ECLI:NL:GHARN:2011:BT2904
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J.H. Lieber
- H. van Loo
- J.G. Luiten
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke erkentenis in echtscheidingsconvenant met betrekking tot pensioenrechten
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de uitvoering van een echtscheidingsconvenant dat op 29 april 1997 is gesloten en op 3 augustus 2000 is gewijzigd. De vrouw vordert van de man een bedrag van f. 95.000,- (€ 43.109,12), vermeerderd met contractuele rente van 5% vanaf 1 november 2004, in verband met opgebouwde pensioenrechten in de B.V. waarvan de man directeur en aandeelhouder is. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw toegewezen, waarbij zij oordeelde dat de man de vordering had erkend en dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht door de vrouw.
De man heeft in eerste aanleg de vordering niet inhoudelijk bestreden, maar verklaard dat hij aan zijn verplichtingen zal voldoen zodra zijn financiële situatie dit toelaat. Hij heeft herhaaldelijk erkend dat hij verplicht is tot betaling, maar doet een beroep op redelijkheid en billijkheid. Het hof concludeert dat de man uitdrukkelijk heeft erkend dat de vrouw een vordering op hem heeft, wat leidt tot een gerechtelijke erkentenis. Het hof oordeelt dat de man niet kan terugkomen op zijn erkenning, omdat hij dit standpunt eerder had moeten inbrengen. De grieven van de man falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Het hof wijst ook op de omstandigheden van het geschil, dat voortvloeit uit een familierechtelijke relatie, en compenseert de proceskosten van het hoger beroep, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is op 6 september 2011 openbaar uitgesproken.