ECLI:NL:GHARN:2010:BO4984

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.066.729
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van pleegouders tegen verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak hebben pleegouders hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter die de machtiging tot uithuisplaatsing van hun pleegkind heeft verlengd. De kinderrechter had op 16 maart 2010 besloten om de ondertoezichtstelling van het kind, geboren in 2001, met een jaar te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing te handhaven. De pleegouders, die zelf doof zijn en dove kinderen opvangen, willen voorkomen dat het kind wordt overgeplaatst naar een andere locatie. Ze hebben verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot hun eigen gezin en om een onafhankelijk onderzoek naar de mogelijkheden van thuisplaatsing te laten uitvoeren.

Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de pleegouders met hun beroep willen bereiken dat het kind niet naar een ander pleeggezin of naar de ouders wordt overgeplaatst. Het hof heeft echter geoordeeld dat de pleegouders voldoende rechtsbescherming kunnen ontlenen aan artikel 1:263 BW, dat hen in staat stelt bezwaar te maken tegen een voorgenomen overplaatsing door de gezinsvoogdijinstelling. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek van de pleegouders niet kan worden beoordeeld in het kader van het hoger beroep tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, wat betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd en de verzoeken van de pleegouders zijn afgewezen. De beslissing is genomen op 16 november 2010, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren, inclusief de pleegouders en hun advocaat, alsook vertegenwoordigers van de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming en de ouders van het kind.

Uitspraak

Beschikking d.d. 16 november 2010
Zaaknummer 200.066.729
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
1. [appellant],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegvader,
2. [appellante],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de pleegouders,
advocaat mr. C.M. Lattmann-van der Heijde, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
1. Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming,
gevestigd te Amersfoort,
hierna te noemen: SGJ,
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.H. Broeksema,
2. [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.H. Broeksema.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 16 maart 2010 heeft de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [het kind] (hierna: [het kind]), geboren op [2001] te [geboorteplaats] (Duitsland), met ingang van 17 maart 2010 verlengd voor de duur van één jaar. Voorts heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing voor dag en nacht van [het kind] in een accommodatie van de zorgaanbieder, met ingang van 17 maart 2010 verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling. De overige verzoeken zijn door de kinderrechter afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 25 mei 2010, hebben de pleegouders verzocht de beschikking van 16 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende de machtiging tot uithuisplaatsing voor [het kind] op grond van artikel 1:263 BW te beperken tot plaatsing bij de pleegouders. Voorts hebben de pleegouders - voor het geval het hof van oordeel is dat een onderzoek dient plaats te vinden - verzocht in het kader van een door SGJ te entameren onderzoek tot thuisplaatsing van [het kind] een (onafhankelijk) bijzonder curator voor [het kind] ex art. 1:250 BW te benoemen in de persoon van een orthopedagoog of psycholoog en subsidiair een onafhankelijk deskundigenonderzoek door FORA te gelasten naar de mogelijkheden van een thuisplaatsing gelet op het belang van [het kind] waarin de centrale vraag beantwoord dient te worden of een verandering van woon-/verblijfplaats in het belang is van [het kind].
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 30 juni 2010, heeft SGJ het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de pleegouders tot beperking van de machtiging tot uithuisplaatsing tot plaatsing bij hen niet-ontvankelijk te verklaren en de overige verzoeken af te wijzen. In het verlengde daarvan verzoekt SGJ de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 29 juni 2010, hebben de ouders het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de pleegouders niet-ontvankelijk te verklaren althans dit beroep af te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
29 juni 2010 en een brief van 30 augustus 2010 met bijlagen van mr. Lattmann-van der Heijde en een faxbericht van 24 september 2010 met een bijlage van SGJ.
Ter zitting van 27 september 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat en door mevrouw S. Heuft, doventolk. Namens SGJ waren aanwezig mevrouw [namens SGJ], mevrouw [namens SGJ] en de heer [namens SGJ]. Voorts zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens Kentalis waren mevrouw Reimer en mevrouw De Mik aanwezig. Door mr. Lattmann-van der Heijde zijn pleitaantekeningen overgelegd.
De beoordeling
Te laat binnengekomen stukken
1. Op 23 september 2010 is een brief, gedateerd 21 september 2010, met een bijlage van SGJ bij het hof binnengekomen. Deze brief is in strijd met het procesreglement korter dan tien kalenderdagen voorafgaand aan de zitting door het hof ontvangen. Daarom zal het hof deze brief buiten beschouwing laten.
De vaststaande feiten
2. Uit het huwelijk tussen de ouders is [het kind] geboren. De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over hem belast.
3. [het kind] is gediagnosticeerd met ADHD en PDD-NOS. Vanwege ernstige gedrags- en gehoorproblemen is hij op 23 januari 2003 via de Koninklijke Effatha Guyot Groep, thans Kentalis, als crisisplaatsing bij de pleegouders geplaatst. De pleegouders zijn doof en vangen dove kinderen op.
4. Bij beschikking van 17 maart 2009 is [het kind] met ingang van dezelfde datum onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar. Voorts heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht voor plaatsing in een gezinshuis verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.
5. SGJ heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verzocht. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de kinderrechter beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De pleegouders hebben tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.
De overwegingen
6. Het hof stelt vast dat de pleegouders met hun appel tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing willen bereiken dat [het kind] niet wordt overgeplaatst, noch naar een ander pleeggezin, noch naar de ouders. Omtrent dit verzoek overweegt het hof het volgende.
7. Het verzoek van de pleegouders om te bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing is beperkt tot het huidige pleeggezin past niet binnen het kader van het hoger beroep tegen een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Door middel van de regeling van artikel 1:263 BW is voorzien in een specifieke rechtsgang, via welke de pleegouders bezwaar kunnen indienen tegen een voorgenomen overplaatsing door de gezinsvoogdijinstelling. De pleegouders kunnen dan ook op grond van dat artikel SGJ verzoeken af te zien van wijziging van de verblijfplaats van [het kind]. Onder wijziging van de verblijfplaats wordt mede verstaan de plaatsing van [het kind] bij de ouders thuis. Indien de gezinsvoogdijinstelling het verzoek van de pleegouders afwijst, staat op grond van het vierde lid van artikel 1:263 BW beroep bij de kinderrechter open.
8. Het hof is van oordeel dat deze regeling voldoende rechtsbescherming biedt aan de pleegouders. Derhalve dient de in artikel 1:263 BW gegeven rechtsgang te worden gebruikt voor hetgeen de pleegouders hebben verzocht en kan het verzoek niet worden gedaan in het kader van een appel tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Overigens is gebleken dat de pleegouders reeds een op dit artikel gebaseerd verzoek bij de kinderrechter hebben ingediend.
9. Gelet op het voorgaande is er geen plaats om het verzoek van de pleegouders inhoudelijk te beoordelen. Derhalve zal ook bespreking van de verzoeken om een onderzoek door FORA te gelasten en om een bijzonder curator te benoemen achterwege worden gelaten.
Slotsom
10. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst af de verzoeken van de pleegouders;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Jonkman, J.D.S.L. Bosch en
R. Feunekes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2010 in bijzijn van de griffier.