 17 oktober 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 20 februari 2024
  • de memorie van grieven van 25 april 2024
  • de memorie van antwoord van 8 juli 2024
  • een akte van 22 november 2024.
1.2
Op 2 december 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal).
1.3
Vervolgens is arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1
Op 23 juli 2022 heeft [geïntimeerde] de auto van [appellant] beschadigd. [appellant] heeft hierdoor schade geleden en wil deze schade verhalen op [geïntimeerde] . De schade is door [appellant] gesteld op € 8.422,94, inclusief de kosten voor het opstellen van het schaderapport.
2.2
[appellant] is een procedure gestart en heeft bij de kantonrechter gevorderd uit te spreken (verklaren voor recht) dat [geïntimeerde] onrechtmatig tegenover [appellant] heeft gehandeld en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, inclusief de wettelijke rente.
2.3
De kantonrechter heeft slechts een klein deel van de gevorderde schadevergoeding toegewezen na aftrek van het al via de strafbeschikking van de officier van justitie toegewezen bedrag, per saldo € 11,15. De buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd. De bedoeling van het hoger beroep is dat het hele gevorderde bedrag aan schade wordt toegewezen, alsook de buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
2.4
Het hof zal in hoger beroep een groter deel van de schadevordering toewijzen dan de kantonrechter heeft gedaan, maar niet alles. Ook de buitengerechtelijke kosten worden deels toegewezen. [geïntimeerde] zal wel in de proceskosten worden veroordeeld. Dit oordeel zal het hof hierna uitleggen. Eerst zal het hof, voor goed overzicht van de zaak, de relevante feiten vaststellen.

3.De feiten

3.1
Op 23 juli 2022 heeft [geïntimeerde] op de oprit van de woning van zijn zus, de partner van [appellant] , tegen de autospiegels van de auto van [appellant] getrapt (volgens [appellant] ) of geslagen (volgens [geïntimeerde] ). Daardoor zijn (de kappen van) de spiegels vernield.
3.2
[appellant] heeft op diezelfde datum aangifte gedaan van deze vernieling. Van deze aangifte is proces-verbaal opgemaakt.
3.3
[appellant] – die toen nog in [plaats1] woonde – heeft een zogenaamde Reparatur-Kalkulation (hierna: het schaderapport) laten opstellen bij TÜV SÜD Auto Plus in Stuttgart. De kosten voor reparatie zijn in dit rapport begroot op € 8.332,94.
3.4
De officier van justitie heeft [geïntimeerde] een strafbeschikking opgelegd wegens vernieling, huisvredebreuk en mishandeling inhoudende een taakstraf van 50 uren en een betaling aan de Staat van € 876,20 ten behoeve van [appellant] . Er is vervolgens een zitting bij de politierechter geweest waarbij [geïntimeerde] voor vernieling en mishandeling is veroordeeld. De taakstraf is daarbij verlaagd naar 38 uur. De veroordeling tot schadevergoeding heeft de politierechter overgenomen en [geïntimeerde] heeft dit bedrag voldaan.
3.5
[appellant] heeft [geïntimeerde] in een brief van 7 oktober 2022 aansprakelijk gesteld voor de geleden schade en hem gesommeerd om € 8.332,94 aan hem te voldoen. [geïntimeerde] heeft aan deze sommatie niet voldaan.

4.Het oordeel van het hof

Inleiding
4.1
[appellant] heeft vijftien bezwaren (‘grieven’) gericht tegen het oordeel van de kantonrechter. Het hof zal de grieven hierna thematisch behandelen.
Onrechtmatig handelen
4.2
[appellant] stelt zich op het standpunt dat [geïntimeerde] niet alleen tegen de spiegels heeft geslagen, maar ook tegen de auto heeft getrapt. Hij verwijst daarvoor naar een schriftelijke verklaring van zijn partner (en de zus van [geïntimeerde] ) mevrouw [naam1] . Zij verklaart, voor zover relevant, als volgt:

Uiteindelijk hoorde ik mijn broer al roepen buiten, op dat moment nam ik mijn dochter mee en vertelde mijn vriend om mee te komen naar boven en op dat moment zag ik vanuit de woonkamer raam dat mijn broer begon de auto van mijn vriend te schoppen met z’n voeten […] hij heeft de zijspiegels kapot geschopt.
4.3
[appellant] voert verder aan dat bij de schadevaststelling in de buurt van de spiegels krassen en deuken zijn aangetroffen en verwijst daarbij naar de foto’s uit het schaderapport. Volgens hem is het onwaarschijnlijk dat dergelijke schade kan worden toegebracht door enkel tegen het voertuig te slaan. [geïntimeerde] heeft met een dusdanige krachtige beweging de spiegels vernield, dat daarmee ook onderdelen in de nabijheid van de buitenspiegels zijn beschadigd.
4.4
[geïntimeerde] betwist dat hij tegen de spiegels zou hebben geschopt. Hij heeft slechts tegen de spiegels geslagen. Volgens hem kan daardoor geen deuk in de portier ontstaan. Op de foto’s in het schaderapport, zo voert [geïntimeerde] verder aan, zijn geen deuken of krassen zichtbaar. Ook zet [geïntimeerde] vraagtekens bij de verklaring van de partner van [appellant] , omdat deze pas in hoger beroep is overgelegd en niet overeenkomt met het proces-verbaal van aangifte van [appellant] . De verklaring van [appellant] in dat proces-verbaal moet volgens [geïntimeerde] leidend zijn.
4.5
Het hof is van oordeel dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerde] (ook) tegen de spiegels / auto heeft geschopt. Op afbeelding 6 van het schaderapport is met de zogenoemde reflectorscherm zichtbaar gemaakt dat sprake is van een deuk in het linker portier direct onder de buitenspiegel. Het hof is het met [geïntimeerde] eens dat uit het schaderapport niet blijkt van krassen, maar er is wel degelijk sprake van een deuk. Omdat vaststaat dat [geïntimeerde] de linkerbuitenspiegel heeft beschadigd, is het – gelet op de plek waar de deuk zich bevindt – aannemelijk dat daarbij ook deze schade in het portier is ontstaan. Het ligt voor de hand dat een zekere mate van kracht nodig is om een deuk te veroorzaken, bijvoorbeeld met een schop of trap tegen de spiegel en/of het portier. Veel minder aannemelijk is dat dergelijke schade ontstaat door alleen een slaande beweging, zoals [geïntimeerde] stelt.
4.6
Dat [geïntimeerde] tegen de buitenspiegels van de auto heeft geschopt, vindt steun in de schriftelijke verklaring van de partner van [appellant] . Dat de verklaring op sommige punten afwijkt van het proces-verbaal van aangifte, kan verklaard worden door de taalbarrière, omdat [appellant] – zoals bleek ter zitting – geen vloeiend Nederlands spreekt. Overigens is in zowel het proces-verbaal van aangifte als in de verklaring van [naam1] vermeld dat sprake is van schoppen en niet van slaan. Daarnaast heeft [appellant] ter zitting gemotiveerd uiteengezet wat er is gebeurd tijdens het incident, welke uitleg ook aansluit bij de verklaring van [naam1] . Dit alles is door [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd betwist.
De schade
4.7
Nu vast is komen te staan dat [geïntimeerde] tegen de auto heeft geschopt, heeft [appellant] recht op vergoeding van de schade die daardoor is ontstaan, bestaande uit de kosten van herstel van de beschadigde spiegels en een deuk en lakschade aan de linkerzijde van de auto. Bij de begroting van de schade zal het hof aansluiten bij de bedragen zoals opgenomen in het schaderapport dat is overgelegd door [appellant] . [geïntimeerde] heeft de hoogte van deze bedragen als zodanig niet betwist. Wel betwist hij dat diverse in het schaderapport opgenomen posten/werkzaamheden wat te maken (kunnen) hebben met wat aan hem verweten kan worden.
4.8
Voldoende aannemelijk is dat de beschadiging van de buitenspiegels en het linkerportier leidt tot de volgende herstelwerkzaamheden: herstel/vervanging van de buitenspiegels, de elektronische bedrading daarvan, het uitdeuken/vervangen van het linkerportier, spuitwerkzaamheden aan de spiegelbehuizing en het linkerportier en het arbeidsloon van deze werkzaamheden. Voor zover [appellant] op basis van het schaderapport meer of andere kosten vergoed wil krijgen, heeft hij het verband met het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd.
4.9
De schade kan daarmee als volgt worden vastgesteld, al dan niet schattenderwijs:
Aan kosten voor het vervangen van de buitenspiegels € 1.094,31 bestaande uit:
  • vervangen buitenspiegels 2 x € 42,50,
  • vervangen spiegelglas rechts € 21,25,
  • aanbrengen raamschachtstrip 2 x € 42,50,
  • af- en aanbrengen binnenbekleding 4 x € 42,50 en 4 x € 21,25,
  • spuiten spiegelbehuizing 2 x € 42,50.
De kosten voor de onderdelen zijn:
  • bevestiging clips € 8,64,
  • buitenspiegels 2 x € 194,71 en 2 x € 35,00,
  • glas buitenspiegel rechts € 95,-.
Aan kosten voor de reparatie van de deuk in totaal € 978,29, bestaande uit:
  • vervangen/afstellen deur € 63,76,
  • spuiten deur € 233,77 en € 148,76,
  • voorbereidingswerkzaamheden spuiten: € 100,-, (geschat omdat niet alle in het rapport genoemde spuitwerkzaamheden in verband kunnen worden gebracht met de schade die door [geïntimeerde] is veroorzaakt),
  • de linker deur € 432,-.
4.1
Het totaal van de in 4.9 genoemde bedragen komt uit op € 2.072,60. Inclusief 19% Mehrwertsteuer (btw) zijn de totale kosten voor reparatie € 2.466,39.
Kosten opstellen rapport en aftrek strafbeschikking
4.11
[appellant] vordert daarnaast vergoeding van de kosten voor begroting van de door hem geleden schade. De kosten voor het opstellen van het rapport zijn € 90,-. Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen redelijke kosten ter vaststellen van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking. De gestelde kosten acht het hof redelijk. Het hof zal dit bedrag dan ook toewijzen.
4.12
[geïntimeerde] heeft op basis van een strafbeschikking van de officier van justitie al een deel van de schade (€ 876,20) van [appellant] voldaan. [appellant] heeft erkend dit bedrag inmiddels ontvangen te hebben. Dit bedrag moet daarom in mindering worden gebracht op genoemd bedrag van € 2.466,39, zodat per saldo een nog te vergoeden bedrag van € 1.590,19 resteert.
4.13
[geïntimeerde] zal daarom, inclusief de kosten voor het opstellen van het rapport, veroordeeld worden tot betaling van in totaal € 1.680,19.
4.14
Vaste rechtspraak is dat in geval van zaakschade de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment dat de schade is ontstaan, derhalve vanaf 23 juli 2022. [appellant] heeft echter de wettelijke rente gevorderd vanaf 7 oktober 2022. Omdat het hof niet meer kan toewijzen dan [appellant] heeft gevorderd, zal het hof de wettelijke rente vanaf die datum toewijzen.
Buitengerechtelijke kosten
4.15
Ten slotte vordert [appellant] een vergoeding van de buitengerechtelijk kosten. Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW kan aanspraak worden gemaakt op vergoeding van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Aangezien [geïntimeerde] niet heeft betwist dat [appellant] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, [appellant] de daarmee gemoeide werkzaamheden voldoende heeft gespecificeerd en niet is weersproken dat de gestelde werkzaamheden redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt, zal het hof deze vordering toewijzen. Gelet op de aanbevelingen uit het Rapport BGK Integraal zal voor de omvang van de toe te wijzen kosten aansluiting worden gezocht bij de staffel zoals die is opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het hof zal op grond van die staffel, uitgaande van het toewijsbare bedrag aan schadevergoeding, een bedrag van € 238,53 toewijzen. De gevorderde rente wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat de kosten door [appellant] al zijn betaald aan zijn advocaat.
De conclusie
4.16
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis van de kantonrechter kan daarom, voor zover het gaat om de beslissingen onder 6.3, 6.4 en 6.6, niet in stand blijven. Omdat het merendeel van de door [appellant] gevorderde schadevergoeding afgewezen blijft, is er geen reden om anders te denken over de beslissing van de kantonrechter onder 6.5 dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen.
4.17
Omdat [geïntimeerde] in hoger beroep tot een hoger bedrag aan schadevergoeding wordt veroordeeld, zal het hof hem veroordelen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
4.18
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 17 oktober 2023, behalve de beslissingen onder 6.3, 6.4 en 6.6 die hierbij worden vernietigd en beslist opnieuw als volgt;
5.2
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 1.680,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van betaling;
5.3
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 238,53 aan [appellant] ;
5.4
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] :
€ 349,- aan griffierecht
€ 136,72 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 1.716,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief I);
5.5
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.6
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, H. de Hek en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 februari 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.