3 De vaststaande feiten
3.1 Op grond van hetgeen is gesteld en niet of onvoldoende is weersproken dan wel blijkt uit de onbetwiste inhoud van de overgelegde bescheiden, staat in hoger beroep het navolgende vast.
3.2 Tussen [vader geintimeerden] (als verpachter) en [appellant] (als pachter) heeft een pachtovereenkomst bestaan met betrekking tot de percelen weiland gelegen [...] ter grootte van 21.42.70 ha.
3.3 Na het overlijden van [vader geintimeerden] zijn diens erfgenamen, te weten zijn inmiddels eveneens overleden echtgenote [moeder geintimeerden], alsmede hun kinderen, [van geïntimeerden] en hun zuster [van geintimeerden], in zijn plaats getreden als partij bij de pachtovereenkomst met [appellant].
3.4 In juli 1999 heeft [appellant] [makelaar] en [makelaar] [geïntimeerden] benaderd over een mogelijke koop van de gepachte grond. Hierover hebben besprekingen plaatsgevonden tussen [geintimeerde sub 3] (namens [geïntimeerden]), zijn juridisch adviseur en [makelaar]. Uiteindelijk zijn partijen het begin oktober 1999 eens geworden over een verkoop van de grond tegen een prijs van € 438.069,89. Hierin was een vergoeding begrepen voor op het gepachte rustend melkquotum van € 146.375,43. Voor de grond is een bedrag van € 291.694,46 betaald. Dit komt overeen met een bedrag van € 13.613,40 (f 30.000,—) per hectare.
3.5 Partijen zijn daarnaast overeengekomen af te wijken van de wettelijke regeling van artikel 56i Pachtwet. In dit verband is in de op 2 december 1999 gepasseerde akte van levering een meerwaarderegeling opgenomen met de, voor zover hier van belang, volgende inhoud:
“1. Indien koper binnen tien jaar na heden overgaat tot vervreemding van het verkochte dan wel een gedeelte daarvan aan de gemeente, projectontwikkelaar of bouwer, dan is hij (koper) verplicht vijfentwintig procent (25%) van het verschil tussen:
a. de opbrengst bij vervreemding, verminderd met de kosten van de makelaar/ bemiddelaar en de belastingclaim ter zake van deze vervreemding; en
b. de nu geldende agrarische waarde zijnde vijftigduizend gulden (ƒ 50.000,—) per hectare, vermeerderd met de door hem ter zake de onderhavige levering betaalde kosten (kosten makelaar/bemiddelaar, notariskosten, overdrachtsbelasting en kadastrale rechten); uit te keren aan, tezamen, de comparant sub I en zijn genoemde volmachtgevers sub 1.b.2, 1.b.3 en 1.b.4. Indien één of meer van de tot verrekening gerechtigde overleden mocht(en) zijn, zullen in de plaats van de overledene(n) treden diens afstammelingen op de wijze als geregeld bij erfopvolging volgens de wet (…)
6. Indien koper zijn verplichtingen op grond van dit artikel niet nakomt, verbeurt hij ten behoeve van de gerechtigde(n) krachtens dit artikel een onmiddellijk opeisbare boete van eenhonderdduizend gulden (ƒ 100.000,-) zulks onverminderd kopers verplichting tot nakoming van het overeengekomene jegens bedoelde gerechtigde(n) en onverminderd diens bevoegdheid tot het vorderen van schadevergoeding.”
3.6 Tussen [appellant] en [A], handelend namens een nader te noemen meester, is op 23 juli 1999 een principeakkoord gesloten omtrent de koop van de boerderij met veestallingen, bijgebouwen, erf, tuin en ondergrond, [...], mede omvattende de op dat moment aan [geïntimeerden] in eigendom toebehorende percelen [...]. Het principeakkoord is onderworpen aan de voorwaarden dat [appellant] voormelde in eigendom zou krijgen en de gemeente haar goedkeuring aan de koop van [appellant] zou geven, en biedt voorts ruimte voor het ontbinden van de principeovereenkomst naar aanleiding van het resultaat van een te verrichten bodemonderzoek.
3.7 Tussen [appellant] en de [gemeente] (hierna de gemeente te noemen) is op 28 februari 2000 de koopovereenkomst getekend met betrekking tot de boerderij en landerijen van [appellant], waaronder de voormelde van [geïntimeerden] gekochte grond. Het principeakkoord van 23 juli 1999 is daarmee komen te vervallen.
3.8 De op de koopovereenkomst van 28 februari 2000 gebaseerde transportakte is op 27 april 2000 voor [een notaris] gepasseerd. Aan de voorheen aan [geïntimeerden] toebehorende grond is een waarde toegekend van € 1.798.784,70. Voor het geval er woningbouw op de gekochte grond wordt gerealiseerd komt [appellant] op grond van de leveringsakte een aanvullend bedrag toe van ƒ 10,-- per vierkante meter. Daarnaast had [appellant] het recht om de betreffende grond tot 1 mei 2006 om niet te gebruiken.