ECLI:NL:GHARL:2025:854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.343.615/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid oud-vennoot voor schuld na uittreden uit vennootschap onder firma

In deze zaak heeft Clean Energy B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat een oud-vennoot van Restaurant [naam2] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor een schuld die na zijn uittreden is ontstaan. De overeenkomst tussen Clean Energy en Restaurant [naam2] betrof de levering van gas en elektriciteit, waarbij Clean Energy een factuur heeft gestuurd die grotendeels onbetaald is gebleven. De kernvraag was of de oud-vennoot, [geïntimeerde], aansprakelijk kon worden gesteld voor de schuld die voortvloeide uit een duurovereenkomst die stilzwijgend was verlengd na zijn uittreden.

Het hof oordeelde dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [geïntimeerde] aansprakelijk te houden voor een schuld die is ontstaan na zijn uittreden. De overeenkomst was aangegaan voor een bepaalde tijd en was stilzwijgend verlengd, maar de oud-vennoot had geen invloed op de schuld die na zijn uittreden is ontstaan. Het hof benadrukte dat Clean Energy niet had aangetoond dat zij benadeeld was in haar verhaalspositie, aangezien zij zich op andere vennoten kon verhalen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Clean Energy tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.343.615/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10857329
arrest van 18 februari 2025
in de zaak van
Clean Energy B.V.,
die is gevestigd in Groningen,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
Clean Energy,
advocaat: mr. G.B. de Jong te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.P. Klokkers te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Clean Energy heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, op 22 mei 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven
• de memorie van antwoord
1.2
Vervolgens is arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1
Clean Energy en Restaurant [naam2] v.o.f. (hierna: Restaurant [naam2] ) hebben een overeenkomst gesloten die ziet op de levering van gas en elektriciteit. Clean Energy heeft Restaurant [naam2] een factuur gestuurd die grotendeels onbetaald is gebleven. In hoger beroep gaat het alleen nog om de vraag of [geïntimeerde] als oud-vennoot kan worden aangesproken voor het restant van de schuld van Restaurant [naam2] .
2.2
Het hof is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] aansprakelijk wordt gehouden voor een schuld die is ontstaan na zijn uittreden en die voortvloeit uit de stilzwijgende verlenging van de leveringsovereenkomst nadien. Dit oordeel zal het hof hierna toelichten. Daarbij wordt eerst een kort overzicht gegeven van de relevante feiten.

3.De feiten

3.1
Op 12 december 2019 hebben Clean Energy en Restaurant [naam2] een overeenkomst gesloten die ziet op de levering van gas en elektriciteit aan het adres [adres] in [plaats1] . [geïntimeerde] , die ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst samen met [naam1] vennoot was van Restaurant [naam2] , trad daarbij op als contactpersoon.
3.2
De overeenkomst is aangegaan voor drie jaar, ingaande op 7 januari 2020 en eindigende op 6 januari 2023. Gedurende deze periode gold een vast tarief voor gas en elektriciteit. Die tarieven staan vermeld in een aan [geïntimeerde] gerichte bevestigingsbrief, waarin ook het maandelijkse voorschot is vastgesteld op € 1.408,-. Artikel 20.3 van de op deze overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden bepaalt het volgende:
Indien partijen een leveringsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn aangegaan en de contractant deze leveringsovereenkomst niet, niet tijdig of rechtsgeldig heeft opgezegd, dan wel een door de leverancier gedaan aanbod voor een nieuwe leveringsovereenkomst niet (tijdig) heeft aanvaard, dan geldt na de overeengekomen einddatum een leveringsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Gedurende de looptijd van deze leveringsovereenkomst voor onbepaalde tijd is een door de leverancier nader te bepalen tarief van toepassing op de levering door de leverancier. Op de teruglevering door de contractant is eveneens een door de leverancier nader te bepalen tarief van toepassing.
3.3
Op 1 december 2021 is [naam3] toegetreden als vennoot van Restaurant [naam2] .
3.4
Op 1 januari 2022 is [geïntimeerde] uitgetreden als vennoot van Restaurant [naam2] .
3.5
Clean Energy heeft per factuur van 20 februari 2023, gericht aan [naam1] van Restaurant [naam2] , € 7.051,05 bij Restaurant [naam2] in rekening gebracht. Deze factuur ziet op de levering van gas en elektriciteit in de periode 7 januari 2023 tot 11 februari 2023.
3.6
Restaurant [naam2] heeft € 497,59 in mindering op deze factuur aan Clean Energy betaald. Het restantbedrag heeft zij, ondanks sommaties, niet betaald.
3.7
Clean Energy heeft de leveringsovereenkomst per 11 februari 2023 beëindigd.

4.Het oordeel van het hof

4.1
Clean Energy vordert in hoger beroep betaling van in totaal € 7.781,04, te vermeerderen met wettelijke handelsrente over € 6.553,46 vanaf 7 november 2023.
4.2
Het hof stelt voorop dat indien een overeenkomst is gesloten met een vennootschap onder firma, ingevolge artikel 18 Wetboek van Koophandel (WvK) elk der vennoten hoofdelijk verbonden is voor de verbintenissen van de vennootschap onder firma, wat betekent dat die verbintenissen ook op hen persoonlijk rusten. Daarmee zijn de vennoten naast de vennootschap onder firma ook hoofdelijk aansprakelijk voor tekortkomingen in hun verplichtingen uit de overeenkomst. Hiermee wordt bereikt dat schuldeisers van een vennootschap onder firma worden beschermd in een situatie waarin het (van dat van de vennoten) afgescheiden vennootschapsvermogen ontoereikend is om aan alle verbintenissen van de vennootschap te voldoen, door hen een verhaalsmogelijkheid te geven op het vermogen van de vennoten zelf. Ook wanneer een vennoot is uitgetreden, blijft hij of zij hoofdelijk aansprakelijk en kan hij op betaling worden aangesproken. [1] Dat geldt naar huidig recht in beginsel ook voor verplichtingen uit een bestaande duurovereenkomst, die pas opeisbaar worden nadat de vennoot is uitgetreden. Dit kan anders zijn als de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten. [2] Ook is de uitgetreden vennoot niet aansprakelijk als de duurovereenkomst na zijn uittreden wordt vervangen door een andere.
4.3
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schuld aan Clean Energy. De schulden zijn ontstaan na het uittreden van [geïntimeerde] en hij had daarop geen invloed. Daarnaast heeft Clean Energy zich gedurende de leveringsovereenkomst op ten minste twee hoofdelijk verbonden vennoten kunnen blijven verhalen en zij heeft niet gesteld dat zij is benadeeld in haar verhaalspositie, aldus de kantonrechter.
4.4
De eerste grief richt zich tegen bovenstaand oordeel. Volgens Clean Energy is bij de beoordeling van de verhaalspositie onvoldoende rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de vennoten. Toen [geïntimeerde] toetrad tot de v.o.f. was hij 58 jaar. [naam3] was bij zijn toetreden 21 jaar. Er kan daarom van worden uitgegaan dat de kredietwaardigheid van [geïntimeerde] beter was dan die van [naam3] . De conclusie van de kantonrechter dat Clean Energy niet benadeeld is in haar verhaalspositie is dan ook onjuist, aldus Clean Energy. Clean Energy wijst er verder nog op dat zij niet is ingelicht door [geïntimeerde] over diens uittreden, waardoor zij geen mogelijkheid heeft gehad om – gelet op de kredietwaardigheid – het contract op te zeggen dan wel andere eisen daaraan te stellen, zoals een waarborgsom.
4.5
[geïntimeerde] heeft niet betwist dat hij heeft nagelaten Clean Energy te informeren over zijn uittreden. Dat had wel op zijn weg gelegen. Van een partij bij een duurovereenkomst zoals Clean Energy mag ook niet worden verwacht dat zij zonder aanleiding daarvoor regelmatig het handelsregister raadpleegt om te bekijken of een vennoot uittreedt.
4.6
[geïntimeerde] heeft als het verst strekkende verweer tegen de vordering van Clean Energy aangevoerd dat vanaf 7 januari 2023 sprake is van een nieuwe overeenkomst, waar [geïntimeerde] door zijn uittreden een jaar eerder niet voor aansprakelijk zou zijn. In dit geval valt daarvoor wel wat te zeggen omdat essentiële zaken wijzigden: het contract werd er een voor onbepaalde tijd en er gingen aanmerkelijk hogere tarieven gelden (ongeveer een vervijfvoudiging van het oorspronkelijke maandelijkse voorschotbedrag). Met name dat laatste leidt tot een ingrijpende wijziging van de contractuele verplichtingen. De vraag is of dat voldoende is om van een nieuwe overeenkomst te spreken, want daarvoor was in dit geval niet een nieuwe uitdrukkelijke wilsverklaring van Restaurant [naam2] nodig. Zij had zich op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden immers al op voorhand gebonden aan verlenging op aangepaste voorwaarden als zij niet tijdig zou opzeggen of een andere afspraak zou hebben gemaakt.
4.7
Voor zover geen sprake is van een nieuwe overeenkomst, beroept [geïntimeerde] zich erop dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij aansprakelijk is voor de schuld aan Clean Energy. Bij de beantwoording van die vraag dienen alle omstandigheden van het geval betrokken te worden. Het hof weegt daarbij de volgende omstandigheden mee:
  • [geïntimeerde] is als vennoot uitgetreden ongeveer één jaar voordat de bepaalde tijd, waarvoor de leveringsovereenkomst is aangegaan, verstreek op 6 januari 2023 waarna deze stilzwijgend is verlengd
  • [geïntimeerde] heeft Clean Energy niet over zijn uittreden geïnformeerd
  • [geïntimeerde] kon als gewezen vennoot de leveringsovereenkomst niet namens Restaurant [naam2] opzeggen en hij had ook geen voordeel van de voortzetting van de leveringsovereenkomst
  • verlenging vond plaats onder doorvoering van een aanzienlijke prijsstijging: ongeveer een vervijfvoudiging van het oorspronkelijke maandelijkse voorschotbedrag
  • [geïntimeerde] is daarover niet geïnformeerd door Clean Energy
  • gelet op de adressering van de nota wist Clean Energy dat zij niet meer [geïntimeerde] , maar [naam1] als contactpersoon had.
Onder deze omstandigheden had Clean Energy wel aanleiding om het handelsregister te bekijken voordat zij mocht aannemen dat zij [geïntimeerde] aansprakelijk kon houden bij verlenging onder de genoemde ingrijpende gewijzigde voorwaarden. Als Clean Energy dat had gedaan, had zij ook zelf de afweging kunnen maken of zij van de in dat register ingeschreven vennoten een extra waarborg had willen eisen, zoals zij volgens de toelichting op haar eerste grief mogelijk wenste.
Daarom is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [geïntimeerde] voor de na verlenging van de overeenkomst ontstane schuld van Restaurant [naam2] aan Clean Energy aansprakelijk zou zijn. Deze uitkomst past overigens ook bij de rechtsontwikkeling op het punt van nog niet opeisbare verplichtingen uit een duurovereenkomst ten tijde van het uittreden van een vennoot [3] en eerdere publicaties over verzachting van aansprakelijkheid na uittreding. [4]
De conclusie
4.8
De eerste grief slaagt niet. De andere grieven houden hiermee verband en behoeven daarom geen bespreking. Omdat Clean Energy in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Clean Energy tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [5]

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van 22 mei 2024;
5.2
veroordeelt Clean Energy tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 349,- aan griffierecht
€ 858,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunten x appeltarief I)
5.3
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, H. de Hek en M.W. Zandbergen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 februari 2025.

Voetnoten

1.Hof ’s-Hertogenbosch 16 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3642 en Hof Arnhem-Leeuwarden 12 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10927.
2.Verg. Hof ’s-Hertogenbosch 20 juli 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822.
3.Zie het artikel van Wino van Veen, ‘Vertegenwoordiging, aansprakelijkheid en verhaal volgens het tweede voorontwerp van titel 7.13’ in Onderneningsrecht 2023/16 onder punt 8.
4.Zie Asser/Van Olffen 7-VII 2022/265.
5.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.