Parketnummer: 21-003547-10
Uitspraak d.d.: 14 april 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 8 oktober 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr O.N.J. Maatje, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 06 september 2009, te [plaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Peugeot 206, kenteken [kenteken]) roekeloos en/of zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam 1], hierin bestaande dat verdachte, nadat hij vanaf de parkeerplaats van het zwembad die [straatnaam 1] rechtsafslaand was opgereden,
- (zeer) snel heeft geaccelereerd en/of zijn snelheid (zeer) snel heeft opgevoerd en/of verhoogd en/of (daarbij) in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op die binnen de bebouwde kom gelegen weg (de [straatnaam 1]) heeft gereden met een snelheid van (meer dan) 80 kilometer per uur, althans (meer dan) 75 kilometer per uur, althans (meer dan) 70 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur, en/of
- ter hoogte van de kruising of splitsing van die weg (de [straatnaam 1]) met de weg, de [straatnaam 2], bij/op welke kruising of splitsing twee vluchtheuvels en/of een (verhoogd) plateau, althans een verhoogd weggedeelte en/of twee voetgangersoversteekplaatsen en/of een fietsersoversteekplaats waren (was) gesitueerd,
- met onverminderde (hoge) snelheid, althans nagenoeg onverminderde (hoge) snelheid dat (verhoogde) plateau, althans verhoogd weggedeelte en/of die kruising of splitsing is opgereden en/of
- de bij/op die kruising of splitsing gesitueerde vluchtheuvels aan de linkerzijde is gepasseerd en/of
- heeft gereden op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte en/of
- in strijd met artikel 3 van genoemd reglement niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod inhoudt, namelijk in strijd met het op of voor die (eerste) verkeersheuvel geplaatste bord model D2 van bijlage 1 van genoemd reglement, dat bord voorbij is gegaan aan een andere zijde dan de zijde die de pijl op dat bord aangaf en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het voor hem liggende weggedeelte en/of op die kruising of splitsing en/of op die voetgangersoversteekplaats(en) en/of op die fietsersoversteekplaats en/of het overige zich op of nabij die kruising zich bevindende verkeer en/of
- (daarbij) zijn snelheid (kort) voor en/of op die kruising of splitsing niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast,
tengevolge van welke gedraging(en) verdachte is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die kruising of splitsing overstekende, althans zich op die kruising of splitsing bevindende fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood;
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 september 2009 te [plaats], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Peugeot 206, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de [straatnaam 1], komende uit de richting van de parkeerplaats van het zwembad en rijdende in de richting van de kruising of splitsing met de [straatnaam 2],
- (zeer) snel heeft geaccelereerd en/of zijn snelheid (zeer) snel heeft opgevoerd en/of verhoogd en/of (daarbij) in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op die binnen de bebouwde kom gelegen weg (de [straatnaam 1]) heeft gereden met een snelheid van (meer dan) 80 kilometer per uur, althans (meer dan) 75 kilometer per uur, althans (meer dan) 70 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur, en/of
- ter hoogte van de kruising of splitsing van die weg (de [straatnaam 1]) met de weg, de [straatnaam 2], bij/op welke kruising of splitsing twee vluchtheuvels en/of een (verhoogd) plateau, althans een verhoogd weggedeelte en/of twee voetgangersoversteekplaatsen en/of een fietsersoversteekplaats waren (was) gesitueerd,
- met onverminderde (hoge) snelheid, althans nagenoeg onverminderde (hoge) snelheid dat (verhoogde) plateau, althans verhoogd weggedeelte en/of die kruising of splitsing is opgereden en/of
- de bij/op die kruising of splitsing gesitueerde vluchtheuvels aan de linkerzijde is gepasseerd en/of
- heeft gereden op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte en/of
- in strijd met artikel 3 van genoemd reglement niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod inhoudt, namelijk in strijd met het op of voor die (eerste) verkeersheuvel geplaatste bord model D2 van bijlage 1 van genoemd reglement, dat bord voorbij is gegaan aan een andere zijde dan de zijde die de pijl op dat bord aangaf en/of
- (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het voor hem liggende weggedeelte en/of op die kruising of splitsing en/of op die voetgangersoversteekplaats(en) en/of op die fietsersoversteekplaats en/of het overige zich op of nabij die kruising zich bevindende verkeer en/of
- (daarbij) zijn snelheid (kort) voor en/of op die kruising of splitsing niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast,
tengevolge van welke gedraging(en) verdachte is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die kruising of splitsing overstekende, althans zich op die kruising of splitsing bevindende fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde roekeloosheid wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt ten aanzien daarvan in het bijzonder nog als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte vlak voor het dodelijke ongeval met zijn auto achter die van een vriend is aan gereden. Verdachte heeft daarbij dezelfde snelheid als die vriend aangenomen (meer dan 70 km/h en dus hoger dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/h) en is hem gevolgd bij het links passeren van twee vluchtheuvels (terwijl die vluchtheuvels rechts moesten worden gepasseerd). Verdachte reed derhalve op dat moment op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft. Dit alles vond plaats binnen de bebouwde kom op een kruispunt met twee verkeersremmende maatregelen, te weten een verkeersplateau en een wegasverspringing, alsmede twee voetgangersoversteekplaatsen en een fietsersoversteekplaats. Verdachte was bekend met die verkeerssituatie.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard in een fractie van een seconde de beslissing te hebben genomen snel achter zijn vriend aan te gaan en zich daarmee te hebben laten gaan. Verderop is verdachte, naar eigen zeggen omdat zijn vriend dat ook deed, links langs de vluchtheuvel gereden. Wanneer hij dat niet had gedaan, aldus verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, had hij namelijk snelheid moeten minderen.
Voor en bij het links passeren van de vluchtheuvels heeft verdachte vervolgens de overstekende fietser niet waargenomen en is hij met die fietser in aanrijding gekomen. Bij gebrek aan enig andere aannemelijke omstandigheid en in aanmerking genomen de omstandigheid dat de vriend van verdachte de fietser wel heeft gezien, kan het naar oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het niet waarnemen van de fietser voortvloeit uit verdachtes hiervoor omschreven rijgedrag: het klakkeloos volgen van een in overtreding zijnde andere weggebruiker, het rijden met een fors hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en het links passeren van twee vluchtheuvels waardoor de aangenomen snelheid kon worden behouden, terwijl die vluchtheuvels rechts moesten worden gepasseerd.
Het hof merkt dit rijgedrag en het daaruit voortvloeiende niet waarnemen van de fietser aan als zeer onvoorzichtig gedrag. Uit dit gedrag zelf, de verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de algemene ervaringsregel dat iedere automobilist (en dus ook verdachte) moet hebben geweten dat dit gedrag in de gegeven verkeerssituatie (een naderend kruispunt met verkeersremmende maatregelen en verschillende oversteekplaatsen binnen de bebouwde kom) onaanvaardbare risico's met zich brengt, leidt het hof tevens af dat verdachte door dat gedrag toch te vertonen welbewust onaanvaardbare risico's heeft genomen. Verdachtes rijgedrag kan dan ook naar het oordeel van het hof als roekeloos worden aangemerkt.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 06 september 2009, te [plaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Peugeot 206, kenteken [kenteken]) roekeloos heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam 1], hierin bestaande dat verdachte, nadat hij vanaf de parkeerplaats van het zwembad die [straatnaam 1] rechtsafslaand was opgereden,
- in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op die binnen de bebouwde kom gelegen weg (de [straatnaam 1]) heeft gereden met een snelheid van meer dan 70 kilometer per uur,
- ter hoogte van de kruising van die weg (de [straatnaam 1]) met de weg, de [straatnaam 2], op welke kruising twee vluchtheuvels en een verhoogd plateau en twee voetgangersoversteekplaatsen en een fietsersoversteekplaats waren gesitueerd,
- met onverminderde snelheid, verhoogde plateau, en die kruising is opgereden en
- de bij die kruising gesitueerde vluchtheuvels aan de linkerzijde is gepasseerd en
- heeft gereden op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte en
- in strijd met artikel 3 van genoemd reglement niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en daarbij geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod inhoudt, namelijk in strijd met het op of voor die eerste verkeersheuvel geplaatste bord model D2 van bijlage 1 van genoemd reglement, dat bord voorbij is gegaan aan een andere zijde dan de zijde die de pijl op dat bord aangaf en
- daarbij in onvoldoende mate heeft gelet op het voor hem liggende weggedeelte en het op die kruising zich bevindende verkeer en
- daarbij zijn snelheid (kort) voor en op die kruising niet heeft verminderd,
tengevolge van welke gedragingen verdachte in aanrijding is gekomen met een op die kruising overstekende fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich laten verleiden tot zeer onvoorzichtig rijgedrag en heeft daarmee welbewust onaanvaardbare risico's genomen. Door klakkeloos een in overtreding zijnde ander te volgen en daarbij verschillende, gegeven de ter plekke bestaande verkeerssituatie, zeer risicovolle verkeersovertredingen te begaan, heeft verdachte diens (eigen) verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd. Tengevolge van deze ernstige veronachtzaming heeft verdachte een ongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan een ander is komen te overlijden. Het leed dat verdachte hiermee de nabestaanden heeft aangedaan is groot en valt met geen enkele straf te herstellen. Daarbij komt dat verdachte, door zijn aanvankelijk leugenachtige opstelling en de daardoor veroorzaakte onzekerheid over de precieze toedracht van het ongeval, het leed van de nabestaanden heeft vergroot. Het hof rekent dit verdachte aan.
Daartegenover staat dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep blijk heeft gegeven van inzicht in de door hem gemaakte fout. Verdachte lijkt geen makkelijke prater, maar het hof is er van overtuigd dat zijn fout en daardoor veroorzaakte gevolgen ook hem hebben aangegrepen. Deze last van verdachte valt echter (uiteraard) in het niet bij het leed van de nabestaanden. Dit maakt dan ook dat een forse strafoplegging is geïndiceerd. Het bewezenverklaarde gedrag rechtvaardigt in beginsel de door het LOVS in de oriëntatiepunten straftoemeting voorgestelde straf van 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en 3 jaar ontzegging van de rijbevoegdheid. De straf is ook door de rechtbank opgelegd. In de (schuldbewuste) houding van verdachte, zijn leeftijd, alsmede het feit dat verdachte nooit eerder is veroordeeld en hij een voor een 23-jarige jongeman normaal leven leidt, ziet het hof echter aanleiding om de op zichzelf bij dit feit passende onvoorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in andere strafmodaliteiten. In plaats van de geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof de maximale werkstraf opleggen van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Ter compensatie zal het hof de ontzegging van de rijbevoegdheid met een jaar verhogen naar vier jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat bij de uitvoering van de taakstraf 2 (twee) uren in mindering worden gebracht wegens de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht, te weten totaal 1 (één) dag.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr A.E. Harteveld, voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr M. Barels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 14 april 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.