ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5007

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.022.558/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling abonnementsgeld en opzeggingsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, waarin hij was veroordeeld tot betaling van abonnementsgelden aan LIS B.V. Het hof heeft op 3 mei 2011 uitspraak gedaan. De appellant had in eerste aanleg geprocedeerd tegen LIS B.V. en was in het ongelijk gesteld. Hij stelde dat hij geen contract met LIS had afgesloten en dat het abonnement automatisch was beëindigd na het vonnis van 14 juni 2005. Het hof oordeelde dat de grieven van de appellant niet opgingen. De kantonrechter had enkele feiten als vaststaand aangemerkt, waarover geen geschil bestond. Het hof concludeerde dat de appellant niet kon volhouden dat de overeenkomst was ontbonden door het vonnis, en dat hij geen recht had op vernietiging van de overeenkomst op basis van dwaling of bedrog. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de veroordeling tot betaling van € 2.603,44 betrof, en veroordeelde de appellant tot betaling van € 2.099,30 aan LIS, met afwijzing van het meer of anders gevorderde. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Arrest d.d. 3 mei 2011
Zaaknummer 200.022.558/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. M.B. Beerentsen, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
LIS B.V.,
gevestigd te Emmen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: LIS,
advocaat niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 19 augustus 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle (de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 19 november 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van LIS tegen de zitting van 20 januari 2009.
Nadat tegen LIS verstek was verleend, heeft [appellant] een memorie van grieven genomen. De conclusie daarvan luidt:
"bij arest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, al dan niet onder aanvulling van gronden, te vernietigen het vonnis van de Rechtbank te Zwolle, sector Kanton van 19 augustus 2008 in de zaak met nummer 397312 CV EXPL 08-2296, en opnieuw recht doende de vorderingen van Lis BV alsnog af te wijzen, zulks met veroordeling van Lis BV in de kosten van beide instanties, nakosten daaronder begrepen."
Hierna heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten en het geschil
1. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis enkele feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat het hof er mét de kantonrechter van zal uitgaan dat [appellant] bij vonnis van 14 juni 2005, zaaknummer 269679 CV EXPL 05-1427, is veroordeeld tot betaling van abonnementsgelden uit hoofde van een abonnement dat hij bij LIS heeft afgesloten. In dit hoger beroep staat bovendien vast dat [appellant] de rekening van € 120,= die hij zo'n twee maanden na het vonnis van 14 juni 2005 kreeg heeft betaald, en dat hij meende dat daarmee de kous af was.
2. In dit geding heeft LIS op grond van dat abonnement betaling gevorderd van abonnementsgeld vanaf augustus 2004 tot en met januari 2008 (€ 2.249,25), vermeerderd met 2% contractuele rente per maand en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met dien verstande dat de hoofdsom is bepaald op € 2.099,30.
Geen overeenkomst?
3. In de grieven I en II merkt [appellant] op dat hij geen contract met LIS heeft afgesloten. In het licht van de vaststaande feiten is die stelling zonder nadere toelichting - die ontbreekt - onbegrijpelijk. De grieven falen in zoverre.
Vernietigbare overeenkomst?
4. [appellant] heeft onder meer aangevoerd dat hij ervan is uitgegaan dat het gebruikelijk is dat een overeenkomst wordt ontbonden op het moment dat vonnis wordt gewezen. In grief I bouwt hij daarop voort door te klagen dat de kantonrechter niet heeft begrepen dat hij ervan uit ging dat het abonnement op de eerst mogelijke datum na 14 juni 2005 zou zijn 'opgezegd/beëindigd', althans dat [appellant] het tegen het vroegst mogelijke tijdstip had opgezegd indien hij had geweten dat het contract doorliep.
5. Het hof kan [appellant] in deze redenering niet volgen. Voor zover hij zich erop wil beroepen dat hij er ten onrechte van is uitgegaan dat de overeenkomst door het vonnis werd ontbonden, is sprake van rechtsdwaling en komt hem reeds om die reden geen beroep op vernietiging van de overeenkomst toe. Voor zover hij ervan is uitgegaan dat de overeenkomst niet al door het vonnis was ontbonden, valt niet in te zien dat dat door het stilzitten van [appellant] later alsnog gebeurde. Een beroep op vernietiging van de overeenkomst komt hem in dat geval evenmin toe, noch op grond van dwaling, noch op grond van bedrog.
Contractuele rente overeengekomen?
6. In grief II betwist [appellant] dat de algemene voorwaarden door hem zijn geaccepteerd waarop de contractuele rentevordering is gebaseerd. Het had op de weg van LIS gelegen daarop gemotiveerd in te gaan. Nu dat niet is gebeurd, treft de grief doel. De rentevordering zal alsnog worden afgewezen. Met die constatering komt het belang aan grief III te ontvallen, nu die grief betrekking heeft op de periode waarover deze rente is berekend.
Buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd?
7. Met grief IV wordt bestreden dat LIS buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Deze grief treft doel op grond van dezelfde overwegingen als grief II, voor zover die grief tegen de verschuldigdheid van rente is gericht.
Grief V
8. De laatste grief mist zelfstandige betekenis, zoals [appellant] zelf ook stelt. Deze grief kan dan ook verder onbesproken blijven.
De slotsom
9. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering ter zake van de rente en de incassokosten zal alsnog worden afgewezen. Gelet op de wijze waarop partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellant] daarin is veroordeeld tot betaling aan LIS van € 2.603,44, vermeerderd met de contractuele rente ad 2% per maand over € 2.099,30 vanaf 5 maart 2008 tot de dag van algehele voldoening, alsmede voor zover [appellant] in dat vonnis in de proceskosten is verwezen. In zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] tegen bewijs van kwijting aan LIS te betalen € 2.099,30 tot de dag van algehele voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
compenseert de proceskosten in dit hoger beroep aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, B.J.H. Hofstee en
R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 mei 2011 in het bijzijn van de griffier.