ECLI:NL:GHARN:2006:AY7274
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en revisierente
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 juli 2006 uitspraak gedaan in een beroep tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en de daarbij opgelegde revisierente. De belanghebbende, aangeduid als X, had in 2001 een pensioenverplichting afgekocht bij Y B.V., dat in datzelfde jaar is geliquideerd. De ontvangen afkoopsom en de ingehouden loonheffing zijn door belanghebbende in zijn aangifte voor het jaar 2001 vermeld. Op 11 februari 2003 ontving hij een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2001, waarin geen revisierente was opgenomen. Na een boekenonderzoek legde de Inspecteur op 6 februari 2004 een navorderingsaanslag op, waarin een bedrag van € 45.591 aan revisierente werd vermeld.
Het Hof overwoog dat de navorderingsaanslag in wezen een beschikking in primo vormt, waardoor de inspecteur niet hoeft te beschikken over een nieuw feit. De relevante artikelen uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen werden besproken, waarbij het Hof concludeerde dat de navorderingsaanslag moet worden beschouwd als een beschikking waarbij revisierente is vastgesteld. De vraag naar de aanwezigheid van een nieuw feit was in dit geval niet relevant. Het Hof merkte op dat de Inspecteur ter zitting had verklaard dat de heffingsrente op het navorderingsaanslagbiljet zou worden vernietigd.
De beslissing van het Hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werden geen termen gezien voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De griffier en de voorzitter ondertekenden het proces-verbaal van de uitspraak.