ECLI:NL:GHARN:2009:BK9167

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104.003.579
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op gebruik van perceel en dwangsommen in civiele procedure tussen erven van appellant en stichting

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, gaat het om een hoger beroep van de erven van [appellant] tegen de stichting Stichting Beheer en Administratie Noord-Oost Friesland en de besloten vennootschap Autohandel Twijzel B.V. De zaak betreft een geschil over het gebruik van een perceel en de bestemming van een buurweg. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 24 juni 2008 [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het vermoeden dat er sprake is van een buurweg. Na het overlijden van de erflater is de procedure tijdelijk geschorst, maar later hervat. Op 14 juli 2009 heeft het hof arrest gewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de grieven van [appellant] falen, omdat er geen tegenbewijs is geleverd tegen het vermoeden van de buurweg. Het hof heeft de stichting en Twijzel verboden de reed te gebruiken voor andere doeleinden dan het komen en gaan naar hun perceel en hen verboden te parkeren op het perceel van [appellant]. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het overtreden van deze verboden. Het hof heeft de stichting opgedragen om op gezamenlijke kosten een deugdelijke erfafscheiding te realiseren, zodat de grens tussen de percelen duidelijk is. De kosten van beide instanties zijn gecompenseerd, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank Leeuwarden bekrachtigd, met uitzondering van enkele onderdelen die zijn vernietigd en opnieuw zijn beoordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 104.003.579
arrest van de tweede civiele kamer van 14 juli 2009
inzake
de erven van [appellant],
appellanten na verwijzing,
advocaat: mr. P.M. Wilmink,
tegen:
1. de stichting Stichting Beheer en Administratie Noord-Oost Friesland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Autohandel Twijzel B.V.,
beide gevestigd te Twijzel,
geïntimeerden na verwijzing,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van dit hof van 24 juni 2008. In dit tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het bij het hof bestaande vermoeden dat sprake is van een (bestemming van de reed tot) buurweg.
1.2 Bij akte van 19 augustus 2008 heeft de advocaat van [appellant] schorsing van de procedure gevraagd in verband met het overlijden van [de erflater].
1.3 Bij antwoordakte van 2 september 2008 hebben de stichting en Twijzel verzocht de procedure niet te schorsen maar twee maanden aan te houden.
1.4 Op 2 september 2008 is de procedure geschorst op grond van artikel 225 lid 1, aanhef en sub a Rv jo artikel 225 lid 2 Rv.
1.5 Op 16 december 2008 hebben de stichting en Twijzel op grond van artikel 227 Rv verzocht het geding te hervatten.
1.6 Eveneens bij akte van 16 december 2008 hebben [appellanten] aangegeven geen bezwaar te hebben tegen hervatting van het geding en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof daaromtrent.
1.7 Op de rol van 13 januari 2009 hebben partijen verhinderdata overgelegd.
1.8 Vervolgens heeft het hof de datum voor het getuigenverhoor bepaald op 12 februari 2009.
1.9 Op verzoek van partijen heeft dit getuigenverhoor geen doorgang gevonden vanwege schikkingsonderhandelingen.
1.10 Op de rol van 24 maart 2009 hebben [appellanten], hoewel geen minnelijke regeling is getroffen, meegedeeld af te zien van het houden van een getuigenverhoor en arrest gevraagd.
1.11 Eveneens op de rol van 24 maart 2009 heeft mr. F.J. Boom zich onttrokken en heeft mr. F.A.M. Knüppe zich in zijn plaats voor de stichting en Twijzel gesteld.
1.12 Ten slotte hebben de stichting en Twijzel arrest gevraagd, hebben partijen de stukken gefourneerd en heeft het hof wederom arrest bepaald.
2. De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Tegen het tussenvonnis van 14 februari 2001 zijn geen grieven aangevoerd, zodat [appellanten] in zoverre niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in het hoger beroep.
2.2 Nu [appellanten] geen tegenbewijs hebben geleverd tegen het bij het hof bestaande vermoeden dat sprake is van een (bestemming van de reed tot) buurweg, komt dit laatste daarmee vast te staan.
2.3 Daaruit volgt dat de grieven 1 tot en met 3 en 5 falen, zodat de bestreden vonnissen in ieder geval in zoverre moeten worden bekrachtigd.
2.4 Grief 6 behoeft geen behandeling nu het een voorwaardelijke grief betreft en de voorwaarde waaronder deze is ingesteld niet is vervuld.
2.5 Het hof komt thans toe aan de behandeling van grief 4, waarin [appellanten] stellen dat, ook indien sprake is van een buurweg, het gevorderde sub II tot en met V dient te worden toegewezen, omdat het gebruik dat de stichting en Twijzel van de reed maken niet enkel bestaat uit het komen en gaan van hun perceel naar de openbare weg en omdat zij clientèle van Twijzel laten parkeren op het perceel van (de erven van) [appellant] waarvan hinder uitgaat.
2.6 [appellanten] hebben onder II gevorderd de stichting en Twijzel te verbieden het perceel van [appellant] te gebruiken of te doen gebruiken voor het komen en gaan, op welke wijze dan ook, van en naar het bij de stichting en Twijzel in gebruik zijnde perceel. Omdat inmiddels vaststaat dat sprake is van een buurweg kan een dergelijk verbod aan de stichting en Twijzel niet worden opgelegd. Zij mogen immers de buurweg gebruiken en laten gebruiken om te komen en te gaan naar hun eigen perceel. Het is de stichting en Twijzel en hun bezoekers echter niet toegestaan de reed te gebruiken met een ander doel dan te komen en te gaan naar het perceel van de stichting en Twijzel. Zij mogen evenmin parkeren op het perceel van [appellant]. Dergelijk ander gebruik zal het hof dan ook aan de stichting en Twijzel verbieden. Hieraan zal het hof dwangsommen verbinden met een maximum.
2.7 Ten aanzien van de onder III gevorderde medewerking aan het op gezamenlijke kosten creëren van een deugdelijke erfafscheiding, zodat de grens tussen de beide percelen voor een ieder, in het bijzonder de leveranciers en clientèle van partijen voldoende duidelijk is, overweegt het hof het volgende.
2.8 In het kader van het hiervoor besproken verbod de reed te gebruiken met een ander doel dan te komen en gaan naar het perceel van de stichting en het verbod te parkeren op of anderszins gebruik te maken van het perceel van [appellant], acht het hof het van belang dat het voor een ieder (in het bijzonder ook voor de leveranciers en clientèle van partijen) voldoende duidelijk is waar de grens tussen de beide percelen is gelegen. Het hof zal uitsluitend aan de stichting (Twijzel is geen eigenaar) opdragen op gezamenlijke kosten van partijen over en weer (opnieuw) op de erfgrens een deugdelijke erfafscheiding op te richten, een en ander volgens artikel 5:49 BW. Deze erfafscheiding dient in ieder geval te worden gerealiseerd vanaf de voorzijde van het perceel (aan de zijde van de Optwizel) tot aan de eerste afslag rechts welke leidt naar de voorzijde van de loods op het perceel van de stichting en voorts ter hoogte van de achterzijde van die loods (waar voorheen eveneens een erfafscheiding heeft gestaan) naar achteren tot aan het achterste gedeelte van het perceel van de stichting (het liggende gedeelte van de “T”), waar de reed naar rechts lijkt af te buigen. Deze erfafscheiding dient te bestaan uit palen met gaas van tenminste 50 centimeter hoogte, zodat Twijzel haar auto’s nog steeds aan het publiek kan tonen.
2.9 Uit het voorgaande volgt dat grief 4 in zoverre slaagt.
2.10 Nu beide partijen voor een deel in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van beide instanties worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.
2.11 Ten slotte geeft het hof partijen nog het volgende in overweging. Om voor bezoekers van beide percelen duidelijk te maken waar zij dienen te parkeren, kan door de eigenaar van het perceel van [appellant] op de reed een zodanige markering of tekst worden aangebracht dat duidelijk is dat daarop niet mag worden geparkeerd. Ook zouden partijen verder op hun eigen perceel borden kunnen plaatsen met daarop de tekst: “parkeren uitsluitend voor bezoekers van ..”, zodat voor een ieder duidelijk is welke parkeerplaatsen bij welk perceel behoren.
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep na verwijzing:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 16 augustus 2000;
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 14 februari 2001;
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 20 maart 2002 behoudens voor zover daarbij [appellant] in de kosten van het geding is veroordeeld en het meer of anders gevorderde is afgewezen, vernietigt dit in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
verbiedt de stichting en Twijzel:
a. de reed te gebruiken of te doen gebruiken met een ander doel dan te komen en te gaan
naar het perceel van de stichting en Twijzel en
b. het overige deel van het perceel kadastraal bekend [[....]] te gebruiken of te doen gebruiken (voor bijvoorbeeld parkeren);
veroordeelt de stichting vanaf een maand na betekening van dit arrest tot betaling van een dwangsom van € 250,- aan [appellanten] voor elke keer dat de stichting een der beide verboden onder a of b overtreedt;
bepaalt dat de stichting geen dwangsom meer verbeurt boven een totaalbedrag van € 7.500,-;
veroordeelt Twijzel vanaf een maand na betekening van dit arrest tot betaling van een dwangsom van € 250,- aan [appellanten] voor elke keer dat Twijzel een der beide verboden onder a of b overtreedt;
bepaalt dat Twijzel geen dwangsom meer verbeurt boven een totaalbedrag van € 7.500,-;
veroordeelt de stichting op gezamenlijke kosten van partijen over en weer (opnieuw) op de erfgrens een deugdelijke erfafscheiding op te richten vanaf de voorzijde van het perceel (aan de zijde van de Optwizel) tot aan de eerste afslag rechts welke leidt naar de voorzijde van de loods op het perceel van de stichting en voorts ter hoogte van de achterzijde van die loods (waar voorheen eveneens een erfafscheiding heeft gestaan) naar achteren tot aan het achterste gedeelte van het perceel van de stichting (het liggende gedeelte van de “T”), waar de reed naar rechts lijkt af te buigen; deze erfafscheiding dient te bestaan uit palen met gaas van tenminste 50 centimeter hoogte;
compenseert de kosten van beide instanties in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, W.L. Valk en H.M. Wattendorff en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2009.