Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is een naar het recht van de Nederlandse Antillen opgerichte naamloze vennootschap die zich bezig houdt met beleggings- en beheeractiviteiten. Verder bemiddelt belanghebbende bij transacties in voedingsmiddelen tussen bedrijven in Midden-Amerika en Europa.
2.2. Belanghebbende bezit 90% van de aandelen in A B.V. (hierna: A). De overige 10% van de aandelen zijn in handen van twee managers van A. De activiteiten van A bestaan uit de productie van installaties voor de voedingsmiddelenindustrie.
2.3. Voorts houdt belanghebbende 50% van de aandelen in B GmbH en 40% van de aandelen C B.V. (hierna: C). Belanghebbende fungeert als tussenpersoon bij werkzaamheden die A uitvoert voor C.
2.4. Alle aandelen in belanghebbende zijn in het bezit van D (hierna: D). D is naast enig aandeelhouder ook directeur van belanghebbende. D is gehuwd met E. Tot het gezin behoorden in het onderhavige belastingjaar twee zonen, die geboren zijn in 1982 en in 1984.
2.5. D was eigenaar van een motorjacht, type 65, genaamd “F”, bouwjaar 1992, lengte 19 meter (hierna: de privé-boot).
2.6. Op 22 juni 2001 heeft D contact gezocht met de sales manager van G, Ltd over een motorjacht van het nieuwe type 87. Dit contact heeft niet geleid tot een aankoop van een nieuw motorjacht.
2.7. In april 2002 heeft D de privé-boot via H te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 660.000. Op 2 juni 2002 is motorschade ontstaan aan deze boot. Op 4 juni 2002 is de privé-boot voor reparatie overgebracht naar I te Q (hierna: I. Na voltooiing van de reparatie werd de privé-boot van september 2002 tot april 2003 opgeslagen bij H. Op 6 augustus 2003 is de privé-boot verkocht voor € 440.000.
2.8. In juni 2002 heeft D namens belanghebbende een voorlopige koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van een motorjacht van het merk J, type 90, bouwjaar 1998 (hierna: de J). De J is 27 meter lang en heeft onder andere zes slaapkamers met elk een eigen badkamer, waaronder één slaapkamer met jacuzzi. De definitieve koopovereenkomst is op 3 juli 2002 ondertekend. De J is op 17 juli 2002 in Frankrijk aan belanghebbende geleverd. De naam van de J is gewijzigd in “F”, dezelfde naam als van de privé-boot. Na de aankoop is onderhoud aan de J gepleegd en zijn onderdelen gereviseerd. Tevens is de uitrusting uitgebreid. Bij de J behoren onder meer een tender, een jetski, een speedboot, waterski’s en een duikuitrusting. Belanghebbende heeft in het jaar 2002 een bedrag van € 1.626.584 in de J geïnvesteerd. In het jaar 2003 heeft belanghebbende daarnaast een bedrag van € 18.169 geactiveerd, zodat in dat jaar het totale geïnvesteerde vermogen in de J € 1.644.753 bedraagt.
2.9. De J heeft haar thuishaven in Turkije. Na de aanschaf hebben D, zijn echtgenote en de bemanning van het schip de J van Frankrijk naar Turkije gevaren. D en zijn echtgenote waren in de regel samen op de boot, waarbij D in sommige gevallen tussentijds voor zakelijke besprekingen voor korte tijd is afgereisd. Eén van de zonen van D is bij een enkele gelegenheid aan boord van de J geweest.
2.10. Op 17 juli 2002, de datum van overdracht van de J, is de verzekeringspolis van de privé-boot aangepast. Naast de privé-boot is ook de J verzekerd op dezelfde polis, waarop D als verzekeringnemer is vermeld. Vanaf voornoemde datum is de privé-boot verzekerd op basis van stilligcondities. Deze condities houden in dat de verzekering uitsluitend van kracht is tijdens het stilliggen van de boot, de proefvaarten ten behoeve van de verkoop en het verhalen van het vaartuig binnen de haven. De J en de bijbehorende speedboot zijn verzekerd conform de algemene voorwaarden van “De Watersportpolis”, model TE 03.2.01 A. In dit model is in artikel 3, onderdeel 2 bepaald, dat de verzekering geen dekking biedt voor schade ontstaan terwijl het vaartuig wordt gebruikt voor verhuur-, lease- of charterdoeleinden (hierna tezamen aangeduid als: verhuur).
2.11. De op 2 juni 2002 ontstane motorschade aan de privé-boot (zie onder 2.7.) is door I gerepareerd. I heeft het eerste voorschot voor het repareren van de motorschade op 5 juni 2002 gefactureerd aan D met als kenmerk: “65 motorschade”. De factuur van 29 juli 2002 voor het tweede voorschot is op verzoek van D niet aan hem maar aan belanghebbende gericht, waarbij het kenmerk is gewijzigd in: "Motorschade F". De laatste factuur ter zake van de motorschade van de privé-boot en die tevens betrekking heeft op de levering van een electro-magnetische clutch voor de J is van 18 september 2002. Deze factuur is ook gericht aan belanghebbende en draagt het kenmerk: “Motorjacht F”. Belanghebbende heeft de drie facturen betaald. Het totale bedrag inclusief omzetbelasting van deze facturen bedraagt € 65.265,62 (inclusief omzetbelasting). De prijs die aan de clutch wordt toegerekend, bedraagt € 5.659. Met een deel van het gefactureerde bedrag heeft belanghebbende de kostprijs van de J verhoogd, waarop zij in het jaar 2003 € 2.877 heeft afgeschreven.
2.12. Op dezelfde datum als de eerste factuur inzake de motorschade, 5 juni 2002, heeft I een factuur aan D gestuurd met als kenmerk "65", voor onderhouds-, reparatie- en transportkosten. Deze factuur is ook betaald door belanghebbende. Zij heeft deze factuur, anders dan de onder 2.11. genoemde facturen, ten laste laten komen van de rekening-courantverhouding met D.
2.13. Eind 2002 bleek dat de toenmalige verhuurbemiddelaar, K, en de kapitein van de J de boot voor commerciële doeleinden hebben gebruikt, maar daarvoor geen huurovereenkomst namens belanghebbende met de gebruiker hebben gesloten. Daarop heeft belanghebbende de verhuurbemiddelaar en de crew van de J ontslagen en is zij tegen hen een civielrechtelijke procedure gestart. Zij heeft nimmer huurpenningen uit deze exploitatie ontvangen. Belanghebbende heeft een nieuwe verhuurbemiddelaar gezocht. Deze heeft zij gevonden in L, te R, Turkije (hierna: L), waarmee zij op 25 februari 2003 een contract heeft afgesloten. Hierbij is de vraagprijs bepaald op € 4.000 huur per dag voor het hoogseizoen en € 3.500 per dag voor het laagseizoen.
2.14. A heeft een Engelstalige folder op laten stellen over de J. Deze folder kan voor verhuurdoeleinden gebruikt worden. Op 23 juni 2003 heeft zij hiervoor een factuur ontvangen.
2.15. Op 3 augustus 2003 heeft belanghebbende een bemiddelingsovereenkomst gesloten met H om de J te verkopen. De vraagprijs is bepaald op € 1.790.000.
2.16. Op 18 juni 2003 en 28 juli 2003 heeft I aan D gespecificeerde facturen verstuurd voor werkzaamheden aan de J, met als kenmerk “J 27”. Daarnaast heeft I op 28 juli 2003 een gespecificeerde factuur ten bedrag van € 2.556 (inclusief omzetbelasting) verstuurd aan D voor werkzaamheden aan de privé-boot met als kenmerk: “65 div.”. Deze facturen heeft I op 19 september 2003 teniet gedaan door de verzending van drie creditfacturen. Op dezelfde dag, 19 september 2003, heeft I een factuur gezonden aan belanghebbende tot het totale bedrag van de drie eerdergenoemde facturen met als kenmerk “J 27”. De factuur omvat als omschrijving van de werkzaamheden “diverse reparatie- en onderhoudswerk¬zaam¬heden” zonder vermelding dat deze werkzaamheden ook aan de privé-boot zijn verricht. Belanghebbende heeft de factuur voldaan en ten laste van haar winst gebracht.
2.17. Uit een mailbericht van L aan D van 18 november 2003 volgt dat hij de verhuuractiviteiten wil gaan intensiveren, waaronder de verspreiding van de brochures van de J. Daarnaast wordt D geïnformeerd over de gevolgen van een eventuele verhuur van de J voor de omzetbelasting.
2.18. Op de verzekeringspolis van de J zijn na 17 juli 2002 enkele wijzigingen aangebracht. Zo is de verzekeringnemer gewijzigd van D in belanghebbende. Daarnaast is een gebruikersclausule toegevoegd, op grond waarvan de verzekering uitsluitend van kracht is, indien het vaartuig wordt gebruikt door belanghebbende dan wel haar gemachtigden. Op 26 september 2003 is de polis opnieuw gewijzigd vanwege het afvoeren van de privé-boot ten gevolge van de verkoop daarvan en de uitbreiding van de polis met een verhuurclausule. Meeverzekerd zonder premieverhoging is één keer per jaar het verhuurrisico, mits dit vooraf schriftelijk aan de verzekeringsmaatschappij wordt doorgegeven.
2.19. In januari 2004 is de verzekeringspolis van de J zo gewijzigd dat verhuur wel mogelijk is, waarbij de premie met 40% is verhoogd. In maart 2004 is deze poliswijziging weer ongedaan gemaakt.
2.20. Belanghebbende heeft op 6 april 2004 een factuur aan A gestuurd voor de verhuur van de J gedurende 6 perioden in de jaren 2002 (6 dagen) en 2003 (21 dagen). Per dag wordt een bedrag van € 2.750 exclusief omzetbelasting in rekening gebracht, zodat het totale bedrag van de factuur € 74.250 bedraagt. Later dat jaar, op 22 december 2004, is een volgende factuur verstuurd voor verhuur gedurende zeven perioden in de jaren 2003 (13 dagen) en 2004 (28 dagen). Voor deze 41 dagen brengt belanghebbende € 116.850 (€ 2.850 per dag exclusief omzetbelasting) in rekening. D heeft op verzoek van de Inspecteur op afschriften van de facturen aangetekend welke klanten van A op de boot zouden zijn ontvangen.
2.21. Belanghebbende heeft nimmer een huurovereenkomst afgesloten voor de verhuur van de J. In juni 2009 was de J nog niet verkocht.
2.22. Bij de berekening van de correctie van de winst van belanghebbende hanteert de Inspecteur, in afwijking van de berekening van de correctie van de aanslag, de volgende uitgangspunten:
- de Inspecteur staat correctie van de bedragen exclusief omzetbelasting toe, omdat de omzetbelasting bij belanghebbende is nageheven;
- de Inspecteur stemt er mee in dat de afschrijvingskosten worden verlaagd met de afschrijving op de geactiveerde kosten van de privé-boot, welke kosten door partijen wordt berekend op € 719 voor het jaar 2002 en € 2.877 voor het jaar 2003;
- de Inspecteur accepteert dat de winst van belanghebbende over het jaar 2003 wordt verminderd met de huuropbrengst van de J in dat jaar ten bedrage van € 74.250;
- de Inspecteur heeft ter zitting van het Hof er mee ingestemd, dat voor het jaar 2003 de kosten van de J worden gesteld op € 284.514 inclusief omzetbelasting, overeenkomstig hetgeen in onderdeel 2.6.2. van het controle rapport is berekend, en
- de Inspecteur beroept zich op interne compensatie. Hij merkt het gemiste rendement op het geïnvesteerde bedrag in de J aan als uitdeling.
2.23. De Inspecteur berekent voor het jaar 2003 in hoger beroep aan de hand van voornoemde uitgangspunten de correctie van de winst van belanghebbende als volgt:
Kosten J inclusief omzetbelasting € 284.514
Af: omzetbelasting (onderdeel 4.3 controlerapport) € 4.548
afschrijving over geactiveerde kosten privé-boot - 2.877
ten onrechte belaste huurinkomsten J - 74.250 +
- 81.675 -/-
€ 202.839
Factuur I van 19 september 2003 voor privé-boot, exclusief omzetbelasting - 2.148
Gemist rendement op investering in J (€ 1.644.753 x 6% =) - 98.685 +
Correctie belastbare winst € 303.672
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Partijen houdt verdeeld of en in hoeverre de Inspecteur terecht de winst heeft gecorrigeerd ter zake van de door belanghebbende gedragen kosten van de privé-boot, de afschrijvings- en exploitatiekosten van de J en het gemiste rendement over de investering in de J. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
3.3. Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4. Belanghebbende verzoekt in hoger beroep primair de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar te vernietigen en de in de aanslag begrepen belastbare winst te verminderen tot het aangegeven bedrag, zijnde € 80.464. Subsidiair verzoekt belanghebbende de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar te vernietigen en de in de aanslag begrepen belastbare winst te verminderen met, naar het Hof begrijpt, de ten onrechte gecorrigeerde omzetbelasting ten bedrage van € 4.956, de van A ontvangen huur ten bedrage van € 74.250 en de afschrijving over de geactiveerde kosten van de privé-boot ten bedrage van € 2.877.
3.5. De Inspecteur concludeert in zijn incidenteel hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.