Gerechtshof Arnhem
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002162-10
Uitspraak d.d.: 16 september 2011
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr. L.A. Korfker, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 01 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bedrijfsauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
feit 2:
hij op of omstreeks 01 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door die ambtena(a)r(en) te schoppen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof zal verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder 1 ten laste is gelegd, nu uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte op 1 juni 2009 te [plaats] niet zijn medewerking heeft verleend aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, maar niet dat hij heeft geweigerd een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994, te ondergaan. Voor zover er sprake was van een weigering het hierboven genoemde ademonderzoek te ondergaan te Zwolle, is hiervan geen proces-verbaal opgemaakt.
Overweging met betrekking tot het verzoek van de raadsvrouw
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof - indien het hof niet tot een vrijspraak zou komen ter zake van het onder 2 ten laste gelegde - verzocht om
[getuige] als getuige te horen.
Het hof stelt vast dat [getuige] reeds bij de politie is gehoord en dat hij zich toen vrijwel niets meer van het voorval kon herinneren. De raadsvrouw heeft niet aangegeven welke specifieke vragen zij nog aan [getuige] zou willen stellen. Bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van het verzoek acht het hof het niet noodzakelijk [getuige] als getuige te horen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 2:
hij op 1 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en door één van die ambtenaren te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 1 juni 2009 tegen zijn aanhouding verzet, waarbij hij een van de bij de aanhouding betrokken politieambtenaren heeft geschopt. Politieambtenaren verdienen, gezien de rol die zij in de samenleving vervullen, respect en zij moeten hun werk kunnen uitoefenen zonder dat er fysiek geweld tegen hen wordt uitgeoefend. Verdachte heeft er door zijn handelen blijk van gegeven dit respect niet te kunnen opbrengen.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van
29 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden het thans bewezen verklaarde feit te begaan. Het hof rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij dat feit heeft gepleegd, terwijl hij blijkens zijn documentatie op 12 mei 2009 nog door de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad is veroordeeld wegens bedreiging van een politieambtenaar. Hiermee heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel inzicht in de strafwaardigheid van zijn gedragingen te hebben.
Het hof ziet in het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, reden om ten nadele van verdachte af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal - die bij zijn vordering uitging van een bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 - en is van oordeel dat een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. D.J. Keur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 16 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. D.J. Keur is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.