De beoordeling
vaststaande feiten
1. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.9) van het vonnis van 24 februari 2010 de feiten tussen partijen vastgesteld. Medi Mondzorg heeft de aldus vastgestelde feiten niet betwist, maar deze met grief 1 aangevuld. Het hof zal de feiten opnieuw vaststellen.
1.1 [geïntimeerde] is eigenaar van de appartementsrechten staande en gelegen te [woonplaats] aan [adres], kadastraal bekend [de praktijkruimte] (hierna: de praktijkruimte). [geïntimeerde] heeft in de praktijkruimte tot eind 2002 een tandartspraktijk uitgeoefend.
1.2 [geïntimeerde] heeft op 5 december 2002 een huurovereenkomst met betrekking tot de praktijkruimte gesloten met de Stichting Zorg Medi Mondzorgsch Specialisten (hierna: de Stichting), gevestigd te 's-Gravenland, waarvan [b[bestuurder] de bestuurder is. De huurovereenkomst, die schriftelijk is vastgelegd, is ingegaan op 1 januari 2003 voor de duur van vijf jaar met de mogelijkheid van verlenging.
In de huurovereenkomst is onder 9.3 de volgende bepaling opgenomen:
"Verhuurder verleent aan huurder het optierecht van koop van het huurobject gedurende 2 maanden, te rekenen vanaf 1 januari 2008. De koopsom zal bedragen EUR 272.500,-- kosten koper. Vanaf datum huuringang wordt deze koopsom jaarlijks verhoogd, op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens consumentenprijsindex reeks CPI Werknemers Laag (1995=100), gepubliceerd door het CBS. (…)"
1.3 Medi Mondzorg (voorheen: Medimatch Nederland B.V.) drijft een onderneming die tandartspraktijken exploiteert. Medi Mondzorg heeft in 2006 diverse tandartspraktijken overgenomen van derden, waaronder de praktijk van de Stichting, die in de praktijkruimte was gehuisvest. [geïntimeerde] was geen partij bij deze overeenkomst.
In de schriftelijke koopovereenkomst tussen Medi Mondzorg en de Stichting, die op 31 maart 2006 is ondertekend, is onder meer opgenomen dat Medi Mondzorg per 1 april 2006, met een effectieve datum van 1 januari 2006, de praktijk te [woonplaats] overneemt en dat Medi Mondzorg door middel van contractsoverneming ex art. 6:159 BW alle rechten en verplichtingen van de huurovereenkomst overneemt per genoemde data.
1.4 Vanaf 1 april 2006 exploiteerde Medi Mondzorg feitelijk de tandartspraktijk in de praktijkruimte.
1.5 In een brief van 22 april 2007 aan Medi Mondzorg heeft [geïntimeerde] het volgende laten weten:
"Naar aanleiding van ons telefoongesprek stuur ik je, in kopie, de huurovereenkomst van het pand aan de [adres] in [woonplaats].
Ik hoop je spoedig persoonlijk te ontmoeten."
1.6 In een brief van 19 september 2007 van [geïntimeerde] aan Medi Mondzorg heeft [geïntimeerde] het onderwerp huurindexering aan de orde gesteld. [geïntimeerde] schrijft in deze brief, voor zover van belang:
"Naar aanleiding van ons telefoongesprek reageer ik middels dit schrijven. Ik heb destijd ook met Dhr. [bestuurder], de vorige eigenaar van Medi Mondzorg-match, besproken dat de indexering van de huur van het praktijkpand aan de [adres] nog moest plaatsvinden. In de tekst van het contract is indexering afgesproken, maar niet geëffectueerd. Het onderwerp is wederom aan de orde geweest toen de overdracht plaats vond. Dhr. [bestuurder] heeft mij toen verwezen naar dhr. [betrokkene]. Toen ik Dhr. [betrokkene] daarover benaderde deelde hij mij uiteindelijk mee, dat hij daar niet over kon beslissen. Hij heeft mij vervolgens naar jou verwezen."
1.7 In reactie op deze brief heeft mr. [adjunct d[adjunct directeur], in zijn hoedanigheid van adjunct-directeur van Medi Mondzorg, op 22 oktober 2007 namens Medi Mondzorg laten weten:
"Wij hebben uw verzoek in behandeling genomen en wij zijn bereid om de door u voorgestelde huurverhoging te betalen. Echter wij stellen ons op het standpunt dat MediMatch Nederland BV de praktijk aan [adres] in [woonplaats] pas sinds 1 april 2006 voert. Daarom vinden wij het redelijk en zijn wij ook bereid om met ingang van die datum de huurverhoging voor ons rekening te nemen. (…)
Wij vertrouwen erop dat wij op deze wijze de in de huurovereenkomst afgesproken condities op een correcte wijze zijn nagekomen. (…)"
1.8 In een brief van 2 november 2007 van Medi Mondzorg aan de accountant van [geïntimeerde], de heer [accountant], heeft mr. [adjunct directeur] het volgende geschreven:
"Naar aanleiding van ons telefoongesprek van gistermorgen, deel ik u mede dat wij de brief waar u over sprak op dit moment nog niet in onze administratie hebben teruggevonden. Wat op dit moment ons inziens van belang is, is dat de intentie van deze brief is geweest om de verhuurders van vastgoed op de hoogte te stellen van de wijziging in eigendomsverhoudingen in de MediMatch praktijken. Daarmee zijn zij indertijd in de gelegenheid gesteld om hiertegen te protesteren. De heer [geïntimeerde] heeft hiertegen niet geprotesteerd en ook de huurpenningen, die MediMatch Nederland betaalde, geaccepteerd.
Wij stellen ons op het standpunt dat het huidige contract onverkort van toepassing is op de huurrelatie die wij op dit moment met de heer [geïntimeerde] hebben. Zoals wij vandaag al hebben besproken maken wij inderdaad gebruik van de koopoptie die in het contract staat. Wij hebben hiervoor al een taxatie laten uitvoeren van het vastgoed aan [adres] te [woonplaats]. De heer [geïntimeerde] was hiervan vooraf op de hoogte gesteld."
1.9 In een reactie op de brief van Medi Mondzorg van 2 november 2007 heeft de heer [accountant] op 23 november 2007 onder meer het volgende geschreven:
"(…)Zoals u schrijft en wij ook van onze cliënt begrepen hebben is er door u een schrijven uitgezonden waarmee u, naar ik begrijp uit uw brief, de verhuurders van de diverse voor de overgenomen gehuurde praktijkruimten op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de praktijken zijn overgedragen aan Medi MondzorgMatch Nederland B.V.
De heer [geïntimeerde] heeft hiertegen niet geprotesteerd. Dit is natuurlijk ook niet aan de heer [geïntimeerde]. De enige vraag die voor de heer [geïntimeerde] relevant is, is of hij u accepteert als nieuwe huurder. Dit laatste is het geval, zoals u zelf ook terecht stelt door het accepteren van de huurpenningen. (…).
1.10 [geïntimeerde] heeft geweigerd mee te werken aan het uitoefenen van de koopoptie door Medi Mondzorg. [geïntimeerde] heeft zich, in een brief van de heer [accountant] aan Medi Mondzorg van 9 januari 2008, op het standpunt gesteld dat Medi Mondzorg geen partij is bij de oorspronkelijke huurovereenkomst.
1.11 [geïntimeerde] heeft Medi Mondzorg verscheidene malen verzocht om (achterstallige) huurpenningen te betalen.
1.12 Medi Mondzorg heeft in kort geding - kort gezegd - veroordeling van [geïntimeerde] tot medewerking aan de uitoefening van het optierecht gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Medi Mondzorg afgewezen. Volgens de voorzieningenrechter is, naar zijn voorlopig oordeel, niet voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldige contractoverneming of indeplaatsstelling.
1.13 Medi Mondzorg heeft aan [geïntimeerde] een twaalftal betalingen gedaan. De eerste betaling, d.d. 8 juli 2006, bedroeg € 9.075,00 (gelijk aan de huursom voor het derde kwartaal van 2006) en de laatste betaling, op 29 september 2008, bedroeg
€ 9.631,37 op (gelijk aan de huursom voor het vierde kwartaal van 2008 inclusief indexering). De totale som van de door Medi Mondzorg aan [geïntimeerde] betaalde bedragen is € 96.583,99.
Medi Mondzorg heeft in november 2008 conservatoir verhaalsbeslag doen leggen op de praktijkruimte.
1.14 De kantonrechter van de rechtbank [Zwolle-Lelystad] heeft op vordering van [geïntimeerde] bij verstekvonnis d.d. 10 februari 2009 de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde] en de Stichting ontbonden.
1.15 Per 20 april 2009 heeft Medi Mondzorg de praktijkruimte ontruimd.