ECLI:NL:GHARN:1998:AA1222
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingaftrek voor studiekosten kunstzinnige therapie
In deze zaak gaat het om de vraag of de kosten van een opleiding voor kunstzinnige therapie, gemaakt door de echtgenote van de belanghebbende, kunnen worden aangemerkt als aftrekbare studiekosten in het kader van de inkomstenbelasting. De echtgenote, geboren in 1941, heeft in 1988 kanker gekregen en is in 1995 begonnen met een opleiding aan de Stichting *A te *Q. De opleiding, die 4,5 jaar duurt, werd gepresenteerd als een beroepsopleiding. Na het eerste jaar heeft zij de opleiding gestaakt. De belanghebbende heeft kosten van ƒ 5.081,– gemaakt voor deze opleiding en stelt dat deze kosten aftrekbaar zijn op basis van artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de criteria die zijn gesteld in een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat voor de aftrekbaarheid van studiekosten moet worden beoordeeld of de opleiding is gevolgd met het oog op verbetering van de maatschappelijke positie in financieel-economisch opzicht. De belanghebbende heeft aangevoerd dat zijn echtgenote zich heeft georiënteerd op de arbeidsmarkt en dat er vraag is naar kunstzinnig therapeuten, vooral van een oudere leeftijd. Het hof oordeelt dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de criteria is voldaan, ondanks het feit dat de opleiding inmiddels is beëindigd.
De inspecteur heeft niet kunnen aantonen dat de studie om persoonlijke redenen is gevolgd en niet met het oog op een verbetering van de financiële positie. Het hof vernietigt de uitspraak van de inspecteur, vermindert de aanslag en gelast de inspecteur het griffierecht en de proceskosten te vergoeden aan de belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 4 november 1998 door mr drs F.J.P.M. Haas, in tegenwoordigheid van griffier mevrouw Vermeulen-Post.