ECLI:NL:GHARN:2009:BK8033

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.016.162
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van pachtovereenkomst en vervanging fruitopstand zonder toestemming

In deze zaak gaat het om een ontbindingsvordering van een pachtovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde]. De pachtovereenkomst, die op 1 augustus 1998 werd gesloten, betrof een boomgaard van circa 3,2 hectare. [geïntimeerde] heeft zonder overleg of toestemming van [appellant] delen van de fruitopstand gerooid en vervangen door andere fruitsoorten, waaronder appelbomen van het experimentele ras Rubens. [appellant] vorderde in eerste aanleg ontbinding van de pachtovereenkomst en ontruiming van het gepachte. De pachtkamer van de rechtbank Arnhem heeft deze vorderingen afgewezen, omdat de tekortkoming van [geïntimeerde] niet ernstig genoeg werd geacht om ontbinding te rechtvaardigen.

[appellant] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. In zijn memorie van grieven heeft hij vier grieven aangevoerd en bewijs aangeboden. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord de grieven bestreden en verweer gevoerd, met als primair verweer dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof heeft de zaak vervolgens in behandeling genomen en een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen over verschillende geschilpunten, waaronder de bedrijfseconomische belangen van beide partijen en de gevolgen van de ontbinding van de pachtovereenkomst.

Het hof heeft de partijen verzocht om deskundigen te laten horen en om stukken in het geding te brengen die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De comparitie is bedoeld om te onderzoeken of partijen tot een minnelijke schikking kunnen komen en om de deskundige in de gelegenheid te stellen zijn rapport toe te lichten. De beslissing van het hof is op 15 december 2009 uitgesproken, waarbij de zaak verder in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.016.162
(zaaknummer rechtbank 478344)
arrest van de pachtkamer van 15 december 2009
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. C. van Schaik,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.W. Rouwet.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 27 september 2007 en 28 augustus 2008, die de pachtkamer van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel, tussen appellant (hierna: [appellant]) als eiser in conventie en verweerder in reconventie en geïntimeerde (hierna: [geïntimeerde]) als gedaagde in conventie en eiser in reconventie heeft gewezen. Van het vonnis van 28 augustus 2008 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 24 september 2008 [geïntimeerde] aangezegd van het vonnis van
27 september 2007 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof. Bij herstelexploot van
10 oktober 2008 heeft [appellant] de aangezegde rechtsdag hersteld en meegedeeld in beroep te gaan tegen het eindvonnis van 28 augustus 2008 in plaats van het - in het exploot van 24 september 2008 genoemde - tussenvonnis van
27 september 2007.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven tegen het vonnis van 28 augustus 2008 aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht en heeft hij geconcludeerd dat het hof het vonnis van
28 augustus 2008 zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de pachtovereenkomst tussen partijen zal ontbinden op een door de pachtkamer in goede justitie te bepalen datum, met bevel aan [geïntimeerde] om het gepachte uiterlijk op die datum te ontruimen en ontruimd te houden en met machtiging van [appellant] om het gepachte zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te doen ontruimen op kosten en voor rekening van [geïntimeerde] en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag die [geïntimeerde] - na betekening aan [geïntimeerde] van het door de pachtkamer te wijzen [arrest] - met ontruiming in gebreke blijft, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en verweer gevoerd, bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht, en geconcludeerd dat het hof bij arrest primair [appellant] in zijn vordering in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, subsidiair hem deze zal ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en het gewezen vonnis van 28 augustus 2008 zal bekrachtigen voor zoveel nodig onder verbetering van de gronden en met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure, dit laatste uitvoerbaar bij voorraad.
2.4 Daarna heeft [appellant] een akte genomen.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3 De vaststaande feiten
Op grond van hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties, staan vast de feiten die de pachtkamer in zijn vonnis van
28 augustus 2008 onder 2.1 heeft vermeld.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het gaat in deze zaak kort samengevat om het volgende. Partijen hebben op 1 augustus 1998 een schriftelijke pachtovereenkomst gesloten, ingaande 1 november 1998, voor de duur van zes jaren terzake een boomgaard van circa 3,2 ha te [.....]. Destijds stonden er appel- en perenbomen in de boomgaard. De perenbomen (vooral Conference en Gieser Wildeman) waren toen respectievelijk circa 51 en 40 jaar oud terwijl de appelbomen (onder meer Elstar en Jonagold) in 1987 waren geplant. In 2002/2003 heeft [geïntimeerde] een deel van de fruitopstand gerooid en in de plaats daarvan kersen- en pruimenbomen ingeplant. Vervolgens heeft [geïntimeerde] in 2005 appelbomen gerooid en deze vervangen door appelbomen van (vooral) het ras Elstar. Tot slot heeft [geïntimeerde] in 2006 nog een deel gerooid - waaronder een rij perenbomen - en in 2007 appelbomen van het ras Civni (merknaam Rubens) ingeplant. Dit is een clubgebonden experimenteel ras. De huidige 6-jaarstermijn loopt tot 1 november 2014.
4.2 [geïntimeerde] heeft bij brief van 31 mei 2008 de Grondkamer Oost verzocht tot machtiging ex artikel 7:348 lid 2 BW voor het rooien en vervangen van 0,75 ha perenbomen. De herinplant zal bestaan uit appelbomen van het ras Rubens. Bij brief van 8 mei 2009 heeft de secretaris van Grondkamer Oost als voorlopig oordeel van de grondkamer meegedeeld dat de gevraagde machtiging kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat deze pachtkamer de pachtovereenkomst niet zal ontbinden. Bij de brief is een deskundigenadvies gevoegd.
4.3 In eerste aanleg heeft [appellant] in conventie ontbinding en ontruiming gevorderd op de grond dat - kort samengevat - [geïntimeerde] zonder overleg of toestemming de fruitopstand heeft gerooid en vervangen door zacht fruit en (onder meer) appelras Rubens. De pachtkamer heeft geoordeeld dat de tekortkoming van [geïntimeerde] niet zo ernstig is dat deze een ontbinding met haar gevolgen zou rechtvaardigen en de vorderingen in conventie afgewezen. De reconventionele vordering van [geïntimeerde] is toen ook afgewezen.
4.4 Het hoger beroep richt zich tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant]. [geïntimeerde] heeft als verweer primair aangevoerd dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen het eindvonnis van 28 augustus 2008 omdat hij eerst op 10 oktober 2008 bij herstelexploot daartegen in beroep is gekomen. Dit was na afloop van de appeltermijn, aldus [geïntimeerde].
4.5 [appellant] heeft hoger beroep ingesteld nadat het eindvonnis was gewezen. In de appeldagvaarding van
24 september 2008 heeft [appellant] in zijn petitum opgenomen dat het hof, opnieuw rechtdoende, zijn vordering zal toewijzen. In het licht van de omstandigheden dat het tussenvonnis van 27 september 2007 slechts een ‘kaal’ comparitievonnis betreft, eerst bij eindvonnis de zaak inhoudelijk is behandeld en de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen, heeft [geïntimeerde] de appeldagvaarding van 24 september 2008 niet anders kunnen begrijpen dan dat [appellant] bedoeld heeft van het eindvonnis in beroep te komen. Daaraan doet niet af dat [appellant] heeft gemeend bij herstelexploot zijn vergissing recht te moeten zetten. Het beroep van [geïntimeerde] op niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn hoger beroep tegen het eindvonnis verwerpt het hof dan ook.
4.6 Het hof wenst door partijen nader te worden ingelicht over de volgende (geschil)punten:
- het beroep van [geïntimeerde] op artikel 6:89 BW, althans rechtsverwerking (randnrs. 9, 27, 36 en 37 memorie van antwoord);
- het (bedrijfseconomische) belang van [geïntimeerde] bij de keuze van de huidige inplant en zijn ondernemingsstrategie;
- het belang van [appellant] bij handhaving of herstel van de fruitopstand bestaande uit uitsluitend appels (niet Rubens) en peren;
- de ligging van het gepachte in verband met de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden ervan;
- de branchegebruiken in de kleinschalige en grootschalige fruitteelt;
- de financiële gevolgen voor [appellant] bij beëindiging van de pachtovereenkomst per 1 november 2014;
- de bedrijfseconomische gevolgen voor [geïntimeerde] bij ontbinding van de pachtovereenkomst, mede in verband met zijn overige (bedrijfs)activiteiten buiten het gepachte;
- het rapport d.d. 29 januari 2009 van ing. A.M. Streef van DLV Plant te Randwijk (productie 15 bij memorie van grieven), mede in verband met het deskundigenrapport voor Grondkamer Oost (productie 4 bij memorie van antwoord).
4.7 Daarbij is het dienstig dat (ook) de door [appellant] ingeschakelde deskundige Streef een nadere toelichting op zijn rapport geeft. Het hof zal daartoe een comparitie van partijen gelasten en partijdeskundige Streef op grond van artikel 200 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevelen bij die gelegenheid een nadere mondelinge toelichting op zijn rapport te geven. Desgewenst kan [geïntimeerde] zich eveneens laten vergezellen van een partijdeskundige.
4.8 Partijen wordt verzocht voorafgaand aan de comparitie stukken in het geding te brengen die uitsluitsel kunnen bieden over de onder 4.6 genoemde onderwerpen.
Slotsom
4.9 Het hof zal een comparitie van partijen gelasten voor het verkrijgen van inlichtingen als overwogen in rov. 4.6, voor deskundigenverhoor en/of voor het beproeven van een minnelijke schikking. Een partij die bij gelegenheid van die comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, dient ervoor te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen. In de omstandigheden van het geval ziet het hof aanleiding af te wijken van de in artikel 2.18 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven genoemde termijn van vier dagen.
5 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen in persoon, tezamen met hun advocaten, zullen verschijnen voor het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. Th.C.M. Willemse, vergezeld van het deskundig lid mr.ing. J.A. Jansens van Gellicum, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, zulks tot het geven van inlichtingen als onder 4.6 aangegeven en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat de partijdeskundige ing. A.M. Streef ter zitting zal worden gehoord en draagt [appellant] op ervoor zorg te dragen dat de deskundige ter zitting aanwezig zal zijn;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen, voornoemde partijdeskundige en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2010 zullen opgeven op de roldatum 12 januari 2010, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat partijen de stukken als bedoeld in rov. 4.8 in het geding dienen te brengen en dat partijen ervoor dienen te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van die stukken hebben ontvangen;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of andere producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, H.L. van der Beek en Th.C.M. Willemse en de leden mr. ing. J.A. Jansens van Gellicum en ir. H. Rogaar, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2009.