ECLI:NL:GHARN:1999:AA3870
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.E. Haas
- Matthijssen
- F.J.P.M. Haas
- W.J.N.M. Snoijink
- Rechtspraak.nl
Hondenbelasting en houderschap in de gemeente Vries
In deze zaak gaat het om een geschil over de hondenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Vries voor het houden van twee honden in de periode van 3 mei tot en met 31 december 1993. De aanslag van ƒ 56,88 werd door het college gehandhaafd, maar in beroep heeft het gerechtshof te Leeuwarden deze aanslag vernietigd en verlaagd tot ƒ 28,44. De Hoge Raad heeft echter de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Het hof diende te beoordelen of belanghebbende als houder van de hond kon worden aangemerkt, gezien het feit dat de hond in opleiding was voor een ander, A, die de hond in eigendom had.
Het hof oordeelde dat belanghebbende de hond onder zich had krachtens een opdracht van A, en dat dit niet in strijd was met de definitie van houderschap zoals vastgelegd in de Verordening hondenbelasting Vries 1989. Het hof concludeerde dat belanghebbende de hond hield in de zin van de wet, ondanks dat de hond niet zijn eigendom was. De omstandigheden dat de hond bij belanghebbende in opleiding was en dat A de eigenaar was, stonden niet in de weg aan het houderschap. Het hof bevestigde de uitspraak van het college en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij het geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 november 1999, en belanghebbende en het college hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.