ECLI:NL:GHARN:2009:BH0517

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-00487
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van legesheffing bij aanvraag lichte bouwvergunning en de gevolgen van bestemmingsplanherziening

In deze zaak gaat het om de heffing van leges in verband met een aanvraag voor een lichte bouwvergunning door belanghebbende, die op 27 januari 2005 werd ingediend. De gemeente heeft leges ter hoogte van € 303,80 in rekening gebracht, verhoogd met € 256,95 vanwege een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wet RO). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verhoging van de leges, maar dit bezwaar werd door de Ambtenaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de Ambtenaar vernietigd, wat leidde tot hoger beroep door de Ambtenaar.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 december 2008 in Arnhem, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De Ambtenaar betoogde dat de heffing van leges terecht was, terwijl belanghebbende stelde dat de heffing onredelijk was, gezien de nalatigheid van de gemeente om het bestemmingsplan tijdig te herzien. De Rechtbank had geoordeeld dat de heffing van leges in strijd was met de wetgeving, omdat de gemeente niet had voldaan aan de herzieningstermijn van het bestemmingsplan.

Het Gerechtshof heeft in zijn uitspraak op 14 januari 2009 geoordeeld dat de heffing van leges terecht was, ondanks de argumenten van belanghebbende. Het Hof stelde dat de wetgeving zoals die in 2005 gold, leidde tot de conclusie dat de Ambtenaar het bedrag van € 256,95 aan leges terecht had geheven. De omstandigheid dat de gemeente het bestemmingsplan niet tijdig had herzien, was niet voldoende om de legesheffing onredelijk te verklaren. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 07/00487
uitspraakdatum: 14 januari 2009
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Hof van Twente (hierna: de Ambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo (hierna: de Rechtbank) van 30 augustus 2007, nummer 07/206 LEGGW AQ1 A, in het geding tussen de Ambtenaar
en
X te Z (hierna: belanghebbende) betreffende na te melden geheven leges.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. In verband met het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een lichte bouwvergunning is van belanghebbende een bedrag van € 303,80 aan leges geheven, welk bedrag is verhoogd met € 256,95 wegens een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de Wet RO).
1.2. Het door belanghebbende tegen het bedrag van € 256,95 gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar door de Ambtenaar ongegrond verklaard.
1.3. De Rechtbank heeft het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bedrag aan leges verminderd met € 256,95.
1.4. De Ambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgehad op 10 december 2008 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote alsmede de Ambtenaar.
1.6. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s dient als hier herhaald en ingelast te worden aangemerkt.
1.7. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende heeft op 27 januari 2005 een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning voor het vernieuwen van een schuur op het perceel A-straat te Z.
2.2. Het ingediende bouwplan was in strijd met het in 2005 vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is in de jaren tachtig van de vorige eeuw door de gemeente vastgesteld en is nadien niet meer herzien.
2.3. De gemeente heeft belanghebbende ter zake van bedoelde aanvraag met diens instemming - vrijstelling op de voet van artikel 19, derde lid, van de Wet RO verleend van het bestemmingsplan. De bouwvergunning is in april 2005 aan belanghebbende verleend.
2.4. Ter zake van het in behandeling nemen van de onderwerpelijke aanvraag is belanghebbende een bedrag van € 303,80 aan leges in rekening gebracht. Dit bedrag is wegens het verlenen van de in 2.3 bedoelde vrijstelling verhoogd met € 256,95.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil of de Ambtenaar terecht het bedrag van € 256,95 aan leges van belanghebbende heeft geheven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Ambtenaar bevestigend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
3.3 De Ambtenaar concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het door belanghebbende bij de Rechtbank ingestelde beroep.
3.4 Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 2 van de overeenkomstig de voorschriften van de Gemeentewet bekendgemaakte - Legesverordening 2005 Hof van Twente (hierna: de Verordening) worden onder de naam leges rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel).
4.2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning is een bedrag aan leges verschuldigd volgens het tarief zoals is vermeld in artikel 5.2.2. van de Tarieventabel. Niet in geschil is dat belanghebbende in dit verband een bedrag van € 303,80 aan leges is verschuldigd geworden.
4.3. Ingevolge artikel 5.5.1.1 van de Tarieventabel dient dit bedrag te worden verhoogd met € 256,95, indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vrijstelling moet worden verleend op grond van – voor zover te dezen van belang – artikel 19, derde lid, van de Wet RO.
4.4. In aanmerking genomen dat de hiervóór in overweging 4.3 genoemde omstandigheid zich hier voordoet, leidt een strikte toepassing van de Verordening en de bijbehorende Tarieventabel ertoe dat van belanghebbende terecht het bedrag van € 256,95 aan leges is geheven. In zoverre is het gelijk aan de zijde van de Ambtenaar.
4.5. Niettemin heeft de Rechtbank – in het spoor van belanghebbende – geoordeeld dat heffing van leges op de voet van artikel 5.5.1.1. van de Tarieventabel te dezen leidt tot een onredelijke heffing. De gemeente heeft immers, aldus de Rechtbank, nagelaten het bestemmingsplan tijdig – zoals is voorgeschreven in artikel 33 van de Wet RO – te herzien. Hierdoor worden, aldus nog steeds de Rechtbank, lasten op de burger afgewenteld die het gevolg zijn van de nalatigheid van de gemeente om tijdig het bestemmingsplan te herzien. Gelet op een en ander is de Rechtbank tot de conclusie gekomen dat genoemd artikel 5.5.1.1. van de Tarieventabel verbindende kracht mist. Aan deze conclusie heeft de Rechtbank mede ten grondslag gelegd het (toenmalige) voorstel van de wetgever tot wijziging van de Wet RO (Nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening; TK 2003-2004, nr. 28916), inhoudend – kort gezegd – dat geen leges kunnen worden geheven terzake van bouwvergunningen in geval van overschrijding van de tienjaarstermijn waarbinnen bestemmingsplannen (opnieuw) dienen te worden vastgesteld).
4.6. In hoger beroep betoogt de Ambtenaar, kort gezegd, dat hier geen sprake is van een onredelijke belastingheffing waarop de wetgever niet het oog kan hebben gehad. De Rechtbank heeft ten onrechte geanticipeerd op bedoelde wetswijziging en is, aldus nog steeds de Ambtenaar, met haar beslissing op de stoel van de wetgever gaan zitten.
4.7. Zoals hiervóór in overweging 4.4. is overwogen, brengt een strikte toepassing van de Verordening en de bijbehorende Tarieventabel mee dat te dezen terecht een bedrag van € 256,95 aan leges van belanghebbende is geheven. De omstandigheid dat de gemeente zich niet heeft gehouden aan het voorschrift van artikel 33 Wet RO, inhoudend dat een bestemmingsplan ten minste eenmaal in de tien jaren wordt herzien, staat – anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld – niet eraan in de weg dat van belanghebbende (in verband met de vrijstellingsprocedure) leges wordt geheven. De in dat artikel genoemde termijn vormt een termijn van orde en aan overschrijding ervan zijn het kader van de heffing van leges geen gevolgen verbonden.
4.8. Het eerdergenoemde wetsvoorstel, dat eerst op 1 juli 2008 kracht van wet heeft verkregen, kan geen grond vormen voor een andersluidende conclusie dan is verwoord in overweging 4.7. De onderhavige heffing van leges dient immers te worden getoetst aan de regelgeving zoals die destijds in 2005 gold. Het toetsen van een beschikking aan een wetsvoorstel vindt – nog daargelaten dat op het toetsingtijdstip niet vast staat dat het wetsvoorstel tot wet zal worden verheven – geen steun in het belastingrecht.
4.9. De Rechtbank heeft haar beslissing derhalve ten onrechte mede doen steunen op het genoemde wetsvoorstel. Het Hof vermag overigens – gelet op het hiervóór overwogene - niet in te zien dat de onderhavige heffing van leges leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog heeft gehad. De omstandigheid dat de gemeente heeft nagelaten het bestemmingsplan tijdig te herzien, is daartoe niet voldoende.
4.10. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd doet aan deze conclusie niet af.
4.11. Het hoger beroep van de Ambtenaar treft doel.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het beroep van belanghebbende bij de Rechtbank ongegrond.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. J.W. Zwemmer, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2009.
De voorzitter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen. De uitspraak is ondertekend door één van de raadsheren.
Griffier, Raadsheer,
( A. Vellema) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.