ECLI:NL:GHARN:2011:BT6762

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P11/0147
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van raadsheren in strafzaak met verzoeker in FPC De Kijvelanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de verzoeker, die verblijft in FPC De Kijvelanden. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van de verzoeker, mr. P. Scholte, tijdens de zitting van 18 juli 2011. De raadsman had om wraking van de raadsheren mrs. E. van der Herberg, P.H.A.J. Cremers en J.H.M. Zwinkels, alsook de raden drs. A. Poll en drs. M. van Weers, verzocht. De wrakingsgronden werden echter pas op de zitting van de wrakingskamer op 21 september 2011 toegelicht, wat volgens de wrakingskamer te laat was. De wrakingskamer oordeelde dat de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan het wrakingsverzoek niet tijdig waren aangevoerd, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De afwijzing van de verzoeken tot aanhouding door het hof werd niet als een feit beschouwd dat de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou kunnen brengen. De beslissing van het hof was dus dat de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking van de genoemde raadsheren en raden.

Uitspraak

Parketnummer: TBS P11/0147
WRAKING: nr. W200.091.534
Uitspraak d.d.: 5 oktober 2011
Gerechtshof Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedaan door
[Verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in FPC De Kijvelanden te Poortugaal.
De procedure
Ter terechtzitting van het hof van 18 juli 2011 is namens verzoeker door mr P. Scholte, raadsman van verzoeker, om wraking verzocht van de raadsheren mrs E. van der Herberg, P.H.A.J. Cremers en J.H.M. Zwinkels en de raden drs. A. Poll en drs. M. van Weers. De raadsheren mrs E. van der Herberg en P.H.A.J. Cremers en de raad drs A. Poll hebben niet in de wraking berust en hebben te kennen gegeven niet te willen worden gehoord. Mr J.H.M. Zwinkels en drs. M. van Weers hebben niet gereageerd. Het hof gaat ervan uit dat ook zij niet berusten in de wraking en niet willen worden gehoord.
Ter terechtzitting van 21 september 2011 zijn gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman
mr P. Scholte, en de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
Uit het proces-verbaal van de zitting van 18 juli 2011 is het volgende gebleken.
De raadsman heeft een aantal verzoeken tot aanhouding gedaan, die door het hof zijn afgewezen. De raadsman heeft vervolgens het hof gevraagd zijn beslissing te heroverwegen, waarop de voorzitter heeft aangegeven dat het hof geen reden ziet om van de genomen beslissingen terug te komen. De raadsman heeft vervolgens om wraking van het hof verzocht. Gevraagd naar de wrakingsgronden, heeft de raadsman medegedeeld dat hij deze zal toelichten bij de wrakingskamer.
Artikel 513 Sv bepaalt – voor zover hier van belang - dat het [wrakings]verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden [waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden] aan de verzoeker [tot wraking] bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Tijdens de terechtzitting kan het ook mondeling geschieden. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.
De feiten en omstandigheden die aanleiding vormen tot het indienen van het onderwerpelijke wrakingsverzoek zijn de raadsman ter zitting van 18 juli 2011 bekend geworden. De raadsman was gehouden, gelet op het bepaalde in genoemd artikel 513, op dat moment die feiten en omstandigheden aan te voeren. Zulks is onder meer van belang voor de gewraakte raadsheren en raden met het oog op het innemen van een standpunt over een eventuele berusting in de wraking op grond van artikel 514 Wetboek van Strafvordering. Ook kunnen zo eventuele misverstanden nog tijdig worden opgehelderd. Tenslotte is het niet meer dan fatsoenlijk ten opzichte van de gewraakte raadsheren en raden.
De raadsman heeft welbewust ervoor gekozen de wrakingsgronden niet ter zitting van 18 juli 2011 aan te voeren, doch eerst ter zitting van de wrakingskamer op 21 september 2011. De wrakingskamer is van oordeel dat hierdoor de aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden te laat zijn aangevoerd en derhalve niet meer aan het wrakingverzoek ten grondslag kunnen worden gelegd.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek niet- ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog het volgende.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Voorts geldt dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen. Dat kunnen voor de verzoeker (of het openbaar ministerie) nadelige beslissingen zijn. Grond voor wraking bestaat alleen als de beslissing een feit oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De wrakingskamer is van oordeel dat de afwijzende beslissing van het hof op de verzoeken van de verdediging tot aanhouding niet een zodanig feit opleveren.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mrs E. van der Herberg, P.H.A.J. Cremers en J.H.M. Zwinkels en de raden drs. A. Poll en drs. M. van Weers.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mrs W.L. Valk en R. den Ouden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs-van Dinther, griffier,
en op 5 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.