ECLI:NL:GHARN:2001:AB1541

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-01481
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag afvalstoffenheffing door de gemeente Arnhem

In deze zaak gaat het om het beroep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem met betrekking tot de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 1999. De aanslag, gedateerd op 27 februari 1999, bedroeg € 312,84. Na indiening van een bezwaarschrift handhaafde de Ambtenaar de aanslag bij uitspraak van 22 november 2000. Het beroepschrift werd op 28 juli 2000 ingediend, en partijen gaven schriftelijk toestemming voor uitspraak zonder mondelinge behandeling. Het Hof deed mondeling uitspraak op 23 februari 2001 en op 20 maart 2001 verzocht belanghebbende om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak.

Het Hof stelde vast dat de gemeente Arnhem ervoor had gekozen om de zogenoemde 'zalmsnip' in een fonds te storten in verband met investeringen in het rioolstelsel. Dit leidde tot een verhoging van de afvalstoffenheffing met € 100,-, terwijl dit bedrag tegelijkertijd in mindering werd gebracht op de onroerende-zaakbelasting. Het geschil tussen partijen betreft de bevoegdheid van de gemeente om deze tariefsverhoging door te voeren.

Het Hof oordeelde dat de vaststelling van het tarief voor de afvalstoffenheffing een autonome gemeentelijke bevoegdheid is en dat de invoering van de maatregel van de 'zalmsnip' deze bevoegdheid niet aantast. Het Hof concludeerde dat het beroep van belanghebbende niet gegrond was, omdat niet was aangetoond dat het tarief te hoog was in verhouding tot de kosten van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Wel werd de Ambtenaar gelast het griffierecht van € 60,- aan belanghebbende te vergoeden, omdat de Ambtenaar niet tijdig uitspraak had gedaan.

De uitspraak van de Ambtenaar werd bevestigd, en belanghebbende werd in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

SW
Gerechtshof Arnhem
zevende enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/ 01481
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1999 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. De aanslag, genummerd 1 en gedagtekend 27 februari 1999, is berekend op een bedrag van ¦ 312,84.
1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar ná de indiening van het beroepschrift bij uitspraak van 22 november 2000 de aanslag gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 28 juli 2000, waarbij bijlagen zijn overgelegd.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren voorts het verweerschrift, alsmede de conclusies van re- en dupliek met de daarin genoemde bijlagen.
2.3. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming gegeven zonder mondelinge behandeling van de zaak uitspraak te doen.
2.4. Het Hof heeft mondeling uitspraak gedaan op 23 februari 2001. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waarvan afschriften op 26 februari 2001 aangetekend aan partijen zijn verzonden.
2.5. Op 20 maart 2001 is het schriftelijke verzoek van belanghebbende ingekomen om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke. Het verschuldigde recht van ¦ 80,- is tijdig gestort.
3. De vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.
3.1. De gemeente Arnhem heeft ervoor gekozen de zogenoemde ‘zalmsnip’ in verband met te verwachten investeringen in het rioolstelsel in feite te storten in een fonds (de ‘voorziening lastendemping burgers’).
3.2. Teneinde te voldoen aan de verplichting van artikel 229d, lid 1, van de Gemeentewet (tekst voor 1999), is het bedrag van ƒ 100,- in mindering gebracht op de geheven onroerende-zaakbelasting wegens feitelijk gebruik en op het desbetreffende aanslagbiljet afzonderlijk vermeld. Tegelijkertijd is het tarief van de afvalstoffenheffing met ƒ 100,- verhoogd.
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld of de gemeente bevoegd was tot de onder 3.2. bedoelde tariefsverhoging.
4.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
4.3. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een bedrag van, naar het Hof begrijpt, ¦ 212,84.
4.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De omstandigheid dat de gemeente Arnhem ervoor gekozen heeft de zogenoemde ‘zalmsnip’ in feite te storten in een fonds (de ‘voorziening lastendemping burgers’) in verband met te verwachten investeringen in het rioolstelsel, is - zoals onder meer tot uitdrukking komt in het antwoord op de door belanghebbende aangehaalde kamervragen - niet in lijn met wat door het kabinet is beoogd bij invoering van de maatregel.
5.2. De vaststelling van het tarief voor de onderhavige heffing is echter een autonome gemeentelijke bevoegdheid die door de invoering van de maatregel van de ‘zalmsnip’ niet is aangetast. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat het tarief dusdanig hoog is dat de opbrengst van de heffing de aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen verbonden kosten overtreft, is het beroep van belanghebbende niet gegrond.
5.3. Het Hof vindt in de omstandigheid dat de Ambtenaar geen uitspraak heeft gedaan binnen de daarvoor geldende termijn maar pas na het instellen van beroep, aanleiding te gelasten dat het griffierecht door de Ambtenaar wordt vergoed.
6. Slotsom
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar;
gelast de Ambtenaar het griffierecht van ¦ 60,- aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2001 door. mr.drs.F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw.mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
(A.W.M. van der Waerden) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 april 2001
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.