belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen op aangifte voldaan bedrag
soort belasting : belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM)
tijdstip : 6 juni 2002
onderzoek ter zitting : na cassatie bij arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2007, nr. 43 432 (hierna: het verwijzingsarrest), en verwijzing naar dit Hof, op 31 januari 2008 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede namens de Inspecteur mr. J. van der Velde
gronden:
1. Voor dit geding staat vast:
1.1. Op 6 juni 2002 heeft belanghebbende € 14 156 voldaan aan BPM ter zake van de registratie van een personenauto [merk en type] (hierna: de auto) die hij in mei 2002 naar Nederland heeft overgebracht uit Duitsland. De datum van eerste toelating in dat land is 22 juni 2001. De kilometerstand was omstreeks 16 700.
1.2. Na onderhandeling met de Duitse handelaar heeft belanghebbende de auto gekocht voor € 24 500 exclusief Mehrwertsteuer, maar inclusief door die handelaar te verzorgen spuitwerk aan de carrosserie.
1.3. Op 17 juni 2002 heeft belanghebbende de auto verkocht aan een leasemaatschappij voor een prijs van € 50 913,40 inclusief omzetbelasting en BPM. Hij heeft de auto vervol-gens van de leasemaatschappij teruggeleast.
2. Na cassatie en verwijzing als voormeld is nog in geschil, of voor de berekening van de BPM een hogere afschrijving op de auto gerechtvaardigd is dan waarmee bij de aangifte rekening is gehouden.
3.1. Uit het verwijzingsarrest vloeit voort, dat voor de berekening van de BPM die ver-schuldigd is voor een in Nederland ingevoerd voertuig, uitgegaan moet worden van de waardevermindering van een gelijksoortig voertuig op de Nederlandse markt (het referen-tievoertuig).
3.2. Ter zitting zijn partijen in zoverre tot overeenstemming gekomen, dat de historische consumentenprijs in Nederland € 71 720 ofwel netto (exclusief BPM en omzetbelasting) € 44 616 heeft bedragen, dat de zo-even bedoelde waardevermindering tot uitdrukking komt in het verschil tussen die historische consumentenprijs en de onder ?1.3 genoemde prijs, alsmede dat de totale kosten van na de overbrenging naar Nederland verrichte inbouw van een navigatiesysteem, telefoon, alarm en cruise control en voor A1-garantie, 0-beurt, regi-stratie en aflevering € 5 000 hebben bedragen.
3.3. Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd toegezegd die overeenstemming cijferma-tig zo spoedig mogelijk uit te werken en toe te zenden aan belanghebbende en aan het Hof. De cijfermatige uitwerking die de Inspecteur heeft neergelegd in zijn faxbericht dat op 31 januari 2008 om 16.15 uur ter griffie is ontvangen, is door belanghebbende in diens faxbe-richt dat op 4 februari 2008 om 13.03 uur ter griffie is ontvangen echter niet als juist aan-vaard. Daar het geschil kan worden beoordeeld op basis van de hiervoor onder ?3.2 vermelde gemeenschappelijke uitgangspunten, geeft de inhoud van beide faxberichten het Hof geen aanleiding de behandeling van de zaak te heropenen. Die faxberichten worden dan ook voor dit geding verder buiten beschouwing gelaten.
3.4. De onder ?3.2 genoemde totale kosten van aanvankelijk € 6 174 zijn gespecificeerd in de ‘Notitie inzake Douane’ die door belanghebbende ter zitting van het Hof is overgelegd. Daarin zijn die kosten vermeld exclusief omzetbelasting. Hetzelfde is gebeurd in de prijs die op 17 juni 2003 kennelijk inclusief ‘opties’ door belanghebbende aan de leasemaatschappij is gefactureerd (bijlage 16 van het verweerschrift voor het gerechtshof te Leeuwarden). Daarom moeten die kosten, die ter zitting door belanghebbende zijn teruggebracht tot € 5 000, worden opgevat exclusief omzetbelasting. Inclusief 19% omzetbelasting belopen zij derhalve € 5 950. Anders dan belanghebbende voorstaat, dient de waardevermindering in dezen te worden berekend door vergelijking van de brutoverkoopprijs – dus inclusief om-zetbelasting en BPM – met de historische consumentenprijs, zodat geen zelfstandige bete-kenis toekomt aan het als BPM vermelde bedrag op de zo-even bedoelde factuur.
3.5. Aldus moet worden uitgegaan van € (50 913,40 – 5 950 =) 44 963,40 als waarde van het referentievoertuig zoals bedoeld in onderdeel 3.3.2 van het voormelde arrest. Op deze basis moet de verschuldigde BPM worden berekend als volgt:
nettocatalogusprijs (exclusief omzetbelasting en BPM) € 44 616,–
tarief BPM 45,2% € 20 166,43
aftrek vast bedrag € 1 540,–
bruto BPM € 18 626,43
afschrijving (71 720 – 44 963/71 720 ofwel) 38% € 7 078,04
BPM-schuld na afschrijving € 11 548,39.
slotsom:
Op aangifte is € 14 156 voldaan. Verschuldigd is € 11 548,39. Derhalve resteert een terug-gaaf van € 2 607,61. Het beroep is in zoverre gegrond.
proceskosten:
De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op zijn reis en verblijfkosten, begroot op € 44, en op zijn verlet-kosten, die hij ter zitting onweersproken door de Inspecteur heeft begroot op in totaal € 200.
beslissing:
Het Gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
– vermindert de verschuldigde BPM tot € 11 548,39;
– gelast de Staat aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 207 te ver-goeden;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 244, te vergoeden door de Staat.