ECLI:NL:GHARN:2002:AE9919
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.J.G. van Amsterdam
- D.N.N. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indeling in tariefgroep voor de inkomstenbelasting van een alleenstaande ouder met een gezamenlijk huishouden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 september 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen belanghebbende, een alleenstaande moeder, en de Inspecteur van de Belastingdienst over de indeling in tariefgroep voor de inkomstenbelasting 1999. Belanghebbende woonde van 19 december 1995 tot 13 maart 2000 op het adres [a-weg 1 te Q] samen met haar minderjarige dochter [A] en haar broer [B]. Op 13 maart 2000 verhuisde zij naar een andere woning op het adres [b-weg 2 te Z]. Bij de aangifte voor de inkomstenbelasting 1999 verzocht belanghebbende om indeling in tariefgroep 4, maar de Inspecteur heeft haar ingedeeld in tariefgroep 2. De Inspecteur baseerde deze beslissing op het feit dat belanghebbende in 1999 een gezamenlijke huishouding voerde met zowel haar dochter als haar broer, die al sinds 1 januari 1990 op hetzelfde adres woonde. Het Hof oordeelde dat er inderdaad sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat belanghebbende en haar broer hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en zorg droegen voor elkaar door bij te dragen aan de kosten van de huishouding.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor indeling in tariefgroep 4. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat er geen bewijs was dat de Inspecteur eerder een bewuste standpuntbepaling had gedaan die het vertrouwen van belanghebbende had gewekt. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om de mondelinge uitspraak te laten vervangen door een schriftelijke uitspraak. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.