ECLI:NL:GHARN:2007:BA7979
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- R. den Ouden
- J.L. Lamens
- C.M. Ettema
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding bij navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 juni 2007, ging het om de proceskostenvergoeding in het kader van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1998. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had in het principale hoger beroep de Inspecteur van de Belastingdienst als verweerder. In het incidentele hoger beroep was de rol omgedraaid, waarbij de Inspecteur nu als appellant fungeerde. De Rechtbank Arnhem had eerder op 26 oktober 2005 een uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift en de proceskostenvergoeding, welke het Hof in deze uitspraak bevestigde.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet “tegen beter weten in” had gehandeld, waardoor er geen recht was op een integrale proceskostenvergoeding. De Inspecteur diende echter wel aan te tonen dat er een afspraak was gemaakt over het afzien van proceskostenvergoeding, wat hij niet kon doen. De handgeschreven notitie van de ambtenaar werd als onvoldoende bewijs beschouwd. Het Hof benadrukte dat er geen twijfel mocht bestaan over dergelijke afspraken, en in dit geval was die twijfel te groot.
De belanghebbende had recht op een forfaitaire vergoeding van de gemaakte kosten, maar het Hof oordeelde dat de Inspecteur geen verwijt te maken viel. De gang van zaken rondom de navorderingsaanslag was niet ideaal, maar rechtvaardigde geen inbreuk op het zorgvuldigheidsbeginsel. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep van de belanghebbende ook niet succesvol was.
Uiteindelijk werd de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende in het incidentele hoger beroep, vastgesteld op € 644, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.