5.1. Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de door haar werkelijk gemaakte (proces)kosten in de bezwaar- en (hoger) beroepsfase ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Inspecteur heeft in bezwaar en de Rechtbank in beroep een vergoeding van de (proces)kosten toegekend overeenkomstig de forfaitaire normen in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).
5.2. In hoger beroep herhaalt belanghebbende haar aanspraak op vergoeding van de werkelijke (proces)kosten. De Inspecteur heeft in dit verband betoogd dat te dezen geen grond bestaat voor het afwijken van de forfaitaire normen van het Besluit.
5.3. Bij de beoordeling hiervan dient het volgende te worden vooropgesteld. Voor kosten in verband met de behandeling van een bezwaar kan – aldus het arrest van de Hoge Raad van 18 juni 2010, nr. 09/00370, LJN: BM7705 – niet worden uitgegaan van de regel dat bij herroeping van het bestreden besluit recht bestaat op vergoeding van die kosten tenzij de noodzaak tot het maken van bezwaar uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belastingplichtige. Een dergelijke, in het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2006, nr. 42449, LJN AX0985, geformuleerde regel geldt slechts voor de vergoeding van kosten in verband met het voeren van een procedure voor de belastingrechter, in welk kader niet de eis wordt gesteld dat sprake moet zijn van aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid (vgl. artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht).
5.4. Voorts heeft te gelden dat niet reeds het feit dat een onjuist bevonden standpunt van het betrokken bestuursorgaan in strijd is met het recht, met zich brengt dat sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 2, derde lid, van het Besluit op grond waarvan een proceskostenvergoeding kan worden toegekend in afwijking van de forfaitaire normen. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit is grond, indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. onder meer HR 13 april 2007, nr. 41235, LJN: BA2802).
5.5. Naar het oordeel van het Hof is – gelijk belanghebbende betoogt – de werkwijze van de Inspecteur waarbij door hem – in plaats van na te heffen – eigenhandig het in de aangifte van belanghebbende genoemde bedrag is verhoogd zo zeer in strijd met het wettelijke systeem van heffing door middel van voldoening of afdracht op aangifte dat te dezen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, waarbij op het moment van de correctie duidelijk moet zijn geweest dat die handelwijze in rechte geen stand zou houden. Een en ander klemt te meer, nu belanghebbende min of meer gedwongen was te voldoen aan de correctie van de Inspecteur, omdat anders geen kenteken voor de betreffende auto zou worden afgegeven (vgl. Hof Arnhem 20 juli 2010, nr. 10/00108, LJN: BN5130).
5.6. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van het Hof te dezen grond om – op de voet van artikel 2, derde lid, van het Besluit – de door belanghebbende in de bezwaar- en (hoger) beroepsfase gemaakte (proces)kosten te vergoeden in afwijking van de forfaitaire normen van het Besluit.
5.7. Belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat de werkelijke (proces)kosten in totaal € 4.785 belopen. De Inspecteur heeft gesteld dat het ter zake van de bezwaarfase aan belanghebbende toegekende bedrag van € 161 hierop in mindering moet worden gebracht, zodat het bedrag aan proceskosten € 4.624 beloopt en dat zij tegen de berekening van dit bedrag als zodanig geen bezwaren heeft. Belanghebbende heeft zich ter zitting van het Hof akkoord verklaard met het bedrag van € 4.624. Gelet hierop zal het Hof te dezen uitgaan van het bedrag van € 4.624 – welk bedrag het Hof niet onredelijk voorkomt – aan (proces)kosten dat voor vergoeding in aanmerking komt.
5.8. Gelet op een en ander acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de (proces)kosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 4.624 ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar en (hoger) beroep.