ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4328

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21.002559/09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de megazaak 'Herfst' met betrekking tot meerdere overvallen en bedreigingen

In de megazaak 'Herfst' heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere overvallen, bedreigingen en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou zijn, verworpen. De zaak draaide om de bewijsvoering, waarbij OVC-gesprekken cruciaal waren. Het hof heeft de eerste en tweede vertaling van deze gesprekken uitgesloten van bewijs en enkel de derde vertaling, uitgevoerd door het NFI, gebruikt. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar is wel veroordeeld voor vijf overvallen, wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging en opzetheling, met een gevangenisstraf van negen jaren als gevolg. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers benadrukt, maar ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van verschillende benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002559-09
Uitspraak d.d.: 12 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 29 juni 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Nu verdachte is vrijgesproken van het onder 1, 3, 4, 10 en 11 tenlastegelegde, kan hij in zoverre in het hoger beroep niet worden ontvangen.
De advocaat-generaal heeft bij akte intrekking hoger beroep, gedateerd 21 december 2010, het hoger beroep ingetrokken ten aanzien van feit 11. Dit feit is derhalve niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 december 2010, 17 februari 2011, 13 april 2011, 14 april 2011, 15 april 2011 en 28 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr H.J. Veen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie c.q. bewijsuitsluiting als gevolg van de opname en vertaling van de zogenaamde OVC-gesprekken
Door de raadsman is betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, omdat er sprake is van strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde bij de opname van vertrouwelijke communicatie tussen verdachten (de zogenaamde OVC-gesprekken) en de uitwerking daarvan. De raadsman heeft daarbij verwezen naar hetgeen hij in eerste aanleg heeft aangevoerd, stellend dat het oordeel van de rechtbank op dit punt onjuist is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de uitwerkingen van de OVC-gesprekken uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie wel degelijk ontvankelijk is in de vervolging en voorts, dat de eerste vertaling niet behoeft te worden uitgesloten van het bewijs, maar dat voorzichtigheid geboden is bij het gebruik voor het bewijs van deze vertaling.
In het onderzoek is vertrouwelijke communicatie in een arrestantenbus waarin op twee verschillende momenten een van de verdachten in het onderzoek met een andere verdachte werd vervoerd, opgenomen.
Ook verdachte is tweemaal op deze wijze vervoerd.
De betreffende gesprekken zijn opgenomen, uitgeluisterd, weergegeven, en waar nodig, vertaald. In eerste instantie is door verschillende tolken een transcriptie gemaakt van alle gesprekken in hun geheel, welke transcriptie vervolgens in het dossier is gevoegd. Het hof noemt die transcriptie de eerste vertaling.
De rechtbank heeft opdracht gegeven bepaalde passages uit de gesprekken opnieuw te vertalen door een tolk die niet betrokken is geweest bij het politieonderzoek. Onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris in Utrecht heeft deze nieuwe tolk een nieuwe transcriptie gemaakt, die het hof aanmerkt als de tweede vertaling. De rechtbank heeft de eerste vertaling uitgesloten voor het bewijs en de tweede vertaling voor het bewijs gebezigd.
Het hof heeft opdracht gegeven tot vertaling van een aantal gespreksfragmenten. Die fragmenten bevatten cruciale passages die door het Openbaar Ministerie van belang werden geacht voor de beantwoording van de bewijsvraag.
De verdediging heeft geen specifieke (andere) fragmenten opgegeven die zij vertaald wilde zien, behalve dan dat zij heeft aangegeven dat zij het wenselijk achtte dat alle gesprekken in hun geheel opnieuw werden vertaald.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn de bewuste fragmenten ingevolge de opdracht van het hof opnieuw uitgeluisterd, weergegeven en, waar nodig, vertaald. Het hof merkt deze vertaling aan als de derde vertaling. De door het NFI weergegeven en vertaalde fragmenten zijn ter terechtzitting van 13 april 2011 uitgeluisterd door alle procesdeelnemers, waarbij door een ieder commentaar op de vertaling van het NFI kon worden gegeven. Dat commentaar is vervolgens voorgelegd aan ter terechtzitting aanwezige deskundigen, die op een aantal (ondergeschikte) punten hebben aangegeven dat de door de verdediging aangedragen vertaling ook mogelijk kon zijn.
Het hof zal uitsluitend de derde vertaling, dus die van het NFI, voor het bewijs bezigen. Daarbij is voor het hof van belang dat deze derde vertaling door alle procesdeelnemers kon worden beluisterd en besproken. De eerste vertaling is op punten onjuist gebleken, terwijl de tweede vertaling heeft geleid tot een aantal delen die als onverstaanbaar zijn aangemerkt, die nu in de derde vertaling door het NFI onder laboratoriumomstandigheden wel verstaanbaar zijn gebleken.
De omstandigheid dat de opnames uit 2007/2008 stammen, acht het hof geen reden om de derde vertaling niet voor het bewijs te bezigen. Verdachte heeft met zijn raadsman de fragmenten beluisterd, aangegeven dat het (mede) zijn stem is die te horen is in de verschillende fragmenten, en hij heeft commentaar gegeven op bepaalde onderdelen.
De weergave door het NFI is, met uitzondering van commentaar op een aantal punten, inhoudelijk niet bestreden. Hoe die fragmenten uiteindelijk uitgelegd moeten worden, is van belang bij de bewijsvraag die hierna aan de orde komt.
Het hof verwerpt het verweer dat het bijzondere opsporingsmiddel van het opnemen van vertrouwelijke communicatie in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Zoals het hof hiervoor heeft aangegeven, zal het uitsluitend de derde vertaling voor het bewijs bezigen. De punten die door de raadsman naar voren zijn gebracht, hebben betrekking op de gang van zaken rondom de verschillende vertalingen.
Het hof is van oordeel dat die punten geen opgeld (meer) doen, nu de eerste en tweede vertaling van het bewijs worden uitgesloten.
Bewijsuitsluiting van de verklaringen van de [getuigen]
De door de getuigen [getuigen] afgelegde verklaringen zijn door verdachte en zijn medeverdachten steeds betwist.
Door de advocaat-generaal is bij haar beoordeling van de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten uitgegaan van de bruikbaarheid van de getuigenverklaringen, die in verschillende stadia van de opsporing en de vervolging door de[getuigen] zijn afgelegd.
Het hof zal deze verklaringen echter van het bewijs uitsluiten en licht dat als volgt toe.
De [getuigen] hebben bij de politie belastende verklaringen afgelegd over de betrokkenheid van verdachte en medeverdachten bij strafbare feiten uit dit dossier.
Zij zijn hierover ook bij de rechter-commissaris gehoord.
Het hof heeft daarom pogingen in het werk gesteld om de getuigen opnieuw te horen, teneinde zich ook zelf van de (on)betrouwbaarheid van hun verklaringen te kunnen overtuigen. Die pogingen hebben echter tot niets geleid.
Bij die stand van zaken, gevoegd bij het feit dat het hof uit een mailbericht van de advocaat van een van de getuigen heeft afgeleid dat ten minste een van hen zich moedwillig aan dit voorgenomen verhoor heeft onttrokken, zelfs na een bevel medebrenging, acht het hof het onontkoombaar dat de verklaringen van de getuigen [getuigen] van het bewijs worden uitgesloten.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen tenlastegelegd dat:
1.
(zaak 05)
hij op of omstreeks 11 september 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], op/aan de openbare weg, het [straatnaam], althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van een pincode, in elk geval van enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- op die [aangever 1] is/zijn afgelopen en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp aan/op die [aangever 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of (daarbij) tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd: “Meekomen we moeten het nummer hebben” en/of “werk mee vriend, dan gebeurt je niks. Nummer, ik moet nummer hebben”;
2.
(zaak 06)
hij op of omstreeks 25 september 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer bankpas(sen) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro, in elk geval enig goed of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer bankpas(sen) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincode(s), althans van enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 2] (met kracht) tegen een muur heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of de nek van die [aangever 2] heeft/hebben omklemd en/of (daarbij) die [aangever 2] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Pinpas, pinpas"en/of "Je pincode klopt niet, geef mij je pincode, zeg eerlijk" en/of
- die [aangever 2] een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of voorgehouden en/of op die [aangever 2] heeft gericht, en/of
- die [aangever 2] (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- de broekzakken van die [aangever 2] heeft/hebben doorzocht;
3.
(zaak 08)
hij op of omstreeks 28 september 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] en/of [aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans één, (een) (Post)bankpas(sen) en/of een (ABN-Amro)bankpas en/of de daarbij behorende pincode(s) en/of een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) en/of twee, althans één, portemonnee(s) (met inhoud) en/of een mp3-speler (merk Ipod), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben tegengehouden, althans de weg versperd, (terwijl die [aangever 3] en die [aangever 4] op een fiets reden) en/of (vervolgens) van die fiets hebben getrokken, en/of
- tegen die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben gezegd: "bek houden, meekomen", althans woorden geuit van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben meegetrokken naar (nabijgelegen) bosjes, en/of
- die [aangever 3] en/of die [aangever 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond, althans dat vuurwapen/voorwerp voor die [aangever 3] en/of die [aangever 4] zichtbaar heeft/hebben gedragen/vastgehad, en/of
- tegen die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat hij/zij zijn/hun telefoon(s) en/of bankpas(sen) en/of portemonnee(s), althans zijn/hun spullen, moest(en) afgeven, en/of
- die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben gevraagd naar de bij die bankpas(sen) bijbehorende pincode(s), en/of
- tegen die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat hij/zij verder de bosjes in moest(en) lopen en/of (vervolgens) gezegd dat hij/zij daar op de grond moest(en) gaan liggen, en/of
- tegen die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben gezegd: “rustig aan met die handen, anders schiet ik je kop eraf”en/of (zakelijk weergegeven) gezegd dat hij goed met wapens was en/of dat zij niet bang waren om te schieten en/of dat hij die [aangever 4] niet wilde doodschieten maar wel door de knieschijven kon schieten, althans woorden geuit van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
(zaak 09)
hij op of omstreeks 29 september 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], op/aan de openbare weg, te weten de [straatnaam], althans een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- op die [aangever 5] afgelopen en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen de borst en/of de rug en/of het lichaam van die [aangever 5] gericht en/of gezet en/of gedrukt en/of gehouden en/of
- de jaszakken en broekzakken van die [aangever 5] doorzocht en/of
- die [aangever 5] gedwongen, althans gezegd, om de bosjes in te gaan en/of de handen achter zijn hoofd te houden en/of
- die [aangever 5] (dreigend) toegevoegd dat wanneer hij zou ontsnappen of wanneer hij aangifte zou doen, hij dood zou zijn en/of
- gedreigd die [aangever 5] door zijn ballen, zijn hart en zijn keel te schieten en daarbij een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op voornoemde lichaamsdelen gericht en/of gezet en/of gedrukt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
(zaak 10)
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer portemonnee(s) en/of een of meer bankpas(sen) en/of een of meer mobiele telefoon(s) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 740 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer portemonnee(s) en/of een of meer bankpas(sen) en/of een of meer mobiele telefoon(s) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 740 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincode(s), althans van enige gegevens, geheel of ten toebehorende aan [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 6] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of hem dreigend heeft/hebben toegevoegd: "dingen gaan fout als je nu niet meewerkt, we willen je geld en je pincode” en/of
- die [aangever 7] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of
- die [aangever 7] (met kracht) naar de grond heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of hem dreigend heeft/hebben toegevoegd: "beweeg je niet anders steek ik je neer" en/of
- het/de hoofd(en) van die [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] heeft/hebben bedekt met een handdoek en/of
- die [aangever 8] uit zijn bed heeft/hebben getrokken en/of de bril van het gezicht van die [aangever 8] heeft/hebben geslagen en/of
- die [aangever 8] met een schroevendraaier, althans met een scherp voorwerp, in zijn lichaam heeft/hebben gestoken en/of geprikt en/of
- die [aangever 8] in/tegen zijn maag, althans zijn lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [aangever 8] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "je kunt maar beter je pincode geven en niet liegen, anders maken we je dood";
6.
(zaak 10)
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk, in een woning gelegen aan de [straatnaam],
- die [aangever 6] tegen de grond gewerkt en/of hem dreigend toegevoegd: "dingen gaan fout als je nu niet meewerkt, we willen je geld en je pincode” en/of
- die [aangever 7] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of
- die [aangever 7] (met kracht) naar de grond geduwd en/of gedrukt en/of hem dreigend toegevoegd: "beweeg je niet anders steek ik je neer" en/of
- het/de hoofd(en) van die [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] bedekt met een handdoek en/of
- die [aangever 8] uit zijn bed getrokken en/of de bril van het gezicht van die [aangever 8] geslagen en/of
- die [aangever 8] met een schroevendraaier, althans met een scherp voorwerp, in zijn lichaam gestoken en/of geprikt en/of
- die [aangever 8] in/tegen zijn maag, althans zijn lichaam, geschopt en/of getrapt en/of
- die [aangever 8] dreigend toegevoegd: "je kunt maar beter je pincode geven en niet liegen, anders maken we je dood" en/of
- die [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] (terwijl hij/zij geblinddoekt was/waren) naar een andere kamer (in die woning) gebracht en/of op de grond gegooid en/of neergelegd en/of
- in aanwezigheid van die [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] (terwijl hij/zij geblinddoekt was/waren) gezegd: “Hou ze onder schot”;
7.
(zaak 01)
hij op of omstreeks 28 april 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een (bedrijfs)pand (bakkerij [naam bakker], gelegen aan de [straatnaam] aldaar) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans één, mobiele telefoon(s) (merk Nokia) en/of een portemonnee (inhoudende diverse passen en/of een geldbedrag) en/of vijftienduizenddriehonderdnegenentachtig (15.389,-) euro, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 9] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans één, mobiele telefoon(s) (merk Nokia) en/of een portemonnee (inhoudende diverse passen en/of een geldbedrag) en/of vijftienduizenddriehonderdnegenentachtig (15.389,-) euro, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een mes en/of pistool dreigend op die [aangever 9] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen die [aangever 9] heeft/hebben gezegd: “ga liggen, ga liggen”, en/of (daarbij) die [aangever 9] op de grond heeft/hebben geduwd/gegooid, en/of
- die handen van die [aangever 9] achter zijn rug (met handboeien) heeft/hebben geboeid, en/of,
- (meermalen, althans eenmaal) tegen die [aangever 9] en/of binnen de gehoorafstand van die [aangever 9], heeft/hebben gezegd (zakelijk weergegeven) dat die [aangever 9] in zijn been gestoken zou worden, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [aangever 9] (met een tweede set handboeien) aan een verwarmingsbuis heeft/hebben vastgemaakt, en/of
- het snoer van de telefoon heeft/hebben doorgesneden of geknipt, en/of
- tegen die [aangever 9] heeft/hebben gezegd dat hij niet meteen om hulp mocht gaan roepen en/of dat hij/zij over 5 minuten nog een keer langs zouden komen, althans woorden van gelijke aard of strekking;
8.
(zaak 03)
hij op of omstreeks 19 mei 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 10] heeft gedwongen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of (één van) zijn mededader(s)
- (met -een- bivakmuts-en- over het hoofd, althans met bedekt gezicht) een filiaal van voornoemde [naam supermarkt] is/zijn binnengegaan en/of
- (een) vuurwapen(s) heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op voornoemde [aangever 10] en/of (vervolgens)
- die [aangever 10] heeft/hebben gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij op de grond moest gaan liggen en/of dat hij de tweede man moest roepen, en/of
- (een) vuurwapen(s) heeft/hebben gericht op [aangever 11], en/of
- die [aangever 10] en/of die [aangever 11] (onder dreiging van -een- vuurwapen-s-) heeft/hebben meegenomen naar het kas-kantoor in voornoemd filiaal, en/of
- aan die [aangever 10] heeft/hebben gevraagd of hij de kluis wilde openen, en/of
- tegen die [aangever 10] heeft/hebben gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij de kassa-lades uit de kluis moest halen en/of (vervolgens) moest ontgrendelen en/of (vervolgens) de inhoud van die lades in een tas moest stoppen;
9.
(zaak 56)
primair
hij op of omstreeks 6 februari 2008, te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam], althans in de/het arrondissement(en) [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam], opzettelijk (telefonisch) [aangever 12], heeft medegedeeld: "Ik ben je ergste nachtmerrie" en/of "Al moet ik één, twee jaartjes zitten matti, als ik naar buiten kom neuk ik jou, jouw moeder, jouw vader, jouw broer, jouw hele fucking familie" en/of "Ik word binnenkort overgeplaatst naar [plaatsnaam]. Ik maak jouw broer daar dood vriend" en/of "Als ik vrij kom neuk ik jouw kankermoeder" en/of "Als ik vrij kom, jouw leven matti is voorbij he flikker", althans woorden heeft geuit van soortgelijke dreigende aard of strekking, kennelijk om de vrijheid van voornoemde [aangever 12], om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij wist, of ernstige reden had te vermoeden, dat die verklaring zou worden afgelegd;
subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2008 te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam], althans in de/het arrondissement(en) [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam],[aangever 12] en/of familieleden van voornoemde [aangever 12] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 12] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ben je ergste nachtmerrie" en/of "Al moet ik één, twee jaartjes zitten matti, als ik naar buiten kom neuk ik jou, jouw moeder, jouw vader, jouw broer, jouw hele fucking familie" en/of "Ik word binnenkort overgeplaatst naar [plaatsnaam]. Ik maak jouw broer daar dood vriend" en/of "Als ik vrij kom neuk ik jouw kankermoeder" en/of "Als ik vrij kom, jouw leven matti is voorbij he flikker", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
10.
(zaak 15)
primair
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2007 tot en met 11 oktober 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een (jacht)geweer (merk Miroku, kaliber 12 mm met serienummer 31145PM) en/of een (jacht)geweer (merk CZ, kaliber 7 x 64 mm met serienummer A5764) en/of twee, althans één, do(o)(s)(zen) munitie en/of twee, althans één, lampekap(pen) en/of een spiegel en/of één of meer kledingstuk(ken) en/of één of meer fles(sen) parfum en/of een (grote) hoeveelheid sieraden en/of een spelcomputer (merk Nintendo, type DS) en/of een spelcomputer (merk Sony, type PSP), en/of een computerspel (voor Nintendo DS) en/of een fotocamera (merk Pentax) en/of twee, althans één, opbergbak(ken) en/of een fotolijst en/of een schilderij en/of een (grenen) kast en/of een beeldscherm (merk Yakumo, type 900p) en/of een schoudertas en/of een (flatscreen) televisie (merk Gamma), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op/verbreking van een toegangsdeur en/of een tussendeur van voornoemde woning en/of van een opbergruimte in een kluis in voornoemde woning en/of middels een valse sleutel;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2007 tot en met 15 december 2007 te [plaatsnaam], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen, een (jacht)geweer (merk Miroku, kaliber 12 mm met serienummer 31145PM) en/of een (jacht)geweer (merk CZ, kaliber 7 x 64 mm met serienummer A5764) en/of twee, althans één, do(o)(s)(zen) munitie en/of één of meer kledingstuk(ken) en/of een (grote) hoeveelheid (gouden) sieraden en/of een schoudertas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) (telkens) wist(en), redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dit/deze door diefstal, in elk geval enig misdrijf was/waren verkregen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1, 3, 9 primair en 10 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 4, 7 en 8 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In de volgende bewijsoverwegingen wordt in verband met de leesbaarheid steeds het woord “overval” gebruikt om gedragingen te beschrijven die neerkomen op een vorm van diefstal met geweldpleging (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) dan wel afpersing (artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht).
Bewijsoverweging feit 7 (zaaksdossier 1) en feit 8 (zaaksdossier 3)
De bewezenverklaring van de onder feit 7 en feit 8 aan verdachte verweten overvallen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking in de bewijsoverwegingen.
Dat de in die feiten beschreven overvallen op respectievelijk Bakkerij [naam bakker] en een [naam supermarkt] supermarkt hebben plaatsgevonden (ten minste globaal) op de wijze zoals tenlastegelegd, is door of namens verdachte niet betwist. Het hof neemt daarom als uitgangspunt datgene wat aangevers daarover hebben verklaard. Daarbij is van belang dat beide overvallen gepleegd werden door (ten minste) twee personen.
De vraag die thans voor ligt is, of verdachte als medepleger bij die feiten betrokken was.
De verdachte heeft betrokkenheid steeds ontkend.
De advocaat-generaal heeft die vraag bevestigend beantwoord.
De raadsman heeft geconcludeerd dat er onvoldoende (overtuigend) bewijs in het dossier aanwezig is dat verdachte de overvallen heeft medegepleegd.
De kern van het bewijs van verdachtes betrokkenheid kan worden gevonden in passage G van de OVC gesprekken zoals uitgewerkt door het NFI.
Voor de leesbaarheid wordt de betreffende passage hieronder integraal weergegeven:
0:45 L Bij Allah, zolang we niet praten, okee, nu, als ze tegen me zeggen, ze hebben mijn bloed gevonden, dan ben ik genaaid, dan heb ik niets meer te zeggen, begrijp je?
0:53 R […] zeggen ze, ik weet het niet.
0:56 L: Als het niet, als ik er helemaal niet, niet uit kan komen, ga ik tegen ze zeggen: luister, kijken, maar waar gaan ze nu mijn bloed vinden?
1:05 L Wij hebben, hebben hebben die, jij weet toch bij [straatnaam] wat daar gebeurd is?
1:10 R Wat?
1:12 L Ken je bakker?
1:15 R De kwestie van de [bijnaam van een van de verdachten].
1:15 L Bakker ik heb, ik heb, ik heb […] in [plaatsnaam] die supermarkt. Ik heb er één in in, bij [plaatsnaam], een vrouw.
1:22 R Ook die […]
1:23 L [Ja/Hè]
1:24 R Ook die van […]
1:25 L Nee, maar overal waar ze DNA vinden naaien ze je.
1:27 R Oh, ja.
1:28 L Ik heb er eentje bij [plaatsnaam], een vrouw die geld had.
1:32 R Heb je het gedaan?
1:32 L Ik heb haar flink te pakken gehad, zij bleef schreeuwen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de hierboven vetgedrukte passages inderdaad heeft uitgesproken. Ook heeft hij aangegeven dat hij met zijn gesprekspartner over deze zaken heeft gesproken in verband met de mogelijkheid van aantreffen van DNA.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij spreekt over strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Over de vrouw in of bij [plaatsnaam] (in deze strafzaak niet tenlastegelegd) heeft hij aangegeven dat hij wel wat gedaan had, maar dat hij daarbij niet gewelddadig te werk was gegaan. Ook de passages over de [straatnaam] en de Bakker enerzijds en de passage over de supermarkt in [plaatsnaam] gaan volgens zijn verklaring over gepleegde delicten.
De vraag die het hof thans heeft te beantwoorden is of verdachte in dit gesprek heeft gesproken over door hemzelf gepleegde overvallen op Bakkerij [naam bakker] en de [naam supermarkt] in [plaatsnaam] zoals door de advocaat-generaal is betoogd, of over feiten die door anderen zijn gepleegd dan wel over andere feiten die hem in deze zaak niet ten laste zijn gelegd, zoals de verdediging heeft gesteld.
Op alle terechtzittingen in eerste aanleg heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Ten aanzien van de supermarkt in [plaatsnaam] heeft verdachte in hoger beroep aangegeven dat hij tijdens het hiervoor opgenomen fragment sprak over een kraak bij een [naam firma]-filiaal in [plaatsnaam]. Hij zou daar hebben ingebroken, waarbij geprobeerd zou zijn om een kluis uit het betreffende pand mee te nemen. Dat was echter niet gelukt.
Naar aanleiding van de uitlatingen van verdachte is op verzoek van het hof een aanvullend proces-verbaal opgemaakt.
Van een inbraak in de periode januari 2007 tot en met juli 2007 in een [naam firma] in [plaatsnaam] is niet gebleken. Wel komt uit het politiesysteem BPS naar voren dat er op 26 mei 2007 in de vroege ochtend een ruit is vernield van een [naam firma]-filiaal aan de [straatnaam] en dat na de klap twee in het donker geklede personen op een scooter zijn weggereden. Uit dat proces-verbaal kan niet volgen, zoals de advocaat-generaal bij requisitoir heeft aangegeven, dat er sprake was van een “klapgetuige”, dat wil zeggen een getuige die heeft gezien dat de beide personen direct na de klap vertrokken. Uit het proces-verbaal volgt echter evenmin dat er sprake is geweest van een daadwerkelijke inbraak, en ook niet dat daar bloed is achtergebleven, wat de vrees voor de vondst van DNA zou rechtvaardigen. Verdachte heeft ook niet aangegeven bij welke handeling dat zou kunnen zijn gebeurd.
Het hof acht de verklaring die verdachte heeft gegeven voor het gebruik van de woorden “in [plaatsnaam] die supermarkt” niet aannemelijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat de [naam firma] geen supermarkt is, maar - kort gezegd - een broodjeszaak. Dat hij, zoals betoogd, het woord supermarkt heeft gebruikt omdat hij geen andere aanduiding zou weten voor een [naam firma], acht het hof geen aannemelijke verklaring voor dat woordgebruik.
Daartegenover staat dat verdachte in de periode waarin de overval plaatsvond in [plaatsnaam] was. Niet alleen heeft hij dat ter zitting van het hof verklaard, maar ook op de dag van de overval is dat vast te stellen aan de hand van de printgegevens van zijn mobiele telefoon. Twee en half uur na de overval wordt door die telefoon een paal aangestraald in [plaatsnaam]. Ten slotte wordt van bewijswaarde geacht het gegeven dat in de agenda van een vriend van verdachte, [medeverdachte A], bij de datum 19 mei 2008 staat vermeld: “jaar geleden [plaatsnaam] activiteiten”. De bewuste overval op de [naam supermarkt] vond plaats op 19 mei 2007. De vriendschap tussen verdachte en voornoemde [medeverdachte A] kan onder meer blijken uit het feit dat het telefoonnummer van [medeverdachte A] stond voorgeprogrammeerd in het toestel van verdachte en uit het feit dat zij op 14 oktober 2007 gezamenlijk zijn aangehouden op een scooter.
Over Bakker en [straatnaam] heeft verdachte in hoger beroep aangegeven dat hij bang was dat bloed zou zijn achtergebleven bij een in de nabijheid van bakkerij [naam bakker] aan de [straatnaam] door hem gepleegde auto-inbraak.
Naar aanleiding van deze verklaring van verdachte is ook daarover op verzoek van het hof een aanvullend proces-verbaal opgemaakt . Daaruit blijkt dat er in de betreffende periode nabij de [straatnaam] te [plaatsnaam] inderdaad een auto-inbraak heeft plaatsgevonden. Overigens is daarbij geen bloed/DNA spoor (gezocht en/of) gevonden. In ieder geval vermeldt het proces-verbaal dat niet.
Toch acht het hof deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Door de gesprekspartner van verdachte tijdens het OVC-gesprek wordt op de opmerking van verdachte wat hij zoal had gedaan bij de bakker gereageerd met de zin: De kwestie van de [bijnaam van een van de verdachten].
Uit een tweetal opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte A] en [medeverdachte B] en een sms-bericht van de eerste aan de laatste volgt dat [medeverdachte B] wordt aangesproken met de naam [bijnaam van een verdachte]. Bij het onderzoek naar de overval op de bakkerij is [medeverdachte B] verdacht geweest van betrokkenheid bij die overval, terwijl uit onderzoek tevens is gebleken dat hij bij de betreffende bakkerij heeft gewerkt, ook op de dag dat de overval heeft plaatsgevonden.
De uitleg die verdachte heeft gegeven voor de hiervoor weergegeven passage uit het OVC- gesprek is naar het oordeel van het hof te minder aannemelijk, nu verdachte daarmee pas ter zitting in hoger beroep en derhalve ruim drie jaar na dato is gekomen. Gezien de ernst van deze aan hem gemaakte verwijten en daarmee gemoeide potentiële strafoplegging, die hem bekend moet zijn geweest, had deze (in zijn visie ontlastende) verklaring over deze feiten en omstandigheden op een veel eerder tijdstip, bijvoorbeeld bij zijn politieverhoren, bij de rechter-commissaris of ter zitting bij de rechtbank, voor de hand gelegen.
Naar het oordeel van het hof kan het dan ook niet anders dan dat verdachte het tijdens het hiervoor weergegeven gedeelte van het OVC-gesprek (fragment G) heeft over zijn betrokkenheid bij de overval op de supermarkt [naam supermarkt] in [plaatsnaam] en zijn betrokkenheid bij de overval op Bakkerij [naam bakker] te [plaatsnaam]. Daarbij is voorts van belang dat uit de gebruikte combinatie van woorden Bakkerij, [straatnaam] en [bijnaam van een van de verdachten] naar het oordeel van het hof niet anders kan worden afgeleid dan dat verdachte het heeft over de door hem gepleegde overval op Bakkerij [naam bakker]. Dat er sprake was van twee daders volgt uit de aangifte. Uit de woorden “ik heb” in combinatie met de supermarkt en [plaatsnaam] en de koppeling aan de door het hof vastgestelde betrokkenheid bij de overval op Bakkerij [naam bakker], kan het niet anders dan dat verdachte in dit gesprek spreekt over de door hem (met een ander, hetgeen volgt uit de aangifte) gepleegde overval op de supermarkt [naam supermarkt] in [plaatsnaam].
Het hof acht beide feiten derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 4 (zaak 9)
De rechtbank heeft verdachte van dit feit vrijgesproken. De officier van justitie heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor dit feit wordt veroordeeld. Zij baseert dat mede op de derde vertaling van de fragmenten B en F uit de OVC-gesprekken, die naar haar oordeel (voldoende) overeenstemt met de eerste vertaling. De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Vast staat dat er omstreeks 29 september 2007 door vier personen een overval is gepleegd op aangever [aangever 5], waarbij deze ernstig is bedreigd. Zo ernstig dat hij op een zeker moment vreesde voor zijn leven en een christelijk lied is gaan zingen. Een van de overvallers droeg bij die overval een bivakmuts, aldus aangever.
In een tweetal fragmenten uit de OVC-gesprekken komen de woorden “Jezus Christus” voor, waarvan de politie heeft aangenomen dat daarmee op deze overval wordt gedoeld.
Verdachte heeft ter zitting toegegeven dat hij een van de twee deelnemers aan de OVC-gesprekken, fragmenten B en F, was.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij met de woorden “Jezus Christus”, die hij heeft uitgesproken in de fragmenten, inderdaad doelde op de overval op aangever [aangever 5]. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de overval evenwel ontkend, stellende dat hem die overval bekend was uit de kring waarin hij in die tijd verkeerde, en dat dat het perspectief van zijn opmerkingen in het OVC-gesprek was.
Zoals reeds eerder overwogen, zal het hof uitsluitend de derde vertaling voor het bewijs bezigen en zal het daarbij niet, zoals de advocaat-generaal, de eerste vertaling van de OVC-gesprekken betrekken.
In fragment B wordt door verdachte gesproken over “die van Opsporing verzocht, die van Jezus Christus” en dat die “zijn doorgestreept”. Uit de inhoud van het fragment leidt het hof af dat verdachte hier spreekt over de zaken waarvan hij op dat moment wordt verdacht. Verdachte spreekt over de zaak van Opsporing verzocht en de zaak Jezus Christus en dat die zijn doorgestreept. Gebleven is alleen “krisi”, aldus verdachte in dit fragment.
Fragment F wordt hieronder – voorzover hier van belang – weergegeven:
L Als jij meewerkt met ongediertes [als jij/en z’n] naam [opnoemt/ook noemt]
L Ongedierte, ze ze moeten vier mensen hebben
L Nu hebben ze eentje. Wat hebben ze aan één? Als ik drie anderen zeg, dan moet ik die […] van jullie, begrijp je?
R [Die [naam van een derde]] die gaat niet praten […]
L Hè?
R […]
L Kijk, […] heeft daar niks mee te maken, ze kunnen hem niks doen.
L Nee
R Allah, hij heeft het.
L Waarom?
R […] samen met ons.
L Ja, met, met mij.
R Hij zegt tegen je.
L Bij, bij ding, met Jezus?
R […]
L Met Christus?
R [Wat denk je wel?] […]
L Met Jezus Christus, toch?
R [Wat dan?]
L Ja.
L Die luister die.
L Zo. Dat is. Dat is uh ding, hoe noem je dat? Dat is uh onbetrouwbaar bron, begrijp je, of niet?
L Dat wordt doorgestreept.
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die de woorden “Jezus Christus” in dit gespreksfragment heeft uitgesproken.
Ook is van belang dat op 5 oktober 2007 van verdachte een telefoongesprek is afgeluisterd, dat wil zeggen enkele dagen na deze overval. Verdachte was toentertijd aangehouden en korte tijd in verzekering gesteld in verband met een andere kwestie, namelijk een auto-inbraak. Hij spreekt met een onbekende persoon over die aanhouding. Daarbij heeft verdachte het over zijn fiets en schoenen die in beslag zijn genomen. Voorts vertelt verdachte dat de politie foto’s van hem heeft genomen met zijn jas met capuchon en dat ze een bivak bij hem hebben gevonden. Vervolgens gaat het gesprek als volgt verder:
N2 Daarom ben je…ik zweer op Allah die mensen die allemaal langs zijn geweest..
N1 Ja
N2 Ik zweer op Allah als ze die weer gaan opzoeken en laten zien dan ben je er geweest ik zweer op Allah dan ben je…
N1 Hoe bedoel je?
N2 Dat weetje zelf. Of een getuige, die mensen, die mensen euuh…
N1 Ja
N2 Alles bij [naam bos] als die gaan getuigen, als ze weer worden herroept en ze moeten getuigen of foto’s bekijken.
N1 Dat hebben ze zowiezo wel gedaan, maar probleem…
N2 Dat hebben ze…denk je dat ze dat binnen 2 dagen gaan doen.
N1 Nee, maar hij zei ook het onderzoek loopt nog, hij zei ook ze kunnen je nog altijd terug roepen. Maar bij die mensen is net een flits gegaan, begrijp je of niet. Die mensen kunnen het niet weten zowiezo ik had dat ding voor me hoofd op.
Uit het proces-verbaal van politie kan worden afgeleid dat met [naam bos] het bos wordt bedoeld waar aangever [aangever 5] onder bedreiging met een vuurwapen is vastgehouden door zijn overvallers. Wat in dit gesprek opvalt, is dat verdachte begrijpt wat met het [naam bos] wordt bedoeld en dat hij ermee bekend lijkt te zijn dat daar strafbare feiten zijn voorgevallen in het kader waarvan getuige(n) mogelijk worden geconfronteerd met (een foto van) verdachte in verband met het toen lopende politieonderzoek. Verdachte lijkt zich daar geen zorgen over te maken omdat hij een bivakmuts (“ding voor me hoofd”) op had.
Uit het dossier komen geen andere overvallen naar voren die gekoppeld kunnen worden aan [naam bos] en waarbij tevens een bivakmuts is gebruikt. Aldus bestaan er naar het oordeel van het hof op basis van dit telefoongesprek sterke aanwijzingen dat verdachte (mede) spreekt over zijn betrokkenheid bij de overval op [aangever 5].
Over het gebruik van de woorden “Jezus Christus” in de OVC-gesprekken is verdachte in hoger beroep ter terechtzitting ondervraagd. Verdachte heeft daarover aanvankelijk verklaard dat hij uit het televisieprogramma “Opsporing verzocht” wist dat er sprake was van het zingen van een christelijk lied, vervolgens verklaarde hij dat hij deze details van de wijkagent had gehoord, en tenslotte verklaarde hij dat in de groep waarmee hij toen omging algemeen bekend was wat er bij deze overval was voorgevallen.
Het hof heeft deze verklaringen van verdachte op zich laten inwerken. Het hof acht het onaannemelijk dat, in het stadium dat het opsporingsonderzoek nog volop gaande was en het daarbij om ernstige misdrijven ging, in “Opsporing verzocht” of door de wijkagent dergelijke specifieke daderinformatie zou zijn prijsgegeven.
Dat laat alleen de mogelijkheid open dat verdachte van anderen, de daders, zou hebben gehoord van deze overval. Ook die suggestie wijst het hof af. Uit de specifieke bewoordingen van het hiervoor weergegeven fragment F leidt het hof af dat verdachte spreekt over een overval waarbij hij zelf betrokken was. Verdachte spreekt immers over “met mij”, “bij, bij ding met Jezus” en “bij Jezus Christus, toch”, waarmee hij duidt op zijn eigen betrokkenheid. Ook de hierboven weergegeven woorden “ik had dat ding voor me hoofd op” geven steun aan die opvatting. Het is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat verdachte hiermee doelt op anderen die deze overval hebben gepleegd.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medepleger is van de overval op [aangever 5].
Bewijsoverweging feit 9 (zaak 56)
Verdachte heeft toegegeven dat de in de tenlastelegging opgenomen teksten door hem jegens [aangever 12] zijn geuit in het getapte telefoongesprek van 6 februari 2008.
Aangever [aangever 12] heeft deze woorden als bedreigend ervaren en kon dit, gegeven de inhoud van de teksten, naar het oordeel van het hof ook redelijkerwijs zo opvatten.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal komt het hof echter niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. In het bijzonder het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, om [aangever 12] te beperken in zijn vrijheid in de toekomst nog naar waarheid te verklaren, acht het hof niet bewezen. Het hof legt de door verdachte geuite woorden veeleer uit als reactief dan als proactief. Indien het immers verdachtes bedoeling zou zijn geweest om [aangever 12] in zijn verklaringsvrijheid te belemmeren, zou het veeleer in de lijn van de verwachtingen hebben gelegen dat hij daarnaar met zoveel woorden zou verwijzen. Het hof acht daarom de subsidiair ten laste gelegde bedreiging van [aangever 12] bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 subsidiair en 10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
(zaak 06)
hij op 25 september 2007 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, de [straatnaam] aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bankpassen en een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro, toebehorende aan [aangever 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van een pincode, toebehorende aan [aangever 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 2] (met kracht) tegen een muur heeft/hebben gedrukt en de nek van die [aangever 2] heeft/hebben omklemd en (daarbij) die [aangever 2] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Pinpas, pinpas"en "Je pincode klopt niet, geef mij je pincode, zeg eerlijk" en
- die [aangever 2] een (vuur)wapen, heeft getoond en op die [aangever 2] heeft gericht, en
- die [aangever 2] (met kracht) tegen het hoofd en in het gezicht heeft/hebben gestompt of geslagen en
- de broekzakken van die [aangever 2] heeft/hebben doorzocht.
4.
(zaak 09)
hij omstreeks 29 september 2007 te [plaatsnaam], aan de openbare weg, te weten de [straatnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [aangever 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- op die [aangever 5] afgelopen en een vuurwapen, tegen de borst en de rug van die [aangever 5] gericht en/of gedrukt en
- de jaszakken en broekzakken van die [aangever 5] doorzocht en
- die [aangever 5] gezegd, om de bosjes in te gaan en de handen achter zijn hoofd te houden en
- die [aangever 5] (dreigend) toegevoegd dat wanneer hij zou ontsnappen of wanneer hij aangifte zou doen, hij dood zou zijn en
- gedreigd die [aangever 5] door zijn ballen, zijn hart en zijn keel te schieten en daarbij een (vuur)wapen, op voornoemde lichaamsdelen gericht,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
5.
(zaak 10)
hij op 30 oktober 2007 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meer portemonnees en een of meer bankpas(sen) en een mobiele telefoon en een geldbedrag van (ongeveer) 740 euro, toebehorende aan [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich en/of (een)ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer bankpas(sen) en een mobiele telefoon, en het ter beschikking stellen van een of meer pincodes, toebehorende aan [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- die [aangever 6] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en hem dreigend heeft/hebben toegevoegd: "dingen gaan fout als je nu niet meewerkt, we willen je geld en je pincode” en
- die [aangever 7] een mes, heeft/hebben getoond en voorgehouden en
- die [aangever 7] (met kracht) naar de grond heeft/hebben gedrukt en hem dreigend heeft/hebben toegevoegd: "beweeg je niet anders steek ik je neer" en
- de hoofden van die [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] heeft/hebben bedekt met een handdoek en
- die [aangever 8] uit zijn bed heeft/hebben getrokken en de bril van het gezicht van die [aangever 8] heeft/hebben geslagen en
- die [aangever 8] met een schroevendraaier, in zijn lichaam heeft/hebben gestoken of geprikt en
- die [aangever 8] in zijn maag, heeft/hebben geschopt en
- die [aangever 8] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "je kunt maar beter je pincode geven en niet liegen, anders maken we je dood".
6.
(zaak 10)
hij op 30 oktober 2007 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk, in een woning gelegen aan de [straatnaam],
- die [aangever 6] tegen de grond gewerkt en hem dreigend toegevoegd: "dingen gaan fout als je nu niet meewerkt, we willen je geld en je pincode” en
- die [aangever 7] een mes, getoond en voorgehouden en
- die [aangever 7] (met kracht) naar de grond gedrukt en hem dreigend toegevoegd: "beweeg je niet anders steek ik je neer" en
- de hoofden van die [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] bedekt met een handdoek en
- die [aangever 8] uit zijn bed getrokken en de bril van het gezicht van die [aangever 8] geslagen en
- die [aangever 8] met een schroevendraaier, in zijn lichaam gestoken of geprikt en
- die [aangever 8] in zijn maag, geschopt en
- die [aangever 8] dreigend toegevoegd: "je kunt maar beter je pincode geven en niet liegen, anders maken we je dood" en
- die [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] (terwijl zij geblinddoekt waren) naar een andere kamer (in die woning) gebracht en op de grond gegooid en/of neergelegd en
- in aanwezigheid van die [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] (terwijl zij geblinddoekt waren) gezegd: “Hou ze onder schot”.
7.
(zaak 01)
hij op 28 april 2007 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander in een bedrijfspand bakkerij [naam bakker], gelegen aan de [straatnaam] aldaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, mobiele telefoons (merk Nokia) en een portemonnee (inhoudende diverse passen en een geldbedrag) en vijftienduizenddriehonderdnegenentachtig (15.389,-) euro, toebehorende aan [aangever 9], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [aangever 9] heeft/hebben gezegd: “ga liggen, ga liggen”, en (daarbij) die [aangever 9] op de grond heeft/hebben gegooid, en
- die handen van die [aangever 9] achter zijn rug met handboeien heeft/hebben geboeid, en,
- binnen de gehoorafstand van die [aangever 9], heeft/hebben gezegd zakelijk weergegeven dat die [aangever 9] in zijn been gestoken zou worden, en
- die [aangever 9] met een tweede set handboeien aan een verwarmingsbuis heeft/hebben vastgemaakt, en
- het snoer van de telefoon heeft/hebben doorgesneden, en
- tegen die [aangever 9] heeft/hebben gezegd dat hij niet meteen om hulp mocht gaan roepen en dat zij over 5 minuten nog een keer langs zouden komen.
8.
(zaak 03)
hij op 19 mei 2007 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 10] heeft gedwongen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, toebehorende aan de firma [naam supermarkt], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- met bivakmutsen over het hoofd, een filiaal van voornoemde [naam supermarkt] is/zijn binnengegaan en
- een vuurwapen heeft/hebben gericht op voornoemde [aangever 10] en (vervolgens)
- die [aangever 10] heeft/hebben gezegd zakelijk weergegeven dat hij op de grond moest gaan liggen en dat hij de tweede man moest roepen, en
- een vuurwapen heeft/hebben gericht op [aangever 11], en
- die [aangever 10] en die [aangever 11] onder dreiging van vuurwapens heeft/hebben meegenomen naar het kas-kantoor in voornoemd filiaal, en
- aan die [aangever 10] heeft/hebben gevraagd of hij de kluis wilde openen, en
- tegen die [aangever 10] heeft/hebben gezegd zakelijk weergegeven dat hij de inhoud van de kassa-lades in een tas moest stoppen.
9.
(zaak 56)
subsidiair
hij op 06 februari 2008 te [plaatsnaam] [aangever 12] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 12] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ben je ergste nachtmerrie" en "Al moet ik één, twee jaartjes zitten matti, als ik naar buiten kom neuk ik jou, jouw moeder, jouw vader, jouw broer, jouw hele fucking familie" en "Ik word binnenkort overgeplaatst naar [plaatsnaam]. Ik maak jouw broer daar dood vriend" en "Als ik vrij kom neuk ik jouw kankermoeder" en "Als ik vrij kom, jouw leven matti is voorbij he flikker".
10.
(zaak 15)
subsidiair
hij in de periode van 7 oktober 2007 tot en met 19 oktober 2007 te [plaatsnaam], een (jacht)geweer (merk Miroku, kaliber 12 mm met serienummer 31145PM) en een (jacht)geweer (merk CZ, kaliber 7 x 64 mm met serienummer A5764), toebehorende aan [aangever 13], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist, dat deze door diefstal, in elk geval enig misdrijf waren verkregen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
En
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
En
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
meermalen gepleegd.
het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 8 bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 9 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
het onder 10 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte, uitgaande van een bewezenverklaring van de feiten 2, 5, 6, 7, 8, en 9 primair, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren.
De advocaat-generaal komt voor dezelfde feiten, uitgebreid met de feiten 4 en 10 subsidiair, tot een eis van 10 jaren gevangenisstraf.
Het hof komt tot de in hoger beroep gevorderde bewezenverklaring, zij het dat feit 9 wordt bewezenverklaard als bedreiging.
Bewezen verklaard zijn derhalve vijf overvallen (feiten 2, 4, 5, 7 en 8), één wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 6), één bedreiging (feit 9) en één opzetheling (feit 10).
De bewezenverklaarde overvallen getuigen alle van een ronduit schokkende onverschilligheid ten opzichte van de slachtoffers. Ogenschijnlijk gewetenloos, intimiderend en niets ontziend is verdachte met zijn mededaders de slachtoffers tegemoet getreden. De doodsnood waarin bijvoorbeeld het slachtoffer in feit 4 (pinroof) moet hebben verkeerd toen hem duidelijk werd dat verdachte en zijn mededaders nog niet met hem klaar waren toen al gebleken was dat hij niets van waarde bij zich had, moet groot zijn geweest. Ook de andere slachtoffers zullen een trauma hebben opgelopen dat hen mogelijk hun leven lang zal parten spelen. In dat licht is de strafoplegging door de rechtbank goed te begrijpen. Als daarbij nog betrokken wordt dat in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting voor één enkele overval een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend wordt geacht, is een nog hogere straf bij dit veelvoud daarvan, gecombineerd met een wederrechtelijke vrijheidsberoving en een bedreiging, zeker verdedigbaar. Met zijn gedragingen heeft verdachte zich van de samenleving afgewend en zich daarbuiten geplaatst. Een daaraan spiegelbeeldige straf, waarbij verdachte ook langjarig buiten de samenleving zou worden gehouden, zou op zichzelf passend en verdedigbaar zijn.
Strafoplegging in een zaak als de onderhavige bezorgt hoofdbrekens aan hen die er voor staan. Want er is ook een andere kant aan de zaak.
Verdachte was jongvolwassen (18/19 jaar oud) toen de feiten werden gepleegd en had een (min of meer) blanco strafblad. Het was voor de samenleving, maar ook voor verdachte zelf, beter geweest als hij eerder tegen de lamp was gelopen. Verdachte heeft in een betrekkelijk korte periode aan het einde van zijn puberteit door welke oorzaak dan ook, niet alleen de levens van een groot aantal anderen maar ook zijn eigen leven onherstelbaar negatief beïnvloed. Naar eigen zeggen (en ook volgens de over verdachte uitgebrachte rapportage) kan hij zijn thuissituatie daarvan niet de schuld geven, integendeel. Waarom verdachte zo aanzienlijk de fout is ingegaan, is niet duidelijk geworden. Wel heeft hij aangegeven dat hij spijt heeft van de overvallen die hij heeft bekend, namelijk de zaken [zaaksnaam] en [zaaksnaam].
Verdachte moet zwaar bestraft worden voor zijn daden. In het licht van zijn jeugdige leeftijd ten tijde van het plegen van de delicten moet hij echter ook de kans krijgen om zich op enig moment weer een volwaardige plaats in de samenleving te verwerven. Dat hij ter terechtzitting van het hof, anders dan hij aankondigde, naar de overtuiging van het hof niet over alle door hem gepleegde feiten openheid heeft betracht, doet daaraan niet af.
Verdachte is voor deze feiten aangehouden toen hij 19 jaar oud was. De door het hof op te leggen straf zal erop neerkomen dat hij onder voorwaarden op zijn 25e weer op vrije voeten komt. Het is voor verdachte (en de samenleving) te hopen dat hij in de daarop volgende drie jaar in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling alle mogelijkheden aangrijpt om zich opnieuw een volwaardige plaats in de samenleving te verwerven.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 7]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.379,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.406,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 8]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.406,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 10]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 8 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 11]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 15,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 8 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [naam supermarkt]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 587,38. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 8 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 282, 285, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraken van het onder 1, 3, 4, 10 en 11 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 9 primair en 10 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 subsidiair en 10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 subsidiair en 10 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- jas, kleur zwart, merk G-Star.
Gelast de teruggave aan rechthebbende van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een grijs doosje met munten.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [aangever 7], terzake van het onder 5 en 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.379,00 (tweeduizend driehonderdnegenenzeventig euro) bestaande uit EUR 779,00 (zevenhonderdnegenenzeventig euro) materiële schade en EUR 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 7], een bedrag te betalen van EUR 2.379,00 (tweeduizend driehonderdnegenenzeventig euro) bestaande uit EUR 779,00 (zevenhonderdnegenenzeventig euro) materiële schade en EUR 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 (drieëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [aangever 6], terzake van het onder 5 en 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.406,99 (tweeduizend vierhonderdzes euro en negenennegentig cent) bestaande uit EUR 806,99 (achthonderdzes euro en negenennegentig cent) materiële schade en EUR 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 6], een bedrag te betalen van EUR 2.406,99 (tweeduizend vierhonderdzes euro en negenennegentig cent) bestaande uit EUR 806,99 (achthonderdzes euro en negenennegentig cent) materiële schade en EUR 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [aangever 8], terzake van het onder 5 en 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.504,65 (tweeduizend vijfhonderdvier euro en vijfenzestig cent) bestaande uit EUR 804,65 (achthonderdvier euro en vijfenzestig cent) materiële schade en EUR 1.700,00 (duizend zevenhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 8], een bedrag te betalen van EUR 2.504,65 (tweeduizend vijfhonderdvier euro en vijfenzestig cent) bestaande uit EUR 804,65 (achthonderdvier euro en vijfenzestig cent) materiële schade en EUR 1.700,00 (duizend zevenhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [aangever 10], terzake van het onder 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 10], een bedrag te betalen van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij aangever 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, aangever 11], terzake van het onder 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 15,00 (vijftien euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 11], een bedrag te betalen van EUR 15,00 (vijftien euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [naam supermarkt]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [naam supermarkt], terzake van het onder 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 587,38 (vijfhonderdzevenentachtig euro en achtendertig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam supermarkt], een bedrag te betalen van EUR 587,38 (vijfhonderdzevenentachtig euro en achtendertig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien)dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr A.G. Coumans, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr E.H. Schulten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 12 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.