In deze zaak heeft A.P. Machinebouw B.V. (APM) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 24 juli 2024 is uitgesproken. APM, die zich bezighoudt met de bouw en ontwikkeling van machines voor de agrarische sector, heeft een geschil met een Poolse eenmanszaak, vertegenwoordigd door [naam1], die deze machines in Polen verhandelt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat APM tekortgeschoten was in de nakoming van een exclusiviteitsbeding in een overeenkomst met de eenmanszaak, en had APM veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag.
In het hoger beroep heeft APM verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, met de argumentatie dat er sprake is van kennelijke misslagen in het eerdere vonnis en dat de belangenafweging in haar voordeel zou moeten uitvallen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van APM en de mogelijke gevolgen van de tenuitvoerlegging voor haar. Het hof heeft geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van de veroordeling tot betaling van € 341.382,36 gedeeltelijk wordt geschorst, maar dat de vordering voor het overige wordt afgewezen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen.
De beslissing van het hof is gemotiveerd door de belangenafweging tussen APM en de eenmanszaak, waarbij het hof concludeert dat de belangen van de eenmanszaak zwaarder wegen dan die van APM. De kosten van het incident worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.