ECLI:NL:GHARN:1998:AA1277

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 mei 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 mei 1998 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had op 23 augustus 1997 zijn auto geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens een controle door de parkeercontroleur werd er geen betaalbewijs aangetroffen in de auto, wat leidde tot de naheffingsaanslag. De belanghebbende betwistte de aanslag en stelde dat hij wel degelijk had betaald, maar dat het betaalbewijs zich op het moment van controle niet zichtbaar in de auto bevond. Hij overhandigde een parkeerkaart als bewijs, maar het Hof oordeelde dat dit bewijs onvoldoende was om de betaling aan te tonen. Het Hof wees erop dat de ambtenaar geen sanctie ondervond voor het niet naleven van de hoorplicht en dat de zaak niet terugverwezen kon worden naar de ambtenaar voor een hoorzitting. De uitspraak van de ambtenaar werd bevestigd, en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/21965
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : het hoofd van de afdeling Belastingen van de Publieksdienst van de gemeente *P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : parkeerbelasting van de gemeente *P
aanslagnummer : *1
mondelinge behandeling : op 12 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : namens de ambtenaar, *A
waarbij niet verschenen : belanghebbende zonder kennisgeving aan het Hof hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 7 april 1998
Feiten:
Belanghebbende heeft op 23 augustus 1997 om 11.58 uur een auto van het merk *a, voorzien van het kenteken *aa, geparkeerd op de *a-dal in de gemeente *P op een plaats waar voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting moest worden voldaan met behulp van een parkeerautomaat. Op genoemd tijdstip was in de auto geen betaalbewijs van de door belanghebbende verschuldigde parkeerbelasting zichtbaar aanwezig.
Geschil:
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de ambtenaar bevestigend beantwoordt.
Gronden:
1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de ter zake van de hiervóór vermelde gedraging verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald, doch dat het desbetreffende betaalbewijs zich op het controle-tijdstip niet meer achter de voorruit – waar hij het aanvankelijk had geplaatst – bevond maar elders in de auto. Ter staving van dit standpunt heeft hij een afschrift van een op 23 augustus 1997 gedagtekende parkeerkaart overgelegd, waarop een parkeertijd is vermeld van 11.43 uur tot 12.32 uur.
2. De ambtenaar bestrijdt dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, daartoe aanvoerend dat de parkeercontroleur, overeenkomstig het
beleid van de gemeente *P, het voertuig tijdens de controle op 23 augustus 1997 zorgvuldig heeft bekeken en daarin geen betaalbewijs van de parkeerbelasting heeft aangetroffen. Zulks is door deze parkeercontroleur aangetekend op het onderhavige aanslagbiljet.
3. Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de ambtenaar onvoldoende aannemelijk dat hij de ter zake van de onderhavige gedraging verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald. Belanghebbendes eigen verklaring noch het door hem overgelegde afschrift van de parkeerkaart acht het Hof daartoe toereikend. In zoverre dient het beroep dan ook te worden verworpen.
4. Op het niet nakomen door de ambtenaar van de hoorplicht stelt de wet geen sanctie. Tevens merkt het Hof op dat schending van de in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde hoorplicht in geen geval ertoe leiden dat de zaak, na vernietiging van de uitspraak van de ambtenaar, naar de ambtenaar wordt terugverwezen ten einde deze in staat te stellen de belanghebbende alsnog te horen, aangezien een gerechtshof niet de bevoegdheid tot zodanige terugverwijzing heeft (HR 25 maart 1998, nr. 33 199, V.N. 1998, p. 1511). Mitsdien is het beroep ook in zoverre ongegrond.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(R. den Ouden) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 juni 1998