ECLI:NL:GHARN:2010:BO3749

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.043.787/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omvang rechtsstrijd na afspraken tijdens comparitie over verdeling ontbonden huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 17 juni 2009 in conventie en reconventie beslist over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen, die op 12 februari 2008 feitelijk gescheiden waren gaan wonen en op 16 oktober 2008 waren gescheiden. Tijdens een comparitie op 5 juni 2009 waren er afspraken gemaakt over de verdeling van de voormalige echtelijke woning, maar de rechtbank had een dwangsom aan deze afspraken gekoppeld, wat [appellant] betwistte.

Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de vordering van [geïntimeerde] tot vaststelling van een dwangsom had toegewezen. Het hof stelde vast dat partijen tijdens de comparitie overeenstemming hadden bereikt over de verdeling van de woning en dat het opleggen van een dwangsom niet ter sprake was gekomen. Hierdoor was er geen plaats meer voor de dwangsom, en het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank in die zin. Het hof compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van de afspraken die tijdens een comparitie worden gemaakt en de noodzaak om deze afspraken duidelijk vast te leggen, vooral als het gaat om financiële verplichtingen zoals dwangsommen. Het hof bevestigde dat de rechter niet buiten de rechtsstrijd van partijen kan treden door ongevraagd een dwangsom op te leggen als dit niet expliciet is overeengekomen.

Uitspraak

Arrest d.d. 2 november 2010
Zaaknummer 200.043.787/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt, kantoorhoudende te Emmeloord,
die ook heeft gepleit,
tegen
[geïntimeerde],
wonende op een geheim adres,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. K. ter Haar-Benchaïb, kantoorhoudende te Emmeloord,
die ook heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 1 april 2009 en 17 juni 2009 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 15 september 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 17 juni 2009 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 29 september 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"(…) het vonnis dat op 17 juni 2009 door de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (lees: door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel recht, hof) onder rolnummer 153801 HAZA 09-148 tussen partijen is gewezen, te vernietigen voor zover het betreft de vordering van geïntimeerde tot vaststelling van een dwangsom en, opnieuw rechtdoende, zo nodig onder verbetering van de gronden, de vordering van geïntimeerde tot vaststelling van een dwangsom alsnog af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, een en ander, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"(…) appellant niet-ontvankelijk te verklaren in hoger beroep, althans de vordering van appellant in hoger beroep af te wijzen, alsmede, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellant te veroordelen in de kosten van deze procedure."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Door [appellant] is ter gelegenheid van het pleidooi een akte genomen.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1. van genoemd vonnis d.d. 17 juni 2009 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan onder aanvulling van enkele feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan.
2. Het gaat om de volgende vaststaande feiten.
Partijen zijn op [huwelijksdag] in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Zij zijn op 12 februari 2008 feitelijk gescheiden gaan wonen. Het huwelijk is op 16 oktober 2008 ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 juni 2008 in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
Partijen hebben omtrent de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de in eerste aanleg op 5 juni 2009 gehouden comparitie van partijen.
De beslissing in eerste aanleg.
3. De rechtbank heeft in het vonnis van 17 juni 2009 - voor zover van belang - in conventie en in reconventie het volgende beslist:
"stelt de verdeling van de tussen partijen ontbonden huwelijksgoederengemeenschap in aanvulling op respectievelijk conform hetgeen partijen zijn overeengekomen aldus vast,
5.1. deelt toe aan [appellant] de voormalig echtelijke woning van partijen (…)
5.2. beveelt partijen binnen 6 weken na dagtekening van dit vonnis over en weer medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de woning voornoemd en aan ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] uit de hypothecaire geldlening, een en ander op straffe van een door de niet meewerkende partij verschuldigde dwangsom van EUR 250,= per dag met een maximum van EUR 25.000,=,"
De grief
4. [appellant] stelt in zijn grief dat de rechtbank ten onrechte de vordering van [geïntimeerde] tot vaststelling van een dwangsom heeft toegewezen.
[appellant] voert daartoe primair aan dat de vordering van [geïntimeerde] niet toewijsbaar kan zijn omdat deze te algemeen is geformuleerd.
[appellant] stelt subsidiair het volgende.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de wijze van verdeling van de (waarde van de) voormalig echtelijke woning en over de daarmee samenhangende zaken. Volgens [appellant] is daarbij niet gesproken over een aan die gemaakte afspraken te koppelen dwangsom.
[appellant] is daarom van mening dat het de rechtbank in dit geval niet vrij stond om alsnog een dwangsom te koppelen aan de gemaakte afspraken en dat de rechtbank daarom buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden.
5. [geïntimeerde] erkent dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de woning. Volgens [geïntimeerde] is de rechtbank echter niet buiten de rechtsstrijd van partijen getreden, omdat de gemaakte afspraken niet alles omvattend waren en zij het opleggen van een dwangsom had gevorderd. [geïntimeerde] stelt verder dat zij nog steeds belang had en heeft bij de gevorderde dwangsom, teneinde een spoedige overdracht van de woning te kunnen realiseren.
6. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Het hof is - anders dan [geïntimeerde] - van oordeel dat uit het proces-verbaal van de in eerste aanleg op 5 juni 2009 gehouden comparitie van partijen blijkt dat partijen hebben beoogd om met betrekking tot alle geschilpunten ter zake van de voormalig echtelijke woning een minnelijke regeling te treffen.
Partijen zijn het er over eens dat bij de bespreking van die geschilpunten en het vastleggen van de te dier zake gemaakte afspraken, het eventueel opleggen van een dwangsom niet ter sprake is gekomen.
In het licht van de bereikte overeenstemming is - ondanks dat [geïntimeerde] haar vordering tot het opleggen van een dwangsom ondanks de bereikte overstemming niet uitdrukkelijk heeft prijsgegeven - voor het opleggen van een dwangsom geen plaats meer.
6.1. Door deze beslissing is het belang aan de behandeling van de overige stellingen van [appellant] komen te ontvallen, zodat het hof deze onbesproken zal laten.
7. De grief slaagt.
De slotsom
8. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen voor zover daarin in het dictum onder 5.2. is vermeld "een en ander op straffe van een door de niet meewerkende partij verschuldigde dwangsom van EUR 250,= per dag met een maximum van EUR 25.000,=" en in zoverre opnieuw beslissen.
9. Het hof zal, nu partijen gewezen echtelieden zijn, voorts de kosten van het geding in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van 17 juni 2009, waarvan beroep, voor zover daarin in het dictum onder 5.2. is vermeld "een en ander op straffe van een door de niet meewerkende partij verschuldigde dwangsom van EUR 250,= per dag met een maximum van EUR 25.000,="
en in zoverre opnieuw beslissende
wijst af de vordering van [geïntimeerde] strekkende tot het opleggen van een dwangsom;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. W. Breemhaar, B.J.H. Hofstee en G.K. Schipmölder, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 2 november 2010 in bijzijn van de griffier.