ECLI:NL:GHARN:2008:BF3300
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake pachtovereenkomst en melkquotum
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep tegen een vonnis van de pachtkamer van de rechtbank Assen. De zaak betrof een geschil tussen een verpachter en een pachter over de overdracht van een melkquotum en de staat van oplevering van het gepachte. De pachtkamer had in eerste aanleg de vorderingen van de verpachter afgewezen. Het hof oordeelde echter anders en stelde vast dat de pachtbeëindigingsovereenkomst geen afstand van aanspraken met betrekking tot het melkquotum inhield. Het hof oordeelde dat de pachter niet had bewezen dat er in de jaren 1983/1984 geen pachtovereenkomst bestond en dat het gepachte bijdroeg aan het op naam van de pachter geregistreerde melkquotum. De pachter werd veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van het melkquotum, op straffe van een dwangsom, en daarnaast tot schadevergoeding wegens gebrekkige oplevering van het gepachte.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep werd ook aan de orde gesteld. Het hof oordeelde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep niet was nageleefd, waardoor de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De kosten van het hoger beroep werden voor rekening van de appellant gesteld. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moesten worden nageleefd, ongeacht eventuele cassatieprocedures.
Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van pachtovereenkomsten en de rechten en plichten van partijen in het kader van de overdracht van melkquota, vooral in het licht van de wijzigingen in de wetgeving per 1 september 2007.