Arrest d.d. 27 juli 2010
Zaaknummer 200.012.611/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.B. Beerentsen, kantoorhoudende te Zwolle.
Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het hof heeft in deze zaak een tussenarrest gewezen op 12 januari 2010. Het verloop van de procedure tot 12 januari 2010 is kenbaar uit dat arrest.
Na het tussenarrest heeft [appellant] een akte met producties genomen, waarna door [geïntimeerde] een antwoordakte is genomen.
Ten slotte hebben partijen stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
1. De verdere beoordeling van de ontvankelijkheid
1.1. In zijn tussenarrest heeft het hof partijen de gelegenheid gegeven zich uit te laten over het vereiste van inschrijving van het hoger beroep ex artikel 3:301 lid 2 BW.
1.2. [appellant] heeft overgelegd een akte van 28 januari 2010 waarin de griffier van de Rechtbank Zwolle-Lelystad verklaart dat het tussen partijen gewezen vonnis van 6 augustus 2008, zaak/rolnummer 131987 HAZA 07-603, op die datum in het register als bedoeld in artikel 433 Rv is ingeschreven. Dit vonnis is in het dictum uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
1.3. Daarbij is door [appellant] tevens overgelegd een afschrift van de 'Akte van levering van eigendom' van 27 oktober 2008. In deze akte is onder meer het volgende vermeld:
'Ter uitvoering van het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, de dato zes augustus tweeduizend acht, rolnummer 131987/HA ZA 07-603, welk vonnis op negenentwintig september tweeduizend acht is betekend aan de verkoper, van welk vonnis een grosse aan deze akte is gehecht, is verkoper opgeroepen voor mij, notaris, te verschijnen voor het passeren van de onderhavige akte, doch verkoper is niet in staat gebleken te compareren bij deze akte, zodat conform hetgeen bij voormeld vonnis is bepaald, voormeld vonnis mitsdien in de plaats treedt van na te melden wilsverklaringen van verkoper omtrent na te vermelden koop en levering;'
'ONVEILIGE TITEL
Tegen voormeld vonnis is door verkoper hoger beroep ingesteld waarvan de uitkomst nog moet worden afgewacht. Indien in hogere instantie voormeld vonnis wordt vernietigd, valt daardoor de titel tot de onderhavige levering weg, wat leidt tot nietigheid van de onderhavige levering.'
'Artikel 2
Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat.
1. Verkoper verklaart aan koper eigendom van het verkochte te leveren die:
a. wordt verkregen met een aan nietigheid onderhevige titel, zoals hier voor voormeld.'
(…)
'3. Het verkochte wordt aanvaard, geheel ontruimd, vrij van huur, met dien verstande dat de koper wordt geacht huurder te zijn gebleven, te rekenen vanaf heden tot en met de dag waarop blijkt dat voormeld vonnis onherroepelijk in hogere instantie is vernietigd en overigens vrij van enig ander gebruiksrecht.'
(…)
1.4. [appellant] stelt dat door hem op 27 oktober 2008 vrijwillig is meegewerkt aan onder meer de levering van het pand en dat geleverd is door een leveringsakte met daarin als ontbindende voorwaarde dat het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Hoewel [geïntimeerde] deze stelling niet heeft betwist, dient het hof de juistheid daarvan ambtshalve te beoordelen daar het hier gaat om het antwoord op de vraag of [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
1.5. Daarbij overweegt het hof dat de genoemde stelling afwijkt van en zich niet verdraagt met de tekst van de door [appellant] zelf overgelegde leveringsakte. Uit die akte volgt dat de levering van het pand heeft plaatsgevonden door inschrijving van die akte met daaraan gehecht het vonnis waarvan in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld en waarbij dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaringen van de niet bij de notaris verschenen verkoper. Aan de stelling van [appellant] zal het hof om die reden voorbij gaan.
1.6. Het hoger beroep is op 22 augustus 2008 ingesteld door het uitbrengen van de appeldagvaarding. De inschrijving op 28 januari 2010 van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister vond daarmee niet plaats binnen de in artikel 3:301 lid 2 BW gegeven termijn van acht dagen na het instellen van het hoger beroep. Op grond van artikel 3:301 lid 2 BW heeft deze termijnoverschrijding niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep tot gevolg.
1.7. [appellant] wijst in algemene bewoordingen op de strekking van artikel 3:301 lid 2 BW en in het verlengde daarvan op de omstandigheden dat er geen derden in hun belangen zijn geschaad. Hoewel [appellant] nalaat daaraan een conclusie te verbinden, beoogt hij kennelijk de ontvankelijkheid van het hoger beroep te bepleiten. Het hof overweegt daarover het volgende.
1.8. De bewoordingen van artikel 3:301 lid 2 BW zijn duidelijk en de strekking van deze bepaling, te weten de betrouwbaarheid van de registers in verband met de rechtszekerheid, maken niet dat [appellant] mocht verzuimen om het hoger beroep tijdig te doen inschrijven.
1.9. Voor onderzoek door de rechter naar de vraag of sprake is (geweest) van benadeling van derden door de te late inschrijving is geen plaats. Een dergelijk onderzoek is bezwaarlijk uit te voeren in een procedure waarin die derden niet betrokken zijn en het zou afbreuk doen aan de strekking van de regeling, die erin voorziet dat in ieder geval acht dagen na het verstrijken van de beroepstermijn door middel van raadpleging van het rechtsmiddelenregister duidelijkheid kan worden verkregen omtrent de vraag of tegen de op de voet van art. 3:89 BW ingeschreven uitspraak een gewoon rechtsmiddel is ingesteld (HR 4 mei 2007, NJ 2008, 140).
2. De slotsom
[appellant] is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure (2 punten, tarief II). De mede gevorderde nakosten zal het hof als niet op voorhand begrootbaar afwijzen.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het vonnis van 6 augustus 2008;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] op € 303,-- aan verschotten en € 1.788,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
wijst af de gevorderde nakosten;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Janse, Tjallema en [appellant]sen, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 27 juli 2010 in bijzijn van de griffier.