ECLI:NL:GHARN:1998:AA1278

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 juli 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/22170
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke zelfstandigenaftrek en urencriterium voor acupunctuurpraktijk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 juli 1998, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op zelfstandigenaftrek voor haar acupunctuurpraktijk. De belanghebbende, die vanaf 1 januari 1995 een acupunctuurpraktijk exploiteert, heeft in 1995 een praktijkruimte achter haar woning gebouwd. De bouw is door haar en haar echtgenoot zelf uitgevoerd. De belanghebbende stelt dat zij recht heeft op zelfstandigenaftrek omdat zij 956 uren aan haar onderneming heeft gewerkt, waarvan 360 uren aan de bouw van de praktijkruimte. Haar echtgenoot heeft 590 uren aan de bouw besteed.

Het hof oordeelt dat de uren die de echtgenoot heeft besteed aan de bouw van de praktijkruimte niet kunnen worden aangemerkt als uren die zijn besteed aan arbeid verricht in de door de belanghebbende gedreven onderneming. Dit is in lijn met de wetgeving, die stelt dat werkzaamheden van een echtgenoot die bestaan uit het vervaardigen van een zaak voor de onderneming van de belastingplichtige, niet als ondernemersuren kunnen worden geteld. Hierdoor is niet voldaan aan de urennorm die vereist is voor de zelfstandigenaftrek, zoals vastgelegd in artikel 44m van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Het hof bevestigt de uitspraak van de inspecteur, die de zelfstandigenaftrek aan de belanghebbende heeft geweigerd. De belanghebbende heeft geen bewijs kunnen leveren dat de uren die door haar echtgenoot zijn besteed aan de bouw, kunnen worden aangemerkt als ondernemersuren. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in Arnhem, waarbij de raadsheer en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zevende enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/22170
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1995
mondelinge behandeling : op 9 juli 1998 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende, haar gemachtigde en de inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende exploiteert vanaf 1 januari 1995 een acupunctuurpraktijk. Daarnaast is zij in dienstbetrekking werkzaam bij A te Q voor een (tussen de 10 en 20) wisselend aantal uren per week.
2. In de loop van 1995 is belanghebbende begonnen met de bouw van een praktijkruimte achter haar woning. De gehele bouw is door belanghebbende en haar echtgenoot zelf uitgevoerd. Tot aan de gereedkoming van de praktijkruimte in januari 1997 oefende zij haar onderneming uit op de eerste verdieping van de woning.
3. Belanghebbende verdedigt dat zij recht heeft op zelfstandigenaftrek. Zij stelt daartoe dat zijzelf 956 uren in haar onderneming heeft gewerkt, waarvan 360 besteed aan de bouw van de praktijkruimte, en haar echtgenoot 590 uren, alle besteed aan die bouw.
4. Werkzaamheden van een echtgenoot van een belastingplichtige die bestaan uit het vervaardigen van een zaak, bestemd om na gereedkoming te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming van die belastingplichtige, zijn op zichzelf niet aan te merken als werkzaamheden verricht in de door die belastingplichtige gedreven onderneming. Dit kan anders zijn als die werkzaamheden samenhangen met andere werkzaamheden waarvan wel moet worden geoordeeld dat zij in de onderneming zijn verricht, maar zodanige situatie is in dezen niet aan de orde.
5. De uren die de echtgenoot van belanghebbende heeft besteed aan de bouw van de praktijkruimte kunnen dan ook niet worden aangemerkt als uren die zijn besteed aan arbeid verricht in de door belanghebbende gedreven onderneming. Derhalve is niet voldaan is aan de urennorm die artikel 44m, zevende lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 voor toepassing van de zelfstandigenaftrek stelt, zodat deze aftrek belanghebbende terecht is geweigerd.
6. Gelet op het hiervoor weergegeven oordeel van het hof is voor dit geding niet van betekenis of – zoals belanghebbende stelt maar de inspecteur betwist – de inspecteur al mondeling akkoord zou zijn gegaan met het door belanghebbende opgevoerde
aantal uren en slechts van mening was dat de ‘bouwuren’ niet konden worden aangemerkt als ‘ondernemersuren’.
7. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 23 juli 1998 door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink)(F.J.P.M. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 juli 1998