ECLI:NL:GHARN:2008:BD1683

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
avnr 1198-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in verband met activiteiten in bedrijfsvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 april 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door appellant. Het verzoek was gebaseerd op artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om een vergoeding aan een gewezen verdachte toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand, mits de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. Appellant was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank Utrecht had in een eerdere beschikking geoordeeld dat appellant persoonlijk geen kosten had gemaakt, omdat de rekeningen waren voldaan door zijn vennootschap, [naam B.V.].

Appellant voerde aan dat er een afspraak was tussen hem en de vennootschap, waarbij de vennootschap de kosten zou betalen onder de voorwaarde dat appellant deze zou terugbetalen. Het hof oordeelde echter dat deze afspraak niet voldoende was onderbouwd met schriftelijke stukken. Het hof concludeerde dat de vennootschap de kosten van rechtsbijstand als eigen kosten had geboekt en niet als voorschot.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van appellant, maar het hof oordeelde dat appellant ontvankelijk was in zijn verzoek. Desondanks werd het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat niet was aangetoond dat appellant zelf de kosten had gedragen. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand terecht ten laste van de vennootschap waren gebracht, gezien de activiteiten van appellant in het kader van de bedrijfsvoering.

De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de noodzaak om aan te tonen dat kosten daadwerkelijk door de verzoeker zijn gemaakt, vooral in situaties waar vennootschappen betrokken zijn bij de betaling van rechtsbijstandskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zitting houdende te Arnhem
Pkn: 16/602791-06
Avnr: 1198-07
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:
[naam appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman],
ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank rechtbank Utrecht van 19 juni 2007, houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 11 maart 2008 de advocaat-generaal en namens appellant mr. [naam raadsman A], advocaat te [plaatsnaam].
Verzoeker is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, ingediend op 4 april 2007 ter griffie van de rechtbank Utrecht door mr. [naam raadsman A] voornoemd;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte rechtsmiddel van 21 augustus 2007, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij door appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de appelschriftuur, ingediend op 3 augustus 2007 door mr. [naam raadsman A] voornoemd;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 18 januari 2007 is appellant vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Daarnaast is de onttrekking aan het verkeer bevolen ten aanzien van zeven pistolen en twee revolvers.
2. Het inleidend verzoekschrift strekt tot de toekenning van een vergoeding in de kosten van de rechtsbijstand.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist dat appellant persoonlijk geen kosten heeft gemaakt, nu de rekeningen zijn betaald door [naam B.V.]. Gelet hierop bestaat er volgens de rechtbank geen grond voor vergoeding van de kosten op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en het verzoekschrift wordt afgewezen.
4. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
5. Appellant heeft als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat appellant persoonlijk geen kosten van een raadsman heeft gemaakt nu de rekeningen zijn voldaan door [naam B.V.]. De rechtbank is er volgens de raadsman aan voorbij gegaan dat de declaraties gericht zijn aan appellant en niet aan de B.V. Er bestaat een overeenkomst tussen de B.V. en verzoeker welke inhoudt dat de declaraties door de B.V. worden betaald onder voorwaarde dat de appellant het door hem uit hoofde van de procedure ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ontvangen bedrag aan de werkgever, zijnde [naam B.V.]. zal restitueren. Voor het overige hebben appellant en zijn raadsman volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
7. De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van appellant, nu door de rechtbank de maatregel van onttrekking aan het verkeer van enkele inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen en derhalve niet voldaan is aan het eerste lid van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Subsidiair heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep.
8. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
9. Gelet op hetgeen onder 1 is overwogen is de zaak niet geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering. Appellant heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de fabrikant in de Verenigde Staten de imitatiewapens per abuis naar het bedrijf van appellant in Nederland heeft verzonden in plaats van naar Frankrijk, met als gevolg dat deze door de Nederlandse douane zijn onderschept en in beslag genomen. Het hof ziet daarom aanleiding om voorbij te gaan aan het feit dat ten aanzien van deze wapens onttrekking aan het verkeer is bevolen en er derhalve een maatregel is opgelegd. Appellant is ontvankelijk in zijn verzoek.
10. Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof voorop dat de declaratie van de raadsman niet meer is dan een uitgangspunt, dat door het hof wordt betrokken in zijn oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan appellant een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman en zo ja tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat het hof geenszins gebonden is aan de door de raadsman gedeclareerde tijd of het door hem gehanteerde uurtarief.
11. Aan appellant is rechtsbijstand verleend door mr. [naam raadsman B], verbonden aan advocatenkantoor [naam], en door mr. [naam raadsman A], verbonden aan advocatenkantoor [naam]. Zij hebben ter zake van hun werkzaamheden twee declaraties gezonden, totaal ten bedrage van
€ 7.832,95. Mr. [naam raadsman A] heeft per brief van 15 juni 2007 aan de rechtbank medegedeeld dat de declaraties zijn betaald door de vennootschap van appellant.
12. Appellant heeft aangevoerd dat tussen de vennootschap, [naam B.V.], en hem is overeengekomen dat de declaraties door de vennootschap zullen worden betaald onder voorwaarde dat appellant het bedrag zou terugbetalen. Feitelijk is er volgens appellant sprake van een boeking in rekeningcourant, waarbij de vennootschap de BTW in vooraftrek heeft gebracht, hetgeen bij terugbetaling met appellant zal worden verrekend.
13. Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is gebleken, onvoldoende aannemelijk is geworden dat de kosten van rechtsbijstand door appellant zelf gedragen worden. De door hem gestelde afspraak dat de declaraties zijn voldaan door [naam B.V.] onder voorwaarde dat appellant deze zal terugbetalen, blijkt niet uit enig vooraf opgesteld schriftelijk stuk. Voorts is de in de declaraties begrepen BTW door de [naam B.V.] verrekend. Daaruit leidt het hof af dat [naam B.V.] de kosten van rechtsbijstand als eigen kosten heeft geboekt en niet als voorschot. Verder zijn de kosten van rechtbijstand geenszins ten onrechte ten laste van [naam B.V.] gebracht, nu de vervolging van appellant heeft plaatsgehad ter zake van zijn activiteiten in het kader van de bedrijfsvoering van de vennootschap. Het verzoek tot toekenning van een vergoeding in de kosten van de raadsman zal dan ook worden afgewezen.
14. Nu de rechtbank aldus op juiste gronden heeft beslist, dient de beschikking waarvan beroep bevestigd te worden.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter,A.W.M. Elders en J.H.M. Kerssemakers, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2008.