ECLI:NL:GHARN:2010:BO9688

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.076.423
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling voor echtelieden met een eetcafé in Spanje

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 2 december 2010, gaat het om de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor echtelieden die een eetcafé in Spanje zijn begonnen met een krediet van een Nederlandse overheidsinstelling. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder het verzoek van de appellanten afgewezen, omdat zij volgens de rechtbank een onaanvaardbaar ondernemersrisico hadden genomen door een onderneming in Spanje te starten zonder een ondernemingsplan. De rechtbank oordeelde dat de appellanten te lichtzinnig met geleend geld omgingen en niet het Zelfstandigenloket op de hoogte hadden gesteld van hun plannen.

In hoger beroep hebben de appellanten betoogd dat zij te goeder trouw zijn geweest en dat de omstandigheden die hebben geleid tot de beëindiging van hun onderneming in Spanje, zoals de financiële crisis, buiten hun schuld lagen. Het hof heeft de argumenten van de appellanten overwogen en geconcludeerd dat zij geen onaanvaardbare risico's hebben genomen. Het hof oordeelde dat het niet opstellen van een ondernemingsplan voor het eetcafé in Spanje niet onbegrijpelijk was, gezien de omstandigheden ter plaatse.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten hun krediet uitsluitend hebben aangewend voor hun ondernemingen en dat zij direct zijn gestopt met hun activiteiten toen bleek dat deze niet meer levensvatbaar waren. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank te Zwolle-Lelystad voor verdere afdoening.

Uitspraak

Arrest d.d. 2 december 2010
Zaaknummer 200.076.423
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest in de zaak van
1. [appellant],
hierna te noemen: [appellant],
2. [appellante],
hierna te noemen: [appellante],
echtelieden,
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. E. Vels, kantoorhoudende te Leusden.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 26 oktober 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van [appellanten] om de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hen uit te spreken, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 november 2010, hebben [appellanten] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de schuldsaneringsregeling alsnog op hen van toepassing zal zijn.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief, met bijlage, van 4 november 2010 van mr. Vels.
Ter zitting van 24 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellanten], bijgestaan door hun advocaat.
De beoordeling
Aanduiding van het geschil
1. De rechtbank heeft het verzoek van [appellanten] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, van de Faillissementswet (hierna: Fw). De rechtbank is van oordeel dat [appellanten] door het starten van een restaurant in Spanje een onaanvaardbaar ondernemingsrisico hebben genomen ten aanzien van een hieraan verbonden bedrag van € 8.000,--. Dit bedrag was het restant van een starterskrediet van het Zelfstandigenloket van de gemeente, dat [appellanten] hadden gekregen op basis van een door hen opgesteld ondernemingsplan voor een overgenomen snackbar in Nederland. De rechtbank overweegt dat [appellanten] de onderneming in Spanje zonder enig ondernemingsplan zijn begonnen. Volgens de rechtbank had een dergelijk plan van hen verwacht mogen worden, te meer omdat hun snackbar in Nederland geen succes was. [appellanten] zijn daarom volgens de rechtbank te lichtzinnig met geleend (gemeenschaps)geld omgesprongen. Bovendien is het naar het oordeel van de rechtbank verwijtbaar dat [appellanten] het Zelfstandigenloket niet hebben ingelicht over het voornemen om een onderneming in Spanje te beginnen.
2. [appellanten] kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiertegen in hoger beroep gekomen.
Het oordeel
3. Op grond van artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Fw wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Het ligt op de weg van de schuldenaar om dit aannemelijk te maken.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat [appellanten] een eigen onderneming zijn begonnen, nadat [appellant] voor 85% arbeidsongeschikt was verklaard en hem in het kader van de re-integratie was voorgesteld om voor zichzelf te beginnen. Op basis van een door hen opgesteld ondernemingsplan hebben [appellanten] via het Zelfstandigenloket van de gemeente een starterskrediet voor een bedrag van € 30.000,-- gekregen voor een door hen overgenomen snackbar in Nederland. Voordat [appellanten] de snackbar overnamen, hadden [appellanten] geen schulden. Doordat er misverstanden waren ontstaan bij de aanvraag van een vergunning, werd het krediet pas maanden na de start van de onderneming verstrekt. Door het uitblijven van het krediet slaagden [appellanten] er niet in om een succesvolle onderneming van de grond te krijgen: toen het krediet uiteindelijk werd verstrekt, was de huurachterstand dusdanig hoog opgelopen, dat [appellanten] gedwongen werden het pand te verlaten en hun onderneming te beëindigen. Het grootste gedeelte van het krediet hebben [appellanten] gebruikt om hun bedrijfsschulden mee af te lossen. Het restant van het krediet, te weten € 8.000,--, hebben [appellanten] vervolgens aangewend om een eetcafé in Spanje te beginnen. Hun idee was om op deze manier inkomen te genereren waarmee zij hun schulden wilden aflossen. [appellanten] hebben het UWV hiervan op de hoogte gesteld. [appellant] is alleen naar Spanje gegaan, terwijl [appellante] met de kinderen in Nederland bleef. Ter terechtzitting in hoger beroep hebben [appellanten] met betrekking tot dit eetcafé verklaard dat zij een ruimte hadden overgenomen, waar daarvoor ook een goedlopend eetcafé was gevestigd. Dat eetcafé was vanwege uitbreiding naar een andere locatie verhuisd. Voorts hebben [appellanten] verklaard dat zij voor het eetcafé in Spanje geen ondernemingsplan hadden opgesteld, omdat daar in Spanje niet om werd verzocht. [appellanten] hebben - zo stellen zij - op een legale manier alle benodigde vergunningen aangevraagd. In het eetcafé van [appellanten] kwamen vooral bouwvakkers. De bouwsector werd kort na de start van het eetcafé echter getroffen door de financiële crisis, waardoor het aantal (vaste) klanten van het eetcafé aanzienlijk terugliep. Hierdoor hebben [appellanten] de exploitatie van het eetcafé in Spanje moeten beëindigen. [appellanten] hebben echter geen schulden in Spanje laten ontstaan.
5. Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] geen onaanvaardbare ondernemersrisico's genomen. Het enige verwijt dat [appellanten] zou kunnen worden gemaakt, is dat zij een risico hebben genomen door een eetcafé in Spanje te beginnen, met een door een Nederlandse overheidsinstelling verleend krediet. Het hof meent echter dat dit risico niet als onaanvaardbaar kan worden gekwalificeerd. Hiertoe overweegt het hof dat het niet opstellen van een ondernemingsplan voor het eetcafé in Spanje geen onbegrijpelijke keuze van [appellanten] is geweest, aangezien in Spanje niet om een ondernemingsplan is verzocht en op basis van informeel markt- en locatieonderzoek het eetcafé [appellanten] een kansrijke onderneming leek. De problemen in Spanje zijn ontstaan door de financiële crisis, derhalve door een omstandigheid die [appellanten] niet is aan te rekenen. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [appellanten] hun gehele krediet slechts hebben gebruikt voor hun ondernemingen en dat [appellanten] direct zijn gestopt met zowel hun snackbar in Nederland als hun eetcafé in Spanje toen bleek dat de ondernemingen niet goed meer liepen, waardoor geen extra schulden in Spanje zijn ontstaan. Voor zover al geoordeeld moet worden dat het starterskrediet niet bedoeld is voor ondernemingen buiten Nederland, geldt dat [appellanten] wel het UWV van hun plannen op de hoogte hebben gehouden en dat niet gebleken is dat deze instelling hen erop heeft gewezen dat het starterskrediet niet naar een ander EU-land zou mogen worden geëxporteerd.
6. Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat [appellanten] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij te goeder trouw zijn geweest ten aanzien van het ontstaan of het onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend.
7. Nu voor het overige niet is gebleken van feiten en omstandigheden die aan toewijzing van het verzoek van [appellanten] in de weg staan, zal de toepassing van de schuldsaneringsregeling worden uitgesproken.
Slotsom
8. Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
spreekt ten aanzien van [appellanten] voornoemd de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit;
verwijst de zaak ter verdere afdoening naar de rechtbank te Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, ter uitvoering van die regeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Feunekes, voorzitter, J.H. Kuiper en E.F. Groot, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 december 2010 in bijzijn van de griffier.