ECLI:NL:GHARN:2009:BJ2965
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de nalatenschap en verrekening in faillissement
In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van erflater, waarbij de curator, mr. Frederikus Kolkman, optreedt in het faillissement van de overleden partij. De curator vordert de verdeling van de nalatenschap en de betaling van een bedrag van € 23.767,54 door de weduwe van de erflater, [geïntimeerde sub 1]. De weduwe verzet zich tegen de vordering en stelt dat zij al een voorschot op de nalatenschap heeft verstrekt aan de failliet. De rechtbank heeft het verzet van [geïntimeerde sub 1] niet gehonoreerd en de verdeling doorgevoerd, waarbij het aandeel van de failliet aan haar is toegescheiden.
In hoger beroep betwist de curator de toepassing van artikel 53 van de Faillissementswet, dat verrekening mogelijk maakt. Het hof oordeelt dat de schuld van de failliet aan [geïntimeerde sub 1] vóór de faillietverklaring is ontstaan, maar dat de vordering uit overbedeling na de verdeling voortvloeit uit een rechtsbetrekking die vóór de faillietverklaring is ontstaan. Het hof concludeert dat er een nauwe samenhang is tussen de vordering van [geïntimeerde sub 1] en de vordering van de curator, waardoor verrekening mogelijk is. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelt de curator in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de regels omtrent faillissement en nalatenschap, en hoe deze elkaar kunnen beïnvloeden. Het hof bevestigt dat de curator niet kan volstaan met een andere wijze van verdeling, en dat de weduwe recht heeft op verrekening van haar vordering. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk moet worden nageleefd.