ECLI:NL:GHARN:2008:BF3300

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.005.081
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pachtovereenkomst en melkquotum

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep tegen een vonnis van de pachtkamer van de rechtbank Assen. De zaak betrof een geschil tussen een verpachter en een pachter over de overdracht van een melkquotum en de staat van oplevering van het gepachte. De pachtkamer had in eerste aanleg de vorderingen van de verpachter afgewezen. Het hof oordeelde echter anders en stelde vast dat de pachtbeëindigingsovereenkomst geen afstand van aanspraken met betrekking tot het melkquotum inhield. Het hof oordeelde dat de pachter niet had bewezen dat er in de jaren 1983/1984 geen pachtovereenkomst bestond en dat het gepachte bijdroeg aan het op naam van de pachter geregistreerde melkquotum. De pachter werd veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van het melkquotum, op straffe van een dwangsom, en daarnaast tot schadevergoeding wegens gebrekkige oplevering van het gepachte.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep werd ook aan de orde gesteld. Het hof oordeelde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep niet was nageleefd, waardoor de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De kosten van het hoger beroep werden voor rekening van de appellant gesteld. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moesten worden nageleefd, ongeacht eventuele cassatieprocedures.

Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van pachtovereenkomsten en de rechten en plichten van partijen in het kader van de overdracht van melkquota, vooral in het licht van de wijzigingen in de wetgeving per 1 september 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.005.081
arrest van de pachtkamer van 16 september 2008
inzake
[appellant],
wonende te [adres],
appellant,
advocaat: mr. A.T. Bolt,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [adres],
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.D. Huizinga.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 12 februari 2008 dat de pachtkamer van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen, tussen appellant (hierna: [appellant]) als eiser in conventie en verweerder in reconventie en geïntimeerde (hierna: [geïntimeerde]) als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 14 april 2008 [geïntimeerde] aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof. [geïntimeerde] heeft bij exploot van 24 april 2008 [appellant] opgeroepen tegen een eerdere roldatum.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Hij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis voor zover in reconventie tussen partijen gewezen zal vernietigen en, opnieuw recht doende, [geïntimeerde] in haar reconventionele vordering niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen, zulks met haar veroordeling in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd dat het hof bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in diens beroep, kosten rechtens.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
Het toepasselijke recht
3.1 Per 1 september 2007 is met de artikelen 7:311 e.v. Burgerlijk Wetboek en 1019j-1019v Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een nieuwe wettelijke regeling van de pacht in werking getreden en is de Pachtwet (hierna: Pw) vervallen. Omdat tussen oud en nieuw recht geen voor de onderhavige zaak (waarin de inleidende dagvaarding op 13 augustus 2007 en derhalve vóór de inwerkingtreding van de zojuist genoemde artikelen is betekend) relevant verschil bestaat, behoeft de vraag welk recht volgens het overgangsrecht van toepassing is, geen bespreking.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.2 Zowel volgens artikel 142 (oud) Pw als volgens artikel 1019o lid 2 Rv bedraagt de termijn van hoger beroep één maand na de dag van de uitspraak. Het bestreden vonnis is gewezen op 12 februari 2008. Het hoger beroep is ingesteld door de betekening van de dagvaarding in hoger beroep aan [geïntimeerde] op 14 april 2008, derhalve ruim twee maanden nadat het bestreden vonnis is gewezen. Het voorgaande brengt mee dat [appellant] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De kostenveroordeling
3.3 Het hof zal [appellant] veroordelen in de kosten van dit hoger beroep. Conform hetgeen [geïntimeerde], naar het hof begrijpt, heeft gevraagd, zal het hof de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Daarmee geeft het hof geen oordeel over de vatbaarheid van dit arrest voor cassatie in verband met het vervallen van artikel 134 (oud) Pw per 1 september 2007 en de inwerkingtreding van onder meer artikel 1019q Rv met ingang van diezelfde datum.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Assen van 12 februari 2008;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 894,-- voor salaris van de advocaat en op € 254,-- voor griffierecht;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad wat betreft het in de vorige alinea bepaalde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, H.L. van der Beek en J.K.B. van Daalen en de raden mr.ing. J.A. Jansens van Gellicum en ir. H.B.M. Duenk, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2008.