ECLI:NL:GHARN:2000:AA7337
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- mr. Abbink
- mr. Van Ditzhuijzen
- mr. Besier
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot aanhouding en gebruik van geweld door verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 oktober 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Arnhem. De verdachte, werkzaam bij een bedrijf, had de aangeefster aangehouden op verdenking van diefstal op heterdaad. De aangeefster verzette zich tegen deze aanhouding en gebruikte daarbij geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bevoegd was om de aangeefster aan te houden en dat hij, gezien het verzet van de aangeefster, proportioneel geweld heeft gebruikt om de aanhouding te effectueren. Het hof oordeelde dat het geweld dat de verdachte toepaste niet als mishandeling kon worden aangemerkt volgens artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.
De zaak kwam voor het hof na een onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2000, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering heeft voorgelezen. De verdachte had de aangeefster willen overbrengen naar een andere ruimte in afwachting van de politie, maar de aangeefster weigerde dit en gebruikte geweld tegen de verdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte, in overeenstemming met artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering, bevoegd was om de aangeefster aan te houden en dat zijn handelen binnen de grenzen van de wet viel. De beslissing van het hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de bevoegdheid tot aanhouding en het gebruik van geweld door een verdachte verduidelijkt.