ECLI:NL:GHARN:2009:BJ2123

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002395-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen, dat op 19 mei 2008 werd uitgesproken. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van illegaal consumentenvuurwerk, specifiek 104 Chinese vlinders, op of omstreeks 13 oktober 2006 in de gemeente [Gemeente]. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk het vuurwerk voorhanden had, maar achtte niet alle tenlastegelegde feiten bewezen. Het hof concludeerde dat het eerste en derde gedachtenstreepje in de tenlastelegging niet bewezen konden worden, omdat het vuurwerk professioneel vuurwerk betrof en niet onderzocht was door het NFI. De verdachte werd vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd dan bewezen verklaard.

De bewezenverklaring leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de verdachte niet strafbaar zouden maken. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast werd een geldboete van EUR 2.000,00 opgelegd, die bij gebreke van betaling kan worden omgezet in 30 dagen hechtenis.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002395-08
Uitspraak d.d.: 29 april 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen van 19 mei 2008 in de strafzaak tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonadres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2006, althans in of omstreeks de maand oktober
2006, in de gemeente [Gemeente], al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk,
te weten 104 chinese vlinders, althans een of meer chinese vlinders,
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 24, derde lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde
regels, immers
- waren die chinese vlinders niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor
particulier gebruik" en/of
- waren die chinese vlinders niet voorzien van een in de Nederlandse taal
gestelde gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat
bij het dienenovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker
en/of omstanders kon ontstaan en/of
- voldeed de lading van die chinese vlinders in strijd met het gestelde in
artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 niet aan de in
bijlage III per categorie (te weten categorie A1.) behorende bij die regeling
gestelde eisen; de lading bestond niet uit uitsluitend zwart buskruit.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Het hof acht bewezen dat verdachte opzettelijk het tenlastegelegde vuurwerk voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft de verbalisanten, die bij zijn bedrijf waren in verband met een tip dat er (ander dan bij verdachte aangetroffen) illegaal vuurwerk aanwezig was in het pand, zelf gewezen op de doos met daarin de chinese vlinders.
Het hof acht volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het eerste gedachtenstreepje niet bewezen nu het betreffende vuurwerk naar haar aard professioneel vuurwerk betreft en daarom niet gezegd kan worden dat het in zoverre niet voldeed aan de voorschriften omdat er niet op stond “Geschikt voor particulier gebruik”.
Het hof acht het derde gedachtenstreepje niet bewezen nu de bij verdachte aangetroffen chinese vlinders niet zijn onderzocht door het NFI zodat niet is komen vast te staan dat de lading van deze chinese vlinders niet uit uitsluitend zwart buskruit bestond. Het deskundigenrapport van het NFI over chinese vlinders in het algemeen is hiervoor niet voldoende.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2006 in de gemeente [Gemeente], opzettelijk, consumentenvuurwerk,
te weten 104 chinese vlinders
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 24, derde lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde
regels, immers
- waren die chinese vlinders niet voorzien van een in de Nederlandse taal
gestelde gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat
bij het dienenovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker
en/of omstanders kon ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat het in het onderhavige geval gerechtvaardigd is om ten voordele van verdachte af te afwijken van straffen die doorgaans voor dit feit worden opgelegd en aan verdachte een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal gevorderd. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat verdachte de verbalisanten zelf ongevraagd heeft gewezen op de aanwezigheid van het vuurwerk en dat het vuurwerk daar zo’n twee jaar ongebruikt op die plek heeft gelegen. Voorts houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte zeer veel tijd besteedt aan zijn eigen bedrijf waardoor een werkstraf zoals gevorderd een bijna onmogelijke of in elk geval heel moeilijk op te brengen belasting voor verdachte zou betekenen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen en de artikelen 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter,
mr E.H. Schulten en mr D.R. Doorenbos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M. Vodegel-Irausquin, griffier,
en op 29 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Schulten en mr Doorenbos zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.