Nadat u de gevraagde gegevens heeft ontvangen vinden wij het uitermate onredelijk dat u éénzijdig, zonder nader overleg, de afgesproken spelregels verandert. Namelijk het onderscheid tussen werkzaamheden vóór en ná werkzaamheden van installatiebedrijven m.b.t. sleuven is door ons nimmer besproken als relevant criterium. ”
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur belanghebbende terecht heeft ingedeeld in sector 3. Bouwbedrijf. Belanghebbende stelt dat zij behoort te worden ingedeeld in sector 57. Stukadoorsbedrijf.
3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat indeling moet plaatsvinden op basis van de functie die een werkgever vervult in het maatschappelijk verkeer. Die functie wordt, aldus de Inspecteur, bepaald door het geheel van bedrijfsactiviteiten in onderlinge samenhang bezien, de kernfunctie van een bedrijf. De Inspecteur verwijst tot steun voor dit standpunt naar de uitspraak van de CRvB van 20 december 2004, nr. 03/2573 OSV, LJN AS2082. Belanghebbendes activiteiten behelzen het plaatsen van gipswanden en plafonds, die behoren tot de burgerlijke en utiliteitsbouw. De Inspecteur stelt dat het behangklaar opleveren van wanden inclusief afwerking van oneffenheden normaliter één project is, waarbij het pleisteren en stukadoren valt toe te rekenen aan de hoofdactiviteit, het plaatsen van de gipsblokken. Voorts wijst de Inspecteur erop dat de Commissie Indelingen van het toenmalige Landelijk instituut sociale verzekering op 23 september 1997 en op 18 december 1997 heeft uitgesproken dat indeling van systeemwand en plafondmontagebedrijven bij een andere sector dan de sector 3. Bouwbedrijf niet mogelijk is.
4.2. Belanghebbende stelt dat de werkzaamheden van belanghebbende voor meer dan de helft bestaan uit stukadoorswerkzaamheden en dat belanghebbende derhalve moet worden ingedeeld in sector 57. Stukadoorsbedrijf. Belanghebbende verwijst in dat verband naar de steekproeven, waarvan het resultaat hiervoor onder 2.5 en 2.6 is aangehaald. Het Hof is mede gelet op hetgeen ter zitting daarover is verklaard van oordeel dat anders dan belanghebbende verdedigt dichtzetten, dichtkitten van naden en PUR-afwerking van naden geen stukadoorswerkzaamheden zijn, maar onderdeel vormen van het plaatsen van een gipswand. Mede gelet daarop heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat haar werkzaamheden grotendeels bestaan uit stukadoorswerkzaamheden. Nu het merendeel van de werkzaamheden van belanghebbende niet als stukadoorswerkzaamheden zijn aan te merken, valt belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet onder sector 57.
4.3. Gelet op het hiervoor overwogene hoeft het Hof niet in te gaan op de stellingen van de Inspecteur dat de indeling moet plaatsvinden op basis van de maatschappelijke functie van de onderneming en dat een gedeelte van de stukadoorswerkzaamheden valt toe te rekenen aan de hoofdactiviteit, het plaatsen van wanden.
4.4. Voorts stelt belanghebbende dat met de Inspecteur was afgesproken dat een steekproef zou worden gehouden om na te gaan welk gedeelte van haar werkzaamheden stukadoorswerk betreft en dat daarbij was afgesproken dat het plaatsen van gipsblokken wordt aangemerkt als ‘bouwactiviteiten’ en dat de overige werkzaamheden, het afwerken van een geplaatste wand, stukadoorswerk betreft. De Inspecteur handelt - aldus belanghebbende - in strijd met het vertrouwensbeginsel door zich thans op een ander standpunt te stellen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur bij monde van G in een bespreking op 10 december 2007 heeft gezegd dat het afwerken van door belanghebbende geplaatste wanden als stukadoorswerk wordt aangemerkt. Belanghebbende heeft voor deze stelling geen bewijs bijgebracht en het hiervoor onder 2.3 aangehaalde verslag van die bespreking geeft ook geen steun aan deze stelling.
4.5. Belanghebbende wijst erop dat C van mening is dat belanghebbende, voor de beantwoording van de vraag welke CAO van toepassing is en bij welk Pensioenfonds zij moet worden aangesloten, aangemerkt moet worden als een stukadoorsbedrijf. Het Hof constateert dat dit oordeel geen betrekking heeft op de sectorindeling, maar op de toepassing van een CAO en een pensioenregeling. Deze laatstvermelde regelingen gelden niet alleen voor stukadoorsbedrijven, maar ook voor afbouwbedrijven. Uit de overgelegde stukken blijkt dat C belanghebbende aanmerkt als een afbouwbedrijf. Bijlage I bij de regeling Wet financiering sociale verzekeringen, welke bijlage betrekking heeft op de sectorindeling, vermeldt afbouwbedrijven niet als behorend tot sector 57. Gelet daarop geeft het oordeel van C geen aanleiding belanghebbende in te delen in sector 57.
4.6. Ten slotte stelt belanghebbende dat bedrijven met dezelfde ondernemingsactiviteiten zijn ingedeeld in sector 57 en dat de brancheorganisatie dat bevestigt. Desgevraagd heeft belanghebbende geen namen van in sector 57 ingedeelde bedrijven kunnen of willen noemen die dezelfde ondernemingsactiviteiten verrichten als zij. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel door haar in te delen in sector 3. Bouwbedrijf.
4.7. Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan de Inspecteur. Het Hof zal dan ook het beroep ongegrond verklaren.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het beroep voor het Hof heeft moeten maken.
6. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.