ECLI:NL:GHARN:2007:BB4547
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Lensing, voorzitter
- Bartelds, raadsheer
- Rutgers van der Loeff, raadsheer
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse toetsing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 oktober 2007 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep tegen een beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de vraag of er beroep openstaat tegen een tussentijdse toetsing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De betrokkene had eerder, op 4 september 2006, deze maatregel opgelegd gekregen, en op 12 juli 2007 had het Gerechtshof te Amsterdam besloten tot voortzetting van deze maatregel. De betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem.
Het hof heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen. Het hof concludeert dat tegen een beslissing van een gerechtshof, anders dan door de rechtbank, geen beroep openstaat bij de bijzondere kamer van het Gerechtshof Arnhem. Dit betekent dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep. Het hof wijst erop dat de wetgever verantwoordelijk is voor het openstellen van hoger beroep en dat dit niet binnen de rechtsvormende taak van de rechter valt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een samenhangend stelsel van rechtsmiddelen en de rol van de wetgever in het bepalen van de mogelijkheden voor hoger beroep. Het hof concludeert dat de verschillende belangen die bij deze zaak spelen, niet leiden tot de mogelijkheid van hoger beroep bij de bijzondere kamer van het Gerechtshof Arnhem. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2007.