ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4338

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21.000027-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsuitsluiting van getuigenverklaringen in de megazaak 'Herfst' met betrekking tot woninginbraak en heling

In de zaak met ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4338 heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte werd vrijgesproken van twee diefstallen, maar veroordeeld voor woninginbraak en heling, met een gevangenisstraf van vijf maanden. Het hof heeft de verklaringen van twee getuigen uitgesloten van het bewijs, omdat deze getuigen zich moedwillig aan hun verhoor hebben onttrokken, zelfs na een bevel tot medebrenging. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet overtuigend kon worden beschuldigd van de feiten die hem ten laste waren gelegd, met uitzondering van de bewezenverklaring van de feiten 6 en 7 subsidiair, die betrekking hadden op de woninginbraak en heling van goederen. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak op 3 november 2007, waarbij onder andere een laptop en een auto werden gestolen. De verdachte had zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring willen afleggen over zijn rol in de feiten. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de eerdere justitiële documentatie van de verdachte. De beslissing van het hof was om het vonnis van de rechtbank te vernietigen voor de feiten die aan het oordeel van het hof waren onderworpen en opnieuw recht te doen, met inachtneming van de bewezenverklaring van de feiten 6 en 7 subsidiair.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000027-09
Uitspraak d.d.: 12 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 18 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte]
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft bij akte intrekking hoger beroep, gedateerd 21 december 2010, het hoger beroep ingetrokken ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5. De feiten 1 en 2 betreffen vrijspraken.
Feit 4 betreft een veroordeling ter zake van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. Feit 5 betreft een veroordeling ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Nu in eerste aanleg een veroordeling is gevolgd voor de feiten 4, 5 en 7 subsidiair, terwijl de feiten 4 en 5 thans in hoger beroep niet meer aan de orde zijn maar het feit 7 wel, dient het hof op de voet van artikel 423, vierde lid, Wetboek van Strafvordering, de straf te bepalen voor de feiten die buiten dit hoger beroep zijn gebleven, te weten de feiten 4 en 5.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 december 2010, 17 februari 2011, 13 april 2011, 14 april 2011 en 28 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr D.C Vlielander, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen, omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Bewijsuitsluiting van de verklaringen van de [getuigen]
De door de getuigen [getuigen] afgelegde verklaringen zijn door verdachte en zijn medeverdachten steeds betwist.
Door de advocaat-generaal is bij haar beoordeling van de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten uitgegaan van de bruikbaarheid van de getuigenverklaringen, die in verschillende stadia van de opsporing en de vervolging door de [getuigen] zijn afgelegd.
Het hof zal deze verklaringen echter van het bewijs uitsluiten en licht dat als volgt toe.
De [getuigen] hebben bij de politie belastende verklaringen afgelegd over de betrokkenheid van verdachte en medeverdachten bij strafbare feiten uit dit dossier.
Zij zijn hierover ook bij de rechter-commissaris gehoord.
Het hof heeft daarom pogingen in het werk gesteld om de getuigen opnieuw te horen, teneinde zich ook zelf van de (on)betrouwbaarheid van hun verklaringen te kunnen overtuigen. Die pogingen hebben echter tot niets geleid.
Bij die stand van zaken, gevoegd bij het feit dat het hof uit een mailbericht van de advocaat van een van de getuigen heeft afgeleid dat ten minste een van hen zich moedwillig aan dit voorgenomen verhoor heeft onttrokken, zelfs na een bevel medebrenging, acht het hof het onontkoombaar dat de verklaringen van de getuigen [getuigen] van het bewijs worden uitgesloten.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
3.
(zaak 22)
hij op of omstreeks 24 oktober 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan de [straatnaam + huisnummer] aldaar) heeft weggenomen een (data)safe, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [firma], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op/verbreking van een (glazen) toegangsdeur van voornoemd pand;
6.
(zaak 27)
hij op of omstreeks 3 november 2007 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam + huisnummer] aldaar) heeft weggenomen een laptop (merk Packard Bell) en/of een computer (merk Dell) en/of een monitor (merk Dell) en/of een betonschaar en/of 175 euro, althans een geldbedrag, en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, type 3410 NHMZHX) en/of sleutels en/of een radio-CD-speler (merk Pioneer) en/of een boor en/of een stekker en/of een bril en/of 15, althans één of meer, CD('s) en/of een lamp en/of een digitale camera (merk Minolta) en/of (vervolgens) een personenauto (merk Volvo, met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op/verbreking van een raam van voornoemde woning en/of (vervolgens) door middel van inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
7.
(zaak 54)
primair
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2008 tot en met 6 januari 2008 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen (een) laptop(s) en/of een (gsm)telefoon en/of (een) computeronderde(e)l(en) en/of een fotocamera en/of een geldkist, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak op/verbreking van een raam en/of (een) deur(en);
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2008 tot en met 14 januari 2008 te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland, een laptop en/of een (gsm)telefoon heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde laptop en/of (gsm)telefoon wist, althans redelijkerwijze diende te vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 en 7 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Motivering vrijspraak feit 3 (zaak 22)
Onder feit 3 is verdachte het medeplegen van een inbraak op 24 oktober 2007 in een bedrijfspand aan de [straatnaam + huisnummer] te [plaatsnaam] ten laste gelegd.
De rechtbank heeft verdachte van dat feit vrijgesproken, de advocaat-generaal heeft bewezenverklaring van dat feit gevorderd en de raadsman heeft verzocht verdachte van dat feit vrij te spreken.
Het hof oordeelt over dit feit als volgt.
Vast staat dat er op de genoemde datum tussen 02.15 en 02.20 uur een bedrijfsinbraak in bovengenoemd pand heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft over dit feit geen verklaring willen afleggen.
De advocaat-generaal heeft de bewijsconstructie onder andere onderbouwd met verwijzing naar de verklaringen van de getuigen [getuigen], waarin onder andere wordt gesproken over betrokkenheid van verdachte bij deze inbraak. Het hof heeft hiervoor uiteengezet dat het de verklaringen van de [getuigen] niet voor het bewijs zal bezigen.
De door de advocaat-generaal aangehaalde getapte telefoongesprekken tussen verdachte en een medeverdachte waarbij op de achtergrond breekgeluiden te horen zouden zijn, zijn onvoldoende om betrokkenheid van verdachte bij dit feit bewezen te kunnen achten, nu niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat (in de eerste plaats) datgene wat te horen is inderdaad breekgeluiden zijn en (in de tweede plaats) de eventueel hoorbare breekgeluiden behoren bij het openbreken van de kluis die bij deze inbraak is weggenomen.
Nu zich voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit geen andere bewijsmiddelen bij de stukken bevinden dan de hiervoor genoemde, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Feit 6 (zaak 27)
Anders dan de rechtbank komt het hof, met de advocaat-generaal, tot een bewezenverklaring van feit 6.
In het dossier zijn naast de aangifte van [aangever 1] een aantal afgeluisterde en uitgewerkte telefoongesprekken opgenomen. In het telefoongesprek van 3 november 2007, 14.08 uur, bespreken de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] dat zij vanavond “avonddienst” hebben. In een telefoongesprek om half zeven ’s avonds vraagt [medeverdachte B] aan [medeverdachte A] of ze nog zullen gaan of niet. [medeverdachte A] zegt te wachten op [bijnaam verdachte]. [bijnaam verdachte] is de bijnaam van verdachte.
De inbraak vond volgens de aangifte plaats tussen 17.00 en 20.50 uur. Vanaf 22.46 uur ontspint zich via de telefoon een gesprek over een kennelijk vermiste schroevendraaier. In het gesprek van 22.46 uur wordt gesuggereerd dat [bijnaam verdachte] die zou hebben. In het gesprek van 22.48 uur is verdachte op de achtergrond te horen die zegt: “Hij ligt bij de voeten bij de achterbank van de auto.”
Op de plaats delict is een schroevendraaier aangetroffen. Bij deze inbraak werd onder meer een Volvo en een Packard Bell laptop gestolen. In de telefoongesprekken na de inbraak wordt gesproken over zaken die vergelijkbaar zijn met de buit van deze inbraak: er wordt gesproken over een auto (telefoongesprek op 3 november 2007, 21:11 uur), over een “Pakart” (telefoongesprek op 3 november 2007, 22:48 uur) en over een Volvo (telefoongesprek op 5 november 2007, 18.35 uur). In een gesprek van 4 november 2007, 16.32 uur spreekt [medeverdachte B] tegen een zekere [bijnaam van een medeverdachte] over “gisteren” en zegt: “Gisteren was er mazzel, jongen….woningen als de kanker…we hebben auto en alles.”
De buitgenomen Volvo is op 12 november 2007 aangetroffen bij een woninginbraak te [plaatsnaam]. Uit paalgegevens kan worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte C] zich op dat moment op of nabij die plaats delict bevindt. Op pagina 4405 van het proces-verbaal wordt een op die dag gevoerd telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte C] als volgt weergegeven (I = [medeverdachte C], S = verdachte):
I: Ze hebben de auto gepakt
S: Welke
I: Die van jullie
S: Zweer op Allah.
Verdachte heeft zich beroepen op het zwijgrecht en heeft derhalve geen hem ontlastend licht willen of kunnen werpen op de bovenstaande voor een bewezenverklaring concludente bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de woninginbraak op de [straatnaam] te [plaatsnaam], waarbij onder andere een Volvo is weggenomen. Het feit is daarmee bewezen.
Feit 7 (zaak 54)
Onder feit 7 is verdachte primair het medeplegen van een inbraak in de woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] in de periode van 4 tot en met 6 januari 2008 en subsidiair de heling van enkele van die inbraak afkomstige goederen ten laste gelegd.
Verdachte heeft over dit feit geen verklaring willen afleggen.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake van schuldheling, de advocaat-generaal heeft bewezenverklaring van heling gevorderd, terwijl ook de raadsman van mening is dat de heling bewezen te achten is.
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt.
Buiten discussie is, dat er op de genoemde tijd en plaats een inbraak heeft plaatsgevonden.
Voor betrokkenheid van verdachte bij die inbraak is onvoldoende bewijs in de stukken voorhanden.
Wel is er toereikend bewijs voor heling gegeven het feit dat de in het subsidiaire onderdeel van de tenlastelegging genoemde goederen, een gsm en een laptop, tijdens een doorzoeking op 14 januari 2008 in de woning van verdachte aan het [straatnaam + huisnummer] te [plaatsnaam] zijn aangetroffen.
Er is vastgesteld dat die goederen afkomstig zijn van voornoemde inbraak.
Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor het aantreffen van die goederen in zijn woning, noch ook over de vraag hoe hij aan die spullen is gekomen. Een dergelijke verklaring had wel in de rede gelegen, zodat het hof bij deze stand van zaken de subsidiair ten laste gelegde schuldheling van een laptop pc alsmede van een gsm-telefoon bewezen acht.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 6 en 7 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
6.
(zaak 27)
hij op 3 november 2007 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [straatnaam + huisnummer] aldaar heeft weggenomen een laptop merk Packard Bell en een computer merk Dell en een monitor merk Dell en een betonschaar en 175 euro, en een mobiele telefoon merk Nokia, type 3410 NHMZHX en sleutels en een radio-CD-speler merk Pioneer en een boor en een stekker en een bril en 15 CD's en een lamp en een digitale camera merk Minolta en (vervolgens) een personenauto merk Volvo, met kenteken [kenteken], toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een raam van voornoemde woning en door middel van inklimming en door middel van een valse sleutel.
7.
(zaak 54)
subsidiair
hij omstreeks de periode van 4 januari 2008 tot en met 14 januari 2008 te [plaatsnaam], een laptop en een (gsm)telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde laptop en (gsm)telefoon redelijkerwijze diende te vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, inklimming en een valse sleutel.
het onder 7 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zou dienen te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit 1 en voor de overige feiten een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek zou moeten worden opgelegd.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2, 3 en 6, en heeft hem veroordeeld ter zake van de feiten 4, 5 en 7 subsidiair tot een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek van de preventieve hechtenis.
De advocaat-generaal heeft, na partiële intrekking van het hoger beroep, gevorderd dat verdachte voor de feiten 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek.
Het hof acht, zoals hiervoor is weergegeven, de feiten 6 en 7 subsidiair bewezen. Het hof overweegt over de hoogte van de op te leggen straf het volgende.
Verdachte heeft zich, gedeeltelijk samen met anderen, schuldig gemaakt aan een tweetal vermogensmisdrijven, een heling en woninginbraak.
Dat zijn bijzonder ergerlijke feiten, waardoor angst en hinder voor de aangevers en onrust in de samenleving ontstaan.
Verdachte heeft over zijn rol en aandeel in deze feiten geen opheldering willen verschaffen en heeft zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte is geen onbekende voor de justitie, wat blijkt uit het van hem beschikbare uittreksel uit de justitiële documentatie.
Het hof houdt rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en zal verdachte voor de in hoger beroep bewezen geachte strafbare feiten een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 en 7 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 6 en 7 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 6 en 7 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan rechthebbenden van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- mobiele telefoon, kleur zilver, Nokia 6230I,
- zwaard, kleur zilver,
- mobiele telefoon, kleur zwart, Nokia 6230I,
- zwarte map, met twee enveloppen,
- laptop, merk Compaq 1600x144,
- laptop, merk Toshiba Satellite,
- zwarte gereedschapskist, met inhoud,
- rode gereedschapskist, met inhoud,
- zwarte gereedschapskist, met inhoud,
- schroevendraaier, Mannesman, schroefset, met losse knopen,
- mobiele telefoon, Sony Ericsson,
- rood ijzer, stootijzer, en
- gereedschapskist.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de niet in het hoger beroep betrokken feiten
Bepaalt op de voet van artikel 423, vierde lid, Wetboek van Strafvordering de aan veroordeelde door de rechtbank opgelegde straf voor de niet aan het oordeel van het hof onderworpen bewezenverklaarde en gekwalificeerde feiten op een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr A.G. Coumans, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr E.H. Schulten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 12 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.