Arrest d.d. 31 mei 2011
Zaaknummer 200.023.002/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [naam appellant1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [naam appellant1],
2. [naam appellant2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. D.S. Muller, kantoorhoudende te Nunspeet,
[naam geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 25 juli 2007 en 15 oktober 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 januari 2009 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 27 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen de vonnissen (rolnummer: 132182/HA ZA 07-633) op 25 juli 2007 en op 15 oktober 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad tussen partijen gewezen en opnieuw
rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
1. geïntimeerde te veroordelen tot vervangende schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 7.039,21 (kosten herstel) plus € 453,31 (expertisekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding,
2. geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellanten ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde hebben voldaan aan appellanten terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling.
3. met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het aangevallen vonnis van de rechtbank te Zwolle op 15 oktober 2008 onder rolnr. 132182 - HA ZA 07-633 tussen partijen gewezen, zo nodig met aanvulling en/of verbetering van gronden te bevestigen en het hoger beroep af te wijzen, alles met veroordeling van appellanten in de kosten van beide instantiën."
Voorts hebben [appellanten] een akte ontkenning verjaring genomen en vervolgens heeft [geïntimeerde] een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellanten] hebben negen grieven opgeworpen.
De beoordeling
Het hoger beroep tegen het vonnis van 25 juli 2007
1. [appellanten] zijn in hun appeldagvaarding mede in beroep gekomen tegen het vonnis van 25 juli 2007. Zij hebben tegen dit vonnis evenwel geen grieven gericht, zodat zij in het door hen tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep niet kunnen worden ontvangen.
De vaststaande feiten
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.5. van genoemd vonnis van 15 oktober 2008 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
3. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet voldoende betwist, staat in hoger beroep vast:
3.1. Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, op grond waarvan [geïntimeerde] voor een prijs van € 6.981,00 inclusief BTW in opdracht en voor rekening van [appellanten] medio 2004 een dakkapel heeft geplaatst.
[appellanten] hebben van deze prijs een bedrag van € 231,00 niet voldaan.
3.2. Kort na het plaatsen hebben [appellanten] bij [geïntimeerde] geklaagd over lekkage in de dakkapel.
3.3. Bij brief van 3 december 2004 heeft [naam appellant1] onder meer het volgende aan [geïntimeerde] bericht:
"De dakkapel is echter opgeleverd met gebreken. Het dak lekt vanaf het begin. Dit gebrek heb ik direct aan u gemeld.
(…)
Omdat u niet positief heeft gereageerd op mijn verzoeken en telefoontjes stel ik u hierbij in gebreke en verzoek ik u de gebreken binnen twee weken na dagtekening van deze brief alsnog te herstellen. Tevens zal ik u in gebreke stellen voor gevolgschade op de gevolgen van de natte balken en andere onderdelen. Moet er dus iets opnieuw dan zullen jullie zelf voor alle gemaakte kosten opdraaien (denk hierbij aan een schilder, verf, behang, een behanger enz.).
Ik verzoek u te reageren binnen zeven dagen na dagtekening van deze brief. Alvast bedankt voor uw medewerking."
3.4. Achmea Rechtsbijstand heeft namens [appellanten] in een brief van 6 januari 2005 aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
"Gelet op het hiervoor genoemde verzoek en zonodig sommeer ik u mij binnen 8 dagen na heden schriftelijk te berichten of u bereid bent de lekkage en de gevolgschade op een deugdelijke manier te verhelpen c.q. herstellen en zo ja, per welke datum daarmee wordt begonnen. Aangezien er al sprake is van lekkage vanaf het moment van oplevering in juni 2004, is om verdere schade te voorkomen herstel op korte termijn noodzakelijk".
3.5. Het bureau Lengkeek, Laarman & De Hosson, hierna aan te duiden als Lengkeek, heeft op 8 maart 2005 een inspectie van de dakkapel uitgevoerd, naar aanleiding waarvan op 9 maart 2005 een expertisebericht is gemaakt waarin onder meer het volgende is vermeld:
"Bij onze inspectie constateerden wij het volgende:
• De bitumineuze dakbedekking van de dakkapel is niet overeenkomstig de uitvoeringsregels uitgevoerd. Op de stuiknaden en de langsoverlappen moet bij het branden een bitumineuze rups van tenminste 15 mm vloeien.
• Bij de aansluiting van de hemelwaterdoorvoer van het hogere dak was een gat aanwezig waar wij een vinger in konden steken.
• Dit zelfde was ook het geval bij de dakrand.
• Aan de linkerzijde (vanuit de tuin) zat een passtrook helemaal los.
• De loodslabbe op de aansluiting van de wang met de dakpannen is te kort en omdat er onder geen verholen goot aanwezig is kan binnendringend water binnen dringen.
• De bedekking op het hogere dak is oud en dient vervangen te worden.
Wij spraken af, dat donderdag 10 maart 2005 een nieuwe bedekking op de dakkapel wordt aangebracht. Wij gaan er hierbij vanuit, dat:
• De uitvoeringsregels voor het aanbrengen van bedekkingen in acht worden genomen;
• De daktrim verwijderd wordt en ook de dakrandafwerking wordt vernieuwd;
• Grote aandacht wordt besteed aan het inplakken van de doorvoeren van de hemelwaterafvoeren;
• De loodslabbe wordt verlengd op zo'n wijze, dat deze ook bij de wang voldoende omhoog wordt gezet.
• Wij op donderdagmiddag a.s. de uitgevoerde werkzaamheden zullen controleren. Wij zullen tussen 16.00 uur en 16.30 uur onze inspectie uitvoeren.
• U zult zorgen voor klimmateriaal om het dak veilig te kunnen inspecteren.
3.6. [geïntimeerde] heeft op 10 maart 2005 een nieuwe dakbedekking aangebracht en ook de overige door Lengkeek opgesomde gebreken hersteld.
3.7. Bij brief van 16 november 2006 heeft Lengkeek onder meer het volgende bericht aan Achmea Rechtsbijstand:
"Op 19 april 2006 hebben wij u schriftelijk bericht inzake de bevindingen naar aanleiding van de klacht over een nieuwe lekkage. Destijds waren er geen sporen van lekkage in de woning aanwezig. Door het ontbreken van deugdelijk klimmateriaal hebben wij alleen het hogere dak goed kunnen inspecteren.
Op 30 augustus 2006 meldde cliënt opnieuw lekkage bij de dakkapel. Wij hebben cliënt dezelfde dag bezocht en wij constateerden druppelsgewijze lekkage op de aansluiting van de raveling op de gording. Opnieuw konden wij door het ontbreken van klimmateriaal geen goede inspectie aan de buitenzijde uitvoeren. In overleg met u hebben wij BK Bouw verzocht een inspectie te verrichten, omdat de wederpartij, de heer [geïntimeerde], in het verleden nimmer een trap bij zich had.
Bij deze inspectie werden de volgende gebreken vastgesteld:
• Het kozijn van de dakkapel staat te ver naar achteren ten opzichte van de lijn van de dakpannen; het voetlood daaronder is te kort en bovendien niet goed bevestigd, zodat inwatering onder het kozijn mogelijk is bij een combinatie van regen en veel wind.
• Het lood aan de rechterzijde van de dakkapel is te kort en hierin is deels voorzien door een extra strook. Aan de linker zijde is zo achter de wang (lees: van, hof) de dakkapel te kijken.
(…)
De gebreken kunnen hersteld worden. Hiervoor is het noodzakelijk de dakkapel deels te demonteren en opnieuw te plaatsen. De herstelkosten begroten wij als op € 7.039,21 incl. BTW. Een gedetailleerde begroting voegen wij als bijlage 1 hierbij. "
3.8. Achmea Rechtsbijstand heeft namens [appellanten] per brief van 17 november 2006 [geïntimeerde] het volgende meegedeeld:
"Als bijlage treft u een afschrift aan van de brief van de heer G.R. van Straaten van Lengkeek, Laarman & De Hosson inzake de lekkage in de woning van cliënte.
De bevindingen van de heer Van Straaten zijn helder. Kort gezegd komt het er op neer dat de door u uitgevoerde werkzaamheden gebrekkig zijn.
Namens cliënte stel ik u hierbij in gebreke en verzoek en zonodig sommeer u mij binnen 10 dagen na heden schriftelijk te berichten of u bereid bent conform het advies van de heer Van Straaten herstel te plegen dan wel cliënte schadeloos te stellen. De schade omvat de herstelkosten van € 7.039,21 en de expertisekosten van € 453,31.
Indien ik binnen de gestelde termijn geen of afdoende reactie van u heb ontvangen, stel ik vast dat u met het verstrijken van de termijn in verzuim geraakt. Cliënte maakt dan aanspraak op schadevergoeding in plaats van nakoming. Voor het incasseren van het totale schadebedrag van € 7.492,52 zal zonder verdere waarschuwing een juridische procedure worden gestart. In deze procedure worden tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten van u gevorderd."
De vordering van [appellanten] als oorspronkelijk eisers en de beslissing in eerste aanleg.
4. Bij dagvaarding van 16 april 2007 hebben [appellanten] gevorderd dat de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis uitvoerbaar en op de minuut, [geïntimeerde] zal veroordelen tot vervangende schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 7.039,21 (kosten herstel) plus € 453,31 (expertisekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure, althans, de overeenkomst tussen partijen zal ontbinden met bepaling dat de aanneemsom voor zover betaald ad € 6.750,00 moet worden terugbetaald, alsmede dat de expertisekosten ad € 453,31 moeten worden vergoed, eveneens met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
5. Bij genoemd vonnis van 15 oktober 2008 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad de
vorderingen van [appellanten] afgewezen en [appellanten] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot op dat moment begroot op € 1.068,00.
Het beroep op verjaring
6. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord op de voet van artikel 7:761 BW in samenhang met artikel 6:89 BW een beroep op verval respectievelijk verjaring van de rechtsvorderingen van [appellanten] gedaan.
7. Gezien de reikwijdte van dit verweer van [geïntimeerde] zal het hof allereerst hierover oordelen.
8. Op grond van artikel 7:761 lid 1 BW verjaart elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever terzake tijdig heeft geprotesteerd. De schuldenaar kan ingevolge artikel 6:89 BW op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd
9. Het hof is van oordeel dat het gebrek waarover [appellanten] in augustus 2006 hebben geklaagd hetzelfde is, als dat waarvan in maart 2005 sprake was, namelijk lekkage van de dakkapel. Deze lekkage heeft zich van begin af aan voorgedaan.
10. Na de door [geïntimeerde] in maart 2005 verrichte werkzaamheden heeft het immers wederom gelekt in de dakkapel. Lengkeek heeft uiteindelijk op 30 augustus 2006 de oorzaak van de lekkage ontdekt. Uit de brief van Lengkeek van 16 november 2006 volgt dat de dakkapel gebreken vertoont, die slechts door het demonteren en het opnieuw plaatsen kunnen worden verholpen. [geïntimeerde] heeft deze bevindingen van Lengkeek niet betwist.
11. Gelet op de aard van de door Lengkeek op 30 augustus 2006 gevonden oorzaken van de lekkage, vermeld in de brief van Lengkeek van 16 november 2006, oordeelt het hof dat [appellanten] zelf deze oorzaken niet eerder hadden kunnen ontdekken bij gebrek aan voldoende technisch inzicht.
12. Voor zover [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de door [appellanten] ingeschakelde deskundige Lengkeek deze gebreken in maart 2005 had behoren te ontdekken, geldt dat [geïntimeerde] ook zelf - bij de uitvoering van de herstelwerkzaamheden in maart 2005 - deze gebreken niet heeft vastgesteld. [geïntimeerde] had en heeft naast de deskundige Lengkeek een eigen verantwoordelijkheid. Het hof is dan ook van oordeel dat de omstandigheid dat [appellanten] een deskundige hebben ingeschakeld in de relatie tot [geïntimeerde] niet tegen hen mag werken.
13. Het hof neemt daarom als uitgangspunt dat [appellanten] deze oorzaak redelijkerwijze niet eerder - dan 30 augustus 2006 - hebben behoeven te ontdekken.
14. Hoeveel tijd [appellanten] vervolgens na 30 augustus 2006 hadden om zich te beklagen dient aan de hand van de aard van de overeenkomst en de gebruiken te worden beoordeeld. Alle betrokken belangen en alle relevante omstandigheden, waaronder het antwoord op de vraag of de schuldenaar nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn moeten daarbij worden meegenomen (HR 29 juni 2007, NJ 2008, 606 ).
15. Gebleken is dat [appellanten] [geïntimeerde] bij brief van 17 november 2006 op de hoogte hebben gesteld van de door Lengkeek gevonden oorzaken van de lekkage. Daarmee hebben [appellanten] een klachttermijn van 2,5 maand gehanteerd.
16. Niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde] nadeel heeft ondervonden door de lengte van de door [appellanten] gehanteerde klachttermijn. Het gebruik van de dakkapel door [appellanten] zal, gelet op de aard van deze zaak, er niet toe hebben geleid dat [geïntimeerde] is geschaad in zijn verdediging tegen de klacht van [appellanten]. Het hof is dan ook van oordeel dat [appellanten] binnen bekwame tijd hebben geklaagd.
17. De verjaring van de rechtsvordering op grond van artikel 7:761 lid 1 BW is na deze klacht van 17 november 2006 niet voltooid, nu de dagvaarding op 16 april 2007 is uitgebracht.
18. Het beroep van [geïntimeerde] op verval dan wel verjaring van de rechtsvorderingen van [appellanten] wordt daarmee verworpen.
De grieven
19. De grieven I en III tot en met VII richten zich op de wijze waarop de rechtbank artikel 7:758 BW heeft toegepast en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
20. Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW wordt het werk als opgeleverd beschouwd na de aanvaarding daarvan door de opdrachtgever. Na de oplevering is de aannemer alleen nog maar aansprakelijk voor gebreken die de opdrachtgever redelijkerwijze niet had kunnen ontdekken ten tijde van de oplevering, hetgeen de opdrachtgever moet stellen en bewijzen (artikel 7:758 lid 3 BW). Welke gebreken dit zijn hangt onder meer af van de deskundigheid terzake aan de zijde van de opdrachtgever (MvT, Kamerstukken II 1992/1993, 23095, nr. 3, p. 28)
21. De vorm en het ogenblik van de aanvaarding variëren naar gelang van de aard van het werk en de omstandigheden. Welke termijn redelijk is voor het keuren en het aanvaarden van het werk zal afhangen van de omstandigheden van het geval en van hetgeen ter zake gebruikelijk is. Voor werken die gemakkelijk gecontroleerd kunnen worden op het ogenblik van de levering kan die termijn kort zijn of zelfs ontbreken (MvT, Kamerstukken II 1992/1993, 23095, nr. 3, p. 28).
22. [appellanten] hebben gesteld dat [geïntimeerde] de dakkapel in de zomer van 2004 heeft geplaatst, waarna [geïntimeerde] de dakkapel in augustus 2004 aan hen heeft opgeleverd en dat bij deze oplevering slechts partijen aanwezig zijn geweest (onderdeel 9 van de memorie van grieven).
23. Volgens [geïntimeerde] was pas sprake van oplevering na het herstel in maart 2005. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij is ontslagen van de aansprakelijkheid voor de door Lengkeek op 30 augustus 2006 ontdekte gebreken, omdat [appellanten] die gebreken op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs hadden moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW).
24. Het hof stelt voorop dat het verrichten van herstelwerkzaamheden niet betekent dat voordien geen sprake kan zijn geweest van oplevering als bedoeld in artikel 7:758 lid 1 BW.
25. Een werk als dit - het plaatsen van een dakkapel op de woning van de opdrachtgever - zal over het algemeen onmiddellijk na het plaatsen worden geïnspecteerd door de opdrachtgever en bij akkoordbevinding worden aanvaard, waarop het werk direct in gebruik kan worden genomen.
26. [geïntimeerde] heeft niet deugdelijk gemotiveerd betwist dat het in dit geval anders is gegaan, in die zin dat hij feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat [appellanten] het werk niet direct na het plaatsen van de dakkapel hebben aanvaard.
27. Daarmee staat vast dat de dakkapel direct na het plaatsen in augustus 2004 is aanvaard en dat de dakkapel in augustus 2004 is opgeleverd als bedoeld in artikel 7:758 lid 1 BW.
28. De in augustus 2006 door Lengkeek geconstateerde gebreken hebben betrekking op de plaatsing van het kozijn en de lengte van het lood, en zullen uit de aard van die gebreken ten tijde van deze oplevering aanwezig zijn geweest.
29. [appellanten] hebben onweersproken gesteld ter zake niet deskundig te zijn. Uit hetgeen hiervoor is overwogen is gebleken dat deze gebreken ook voor een deskundige, laat staan voor leken als [appellanten] zijn, niet gemakkelijk te ontdekken waren.
30. Het hof is dan ook van oordeel dat [appellanten] deze gebreken niet redelijkerwijze bij de oplevering hadden behoeven te ontdekken. Het beroep van [geïntimeerde] op decharge als bedoeld in artikel 7:758 lid 3 BW gaat om die reden niet op.
31. Aangezien de dakkapel gebreken vertoont is sprake van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] in de nakoming van de overeenkomst tot aanneming van werk en is [geïntimeerde] verplicht de schade die [appellanten] hierdoor lijden te vergoeden.
32. [appellanten] maken aanspraak op de kosten verbonden aan het demonteren en opnieuw plaatsen van de dakkapel, die door Lengkeek zijn begroot op € 7.039,21 inclusief BTW. [geïntimeerde] heeft tegen de vaststelling van de hoogte van deze kosten geen verweer gevoerd, zodat het hof van die herstelkosten zal uitgaan.
33. [geïntimeerde] heeft verklaard dat dit geen redelijke herstelkosten zijn, aangezien deze de waarde van de dakkapel overtreffen, en dat hij in de gelegenheid behoort te worden gesteld de gebreken zelf te herstellen.
34. Indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, moet de opdrachtgever op grond van artikel 7:759 lid 1 BW aan de aannemer de gelegenheid geven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd.
35. [geïntimeerde] heeft de dakkapel niet juist gemonteerd. [geïntimeerde] heeft dit zelf - kennelijk - niet geconstateerd, ook niet op het moment dat hij in maart 2005 herstelwerkzaamheden aan de dakkapel heeft verricht, hetgeen toch van hem mocht worden verwacht. In de in rechtsoverweging 3.8 weergegeven brief van 17 november 2006 hebben [appellanten] [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld het door Lengkeek geadviseerde herstel te plegen, hetgeen [geïntimeerde] vervolgens heeft nagelaten. Onder die omstandigheden kan niet van [appellanten] worden gevergd dat zij nogmaals aan [geïntimeerde] de gelegenheid geven de gebreken weg te nemen.
36. Dat de kosten van het herstel hoger zijn dan de waarde van de dakkapel staat ook niet in de weg aan het toekennen van een schadevergoeding aan [appellanten] tot dit bedrag.
37. De door [appellanten] gevorderde vervangende schadevergoeding groot € 7.039,21 zal daarom worden toegewezen.
38. De door [appellanten] gevorderde expertisekosten groot € 453,31 verbonden aan het onderzoek van Lengkeek in november 2006 zijn toewijsbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
39. De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding is eveneens voor toewijzing vatbaar.
40. De grieven I en III tot en met VII slagen.
41. De grieven II, VIII en IX werpen geen zelfstandige klacht op en behoeven geen afzonderlijke bespreking.
De slotsom
42. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. Opnieuw recht doende zal het hof [geïntimeerde] veroordelen tot een vervangende schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 7.039,21 wegens kosten van herstel, alsmede een schadevergoeding van € 453,31 wegens gemaakte expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding.
43. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [appellanten] gevallen proceskosten in beide instanties (salaris advocaat in eerste aanleg 2 punten x € 384,00 en in hoger beroep 1,5 punt x € 632,00).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellanten] niet ontvankelijk in hun appel tegen het tussenvonnis van 25 juli 2007,
vernietigt het vonnis van 15 oktober 2008,
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellanten] van een vervangende schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 7.039,21 wegens kosten van herstel, alsmede tot een schadevergoeding van € 453,31 wegens gemaakte expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding.
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellanten]:
in eerste aanleg op € 384,31 aan verschotten en € 768,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 406,00 aan verschotten en € 948,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, K.M. Makkinga en
B.J.H. Hofstee, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 mei 2011 in bijzijn van de griffier.