ECLI:NL:GHARN:2003:AO4484
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderkorting en alleenstaande-ouderkorting bij co-ouderschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 december 2003 uitspraak gedaan over de vraag of een co-ouder recht heeft op de kinderkorting en de alleenstaande-ouderkorting, ondanks het feit dat hij niet voldoet aan de eis dat zijn kind op hetzelfde adres staat ingeschreven. De belanghebbende, die in 1999 is gescheiden van zijn ex-echtgenote, heeft een dochter die op 28 oktober 1993 is geboren. Hij en zijn ex-echtgenote hebben co-ouderschap afgesproken, wat betekent dat de dochter om de week bij een van de ouders verblijft. Gedurende het jaar 2001 was de dochter ingeschreven op het adres van de ex-echtgenote, terwijl de belanghebbende op een ander adres stond ingeschreven.
De belanghebbende heeft aangevoerd dat hij recht heeft op aftrek wegens uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar, maar dit punt werd niet verder behandeld omdat de Inspecteur dit bedrag al in aftrek had toegelaten. De kern van de zaak betreft de vraag of de belanghebbende in aanmerking komt voor de kinderkorting en de alleenstaande-ouderkorting. De wet vereist dat het kind gedurende meer dan zes maanden op hetzelfde adres als de belastingplichtige staat ingeschreven. De belanghebbende betoogde dat het niet mogelijk is om zijn dochter op twee adressen in te schrijven en dat de slechte relatie met zijn ex-echtgenote dit bemoeilijkt.
Het Hof oordeelde dat de wetgever geen uitzondering heeft gemaakt voor co-ouders met betrekking tot deze kortingen. De wetgeving vereist dat het kind op hetzelfde adres staat ingeschreven, en aangezien de belanghebbende hier niet aan voldoet, heeft de Inspecteur terecht de kortingen geweigerd. Het Hof concludeert dat de belastingrechter niet bevoegd is om de redelijkheid en billijkheid van de wet te toetsen, en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.