ECLI:NL:GHARN:2002:AE3356
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en mandaat in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot legesheffing
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 28 maart 2002, staat de bevoegdheid van de heffingsambtenaar van de gemeente Harderwijk centraal. De belanghebbende, een vereniging opgericht in 1992 met als doel het verbeteren van het milieu, had in 1999 verzocht om afschriften van stukken die onderhevig waren aan legesheffing. De gemeente stuurde een factuur voor leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van fotokopieën. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze factuur, maar het bezwaar werd afgewezen door het hoofd van de afdeling Financieel Beleid en Belastingen, die de factuur had opgemaakt en de uitspraak had gedaan. De belanghebbende stelde dat deze beslissing onbevoegd was genomen, omdat de ambtenaar handelde krachtens mandaat.
Het Gerechtshof oordeelde dat de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omtrent mandaat niet waren nageleefd. Het Hof verwees naar een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd benadrukt dat bij overtreding van deze voorschriften de beslissing op het bezwaarschrift als onbevoegd moet worden aangemerkt. Aangezien de ambtenaar niet ter zitting was verschenen, kon het Hof niet tot een proceseconomische oplossing komen. Het Hof vernietigde de uitspraak van de ambtenaar en gelastte dat een andere ambtenaar alsnog uitspraak doet op het bezwaarschrift van de belanghebbende. Tevens werd de ambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en bevoegdheid in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer besluiten door een ambtenaar onder mandaat worden genomen. De belanghebbende heeft recht op een correcte behandeling van het bezwaar, en de gemeente moet ervoor zorgen dat de juiste procedures worden gevolgd om rechtszekerheid te waarborgen.