ECLI:NL:GHARN:2009:BH5704

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-00548
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en misbruik van recht in verwijzingsprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, betreft het een verwijzingsprocedure naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 23 november 2007. De belanghebbende, X BV, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 3 juli 1997 tot en met 31 december 1998. De Inspecteur van de Belastingdienst had deze naheffingsaanslag opgelegd, maar de belanghebbende was van mening dat er sprake was van misbruik van recht. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is er een conclusie na verwijzing ingediend door de belanghebbende, waarop de Inspecteur heeft gereageerd.

Het Hof heeft vastgesteld dat de juridische eigendom van de goederen niet was overgedragen, wat van belang is voor de vraag of er sprake is van een levering in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak niet in stand kon blijven en dat er een verwijzing moest volgen voor een behandeling van de zaak in volle omvang. Uiteindelijk zijn partijen tot de conclusie gekomen dat er sprake was van misbruik van recht, wat leidde tot een vermindering van de naheffingsaanslag tot € 71.885.

De uitspraak van het Hof werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De kosten van het geding werden toegewezen aan de Inspecteur, die in de proceskosten van de belanghebbende werd veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 maart 2009, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde meervoudige belastingkamer
nummer 07/00548
uitspraakdatum: 3 maart 2009
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X BV (hierna: belanghebbende)
te : Z
verweerder : de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 3 juli 1997 tot en met 31 december 1998
nummer : F.01.8501
mondelinge behandeling : belanghebbendes gemachtigde alsmede de Inspecteur
gronden:
1. De behandeling van deze zaak door het Hof betreft de verwijzing door de Hoge Raad in het arrest van 23 november 2007, nr. 38.126, onder meer gepubliceerd in BNB 2008/54*.
2. Belanghebbende heeft bij het Hof een conclusie na verwijzing ingediend. De Inspecteur heeft gereageerd op de conclusie van belanghebbende. Beide partijen hebben daarna een nadere conclusie bij het Hof ingediend. Met dagtekening 4 februari 2009 heeft belanghebbende nog een aanvullend stuk aan het Hof gezonden.
3. Op het beroep in cassatie van belanghebbende heeft de Hoge Raad in zijn hiervoor genoemde arrest onder meer overwogen:
3.3.2. Goederen worden in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst zoals die luidde in het onderwerpelijke tijdvak; hierna: de Wet) geleverd door de macht om als een eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken aan een ander over te dragen (HvJ EG 8 februari 1990, Safe Rekencentrum B.V., C-320/88, Jurispr. blz. I-00285, BNB 1990/271, en HR 4 juli 1990, nr. 24 942, BNB 1990/272).
3.3.3. Het Hof is ervan uitgegaan dat aan een ondernemer geen levering in de zin van de Wet plaatsvindt, indien die ondernemer bij de aankoop van goederen handelt voor rekening en risico van een ander en die ander bij de aflevering door de leverancier het volledige economische belang verwerft. Dit uitgangspunt is niet juist.
Er zou - behoudens het bepaalde in artikel 3, lid 5, van de Wet - alleen dan niet aan belanghebbende zijn geleverd indien de macht om als een eigenaar over de apparatuur te beschikken door de leverancier aan het ziekenhuis zou zijn overgedragen. Daarbij verdient opmerking dat in geval de juridische eigendom niet is overgedragen, voor het aanwezig kunnen achten van een levering als bedoeld in artikel 3, lid 1, letter a, van de Wet niet voldoende is dat het (volledige) economische belang bij de zaak is overgedragen. Er dient immers macht om als eigenaar over de zaak te kunnen beschikken te zijn overgedragen, hetgeen het geval kan zijn wanneer de juridische eigenaar tevens een onherroepelijke volmacht heeft gegeven tot het vervreemden of bezwaren van de zaak, of wanneer de juridische eigenaar zich jegens de economische eigenaar ertoe heeft verplicht op verzoek mee te werken aan overdracht van de zaak aan een derde.
3.3.4. Op grond van het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor behandeling van de zaak in volle omvang. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
4. Gehoord hebbende hetgeen ter zitting is besproken, zijn partijen – alles overziende – tot de conclusie gekomen dat in dezen sprake is van misbruik van recht en dat dit met zich brengt dat de naheffingsaanslag omzetbelasting moet worden verminderd tot € 71.885.
5. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
proceskosten:
De Hoge Raad heeft in zijn verwijzingsarrest reeds een veroordeling uitgesproken in de kosten van het geding in cassatie en gelast dat aan belanghebbende worden vergoed de voor de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierechten. Voorts heeft hij overwogen dat door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het gerechtshof Leeuwarden een vergoeding dient te worden toegekend.
Het Hof vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende. Deze proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 644 (2 proceshandelingen * € 322 * 1) voor de behandeling van het beroep bij het gerechtshof Leeuwarden en € 483 (1,5 proceshandeling * € 322 * 1) voor de behandeling van het beroep bij dit Hof, tezamen € 1.127.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting tot € 71.885;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door haar betaalde griffierecht van € 204,20 en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.127 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.
De uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. C.M. Ettema, voorzitter, mr. T.J. Sanders en mr. U.E. Tromp, in tegenwoordigheid van drs. S Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 3 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 maart 2009
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.