Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 9 september 2010, nummers AWB 08/5215, 08/5216, 08/5869, 08/5871 en 08/5872, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over het tijdvak 1 maart 2003 tot en met 31 december 2005. Voorts is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 30 april 2006.
1.3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de heffingsrentebeschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd.
1.4. Aan belanghebbende zijn aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2003, 2004 en 2005. Deze aanslagen impliceren beschikkingen waarbij de verliezen voor deze jaren op nihil zijn vastgesteld. Voorts is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.
1.5. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, de verliesvaststellingsbeschikkingen en de heffingsrentebeschikkingen. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslagen verminderd tot nihil, voor elk van de jaren verliezen vastgesteld en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd.
1.6. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen niet-ontvankelijk verklaard, het beroep voor het overige gegrond verklaard, de naheffingsaanslagen verminderd, de Inspecteur opgedragen de verliesvaststellingsbeschikkingen vast te stellen en de heffingsrentebeschikkingen te verminderen.
1.7. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 18 oktober 2010 ter griffie ingekomen en is aangevuld bij brief van 20 december 2010.
1.8. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.9. Van belanghebbendes gemachtigde zijn per fax op 28 juli 2011 en per brief op 29 juli 2011 nadere stukken ontvangen. Deze zijn op 29 juli 2011 in kopie doorgezonden aan de Inspecteur.
1.10. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2011 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door X Y en zijn gemachtigde, evenals de Inspecteur. Ter zitting zijn A en B gehoord als getuigen. Van de zitting is een proces verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende drijft sinds 1 maart 2003 onder de naam “X” een beveiligingsbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. De werkzaamheden bestaan uit het beveiligen van personen, het verrichten van surveillancediensten, het leveren van portiers voor de horeca, alsmede het incidenteel verrichten van chauffeursdiensten. De partner van belanghebbende, Y, is eveneens werkzaam binnen de onderneming. Zij verricht met name administratieve werkzaamheden.
2.2. Belanghebbende heeft met het personeel dat voor hem werkzaam is, geen arbeidsovereenkomsten afgesloten. Voor de personele bezetting maakte belanghebbende onder meer gebruik van uitzendkrachten via drie uitzendbureaus. Deze uitzendbureaus verleenden zogenoemde pay-roll dienstverlening aan belanghebbende. Het uitzendbureau sloot daartoe met belanghebbende een overeenkomst betreffende payrolling.
2.3. Personeel dat belanghebbende in dienst wilde nemen, sloot met het uitzendbureau een arbeidsovereenkomst. Belanghebbende zorgde ervoor dat het uitzendbureau over de benodigde gegevens van de betreffende arbeidskracht beschikte. Belanghebbende bepaalde ook hoeveel het personeel ging verdienen en waar zij werkzaamheden moesten verrichten. Belanghebbende gaf per personeelslid het aantal gewerkte uren door aan het uitzendbureau. Het uitzendbureau zorgde voor de loonbetalingen en deed aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen voor de betreffende personeelsleden. Ziek- en betermeldingen verliepen via belanghebbende, het verwerken daarvan via het uitzendbureau.
2.4. C verrichtte in 2003, 2004 en 2005 werkzaamheden in dienstbetrekking tot belanghebbende. Belanghebbende betaalde hem € 12,50 netto per uur. Belanghebbende heeft deze betalingen niet in de (kas)administratie van zijn onderneming vermeld. Evenmin heeft hij daarop loonheffing ingehouden. Hij heeft ook geen loonadministratie bijgehouden.
2.5. In augustus 2005 is bij de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: SIOD) een anonieme melding gedaan waarin onder meer is gemeld dat belanghebbende personeel inhuurt, terwijl dit personeel in werkelijkheid bij hem in loondienst werkzaam is. Naar aanleiding van deze melding is de SIOD een onderzoek gestart. De SIOD heeft onder meer geconstateerd dat belanghebbende aan personeel hogere vergoedingen betaalde (hierna: bijbetalingen) en dat het personeel meer uren werk verrichtte (hierna: zwarte uren) dan door belanghebbende aan het uitzendbureau werd doorgegeven. De bijbetalingen en de beloning voor de zwarte uren betaalde belanghebbende rechtstreeks contant aan de personeelsleden.
Belanghebbende heeft tegenover de SIOD onder meer het volgende verklaard:
“(blz. 29 van het SIOD-rapport) Het was de bedoeling om mijn personeel uit te betalen via dat pay-rollbedrijf. Daarnaast heb ik het personeel dat bij mij in dienst was nog extra betaald. Dus naast het uurloon heb ik mijn personeel nog zwart bijbetaald of volledig uitbetaald. (…) Ik heb zelf personeel in dienst gehad. Zo is C bij mij in dienst geweest. (…) Ik ontving zwarte omzet van mijn opdrachtgevers (…). Met dit zwarte geld betaalde ik mijn personeel weer uit. (…) (blz. 31) Als ik dat personeel heb aangenomen stuur ik ze naar Flexconnect of Tafel Twee en worden ze daar ingeschreven. (…) Ik spreek dan geen brutoloon af. Ik heb vooraf al met de nieuwe werknemer afgesproken wat hij of zij netto gaat verdienen. (…) (blz. 32) Op een bepaald moment was het wekelijks standaard dat er bij diverse opdrachtgevers standaard een aantal uren in rekening werden gebracht, terwijl ik en Elles wisten, dat er meer uren waren gemaakt. Elles wist dan ook dat de rest van de uren niet op de factuur moesten worden vermeld en dat de opdrachtgever deze zwart aan mij uitbetaalde. (…) Het zwarte gedeelte, de uren die ik zwart ontving van de opdrachtgever en dus ook zwart betaalde aan mijn personeel, gaf ik uiteraard niet door aan het uitzendbureau. (…) (blz. 36) Ik werk elke vrijdag en zaterdagavond meestal 5 en een half uur als portier aan de deur van een kroeg. Ik werk elk weekend. Daarnaast ben ik altijd bij evenementen aanwezig. (…) “X” heeft per jaar 7 tot 8 evenementen per jaar. (…) Ik denk dat ik toch wel gedurende 20 dagen per jaar en dan gemiddeld 6 tot 7 uren per dag. (…) (blz. 37) De ene keer was het “helft wit helft zwart”, maar er kon net zo goed een andere verhouding zijn. (…) Ik weet dat echter niet meer precies. Ik heb dat allemaal niet goed bijgehouden. Ik kan wel zeggen dat ik geklooid heb met de zwarte betalingen aan mijn personeel. (…) (blz. 38) Nu ik alles heb doorgenomen en alles nog eens bekijk is het zo dat ik gemiddeld tussen de 30% en 40% zwart factureerde aan de horeca. (…) (blz. 39) De horeca-uren worden door mij gefactureerd à € 32,50 en de reguliere uren overdag voor € 24,50 en ’s nachts voor € 30, . De “zwarte” uren, die ik niet factureer, reken ik af à € 25, per uur. (…) (blz. 41) Daarnaast heb ik het personeel dat bij mij in dienst was nog extra betaald. Dus naast hun uurloon heb ik mijn personeel nog zwart bijbetaald of volledig uitbetaald. (…) (blz. 42) De doorsnee horecaportier komt bij mij en vraagt dan aan mij wat ze netto van mij kunnen beuren. Zij kunnen dan van mij € 13,50 netto ontvangen. (…) Alles wat het personeel te weinig ontvangt van het uitzendbureau betaal ik zwart bij aan mijn personeel. Ik betaal dus zowel bij horecapersoneel als regulier personeel zwart bij (…). Daarnaast kwam het voor dat er personeel was dat via het uitzendbureau werkte waarvan ik een paar uur via het uitzendbureau liet betalen en een paar uur werd dan door mij in zijn geheel zwart uitbetaald. (…) Ook waren er werknemers bij die ik in zijn geheel zwart uitbetaalde. (…) (blz. 43) Ik betaalde het loon zwart uit. Dan ga je toch geen loonadministratie voeren. Ook werd het loon niet verantwoord in de kasadministratie. ”
Y voornoemd heeft aan de SIOD onder meer het volgende verklaard:
“(blz. 13) Ik kan moeilijk aangeven hoeveel uren ik in de week besteed aan regulier werk. Ik vervang af en toe mensen en wanneer het mij uitkomt. Ook ga ik wel eens aan het werk omdat het een leuk werk is. Ook ga ik af en toe mee werken in de horeca, maar dat is dan puur omdat het leuk is. (…) (blz. 29) “X” heeft dus personeel in dienst. Het loon wordt geheel zwart uitbetaald of het zijn zwarte bijbetalingen. Dit personeel is dus nooit aangemeld bij het UWV en dat is logisch want zwart personeel kun je dus niet aanmelden, dat zou dom zijn. (…) Alleen vanaf het begin zijn lonen geheel zwart of gedeeltelijk zwart betaald. (…) Het was zo dat X met verschillende opdrachtgevers afspraken had over de betaling van de werkzaamheden. Waarbij een gedeelte “wit” werd gefactureerd en een gedeelte “zwart” werd bijbetaald. Met “zwart” bedoel ik dat er geen belasting wordt betaald en dat deze betalingen buiten de boekhouding wordt gehouden. (…) (blz. 32) Ik bel dan zelf ook naar het uitzendbureau en zeg dat degene € 10, netto per uur mag verdienen. Als de sollicitant zegt dat hij meer wil verdienen dan wordt dat uurloon door ons opgehoogd naar € 13,50. Dus die € 3,50 betalen we gewoon “zo” bij. Met “zo” bedoel ik “zwart” bijbetaald. (…) (blz. 39) De zwarte uren werden doorgaans afgerekend tegen een tarief van € 25, . Deze tarieven hebben wij eigenlijk altijd, dus vanaf 2003, zo gehanteerd. (…) (blz. 44) Je kunt dus zien dat de uren die wij opgeven bij het uitzendbureau bijbetalen à € 3,50 en dat we daarnaast de zwarte uren uitbetalen tegen € 13,50 per uur. ”
M.H.G. Peeters (portier) verklaarde als getuige onder meer:
“(blz. 40) Hij bood mij vervolgens € 13,50 per uur. (…) Toen ik mijn eerste loonstrook kreeg van Werkwijzer was ik verrast. Ik zag namelijk dat ik geen € 13,50 netto per uur ontving, zoals afgesproken met X, maar € 10, bruto per uur wat neerkwam op ongeveer € 7,50 netto per uur. Ik ben toen naar X gegaan en die vertelde mij dat hij mij het verschil tussen die € 7,50 van het uitzendbureau en het afgesproken bedrag van € 13,50 per uur bij zou passen. Ik kreeg dit “zo” in het handje. (…) In werkelijkheid beurde ik meer loon dan op die loonstroken staat vermeld. X betaalde het meerdere dus zwart uit.”
2.6. T.L. Harlé (portier) verklaarde als getuige onder meer: “(blz. 40) Ik had met X dus een netto uurloon afgesproken. (…) Toen ik mijn tweede loonstrook kreeg van Flexconnect bleek het loon weer niet te kloppen. Weer heb ik X gezegd dat het niet klopte. (blz. 41) X heeft mij toen gezegd dat hij het verschil wel zou betalen. Het is dus zo dat ik door X contant het verschil in loon kreeg uitbetaald.”
2.7. Belanghebbende is bij vonnis van 11 oktober 2007 strafrechtelijk veroordeeld door de rechtbank in Arnhem voor - onder meer - valsheid in geschrifte en het opzettelijk niet en niet juist doen van aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen. De veroordeling voor het niet of niet juist doen van aangifte betreft de periode van 1 maart 2003 tot en met 17 mei 2006. Belanghebbende heeft geen hoger beroep tegen dit vonnis aangetekend.
2.8. Naar aanleiding van het SIOD-rapport heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de ingeleende arbeidskrachten bij belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam zijn en dat belanghebbende daarom als inhoudingsplichtige moet worden aangemerkt. De SIOD heeft een nadeelberekening gemaakt. Verweerder heeft deze nadeelberekening als uitgangspunt gehanteerd bij het opleggen van onderhavige (naheffings)aanslagen.
2.9. In de bezwaarfase heeft verweerder naar aanleiding van door belanghebbende ingebrachte stukken over het aantal gewerkte uren de naheffingsaanslagen verminderd. De Inspecteur is er daarbij van uitgegaan dat belanghebbende in de tijdvakken waarop de in geschil zijnde naheffingsaanslagen betrekking hebben 28.164 uren bewaking heeft geleverd. Van deze uren zijn er 8.869 via de uitzendbureaus verloond, 872 uur hebben betrekking op door C verrichte werkzaamheden. Van de overblijvende (28.164 – 8.869 – 872 =) 18.423 uren zijn er volgens de Inspecteur 519 door stagiairs onbetaald verricht en 4.392 door belanghebbende en Y. Daaruit trekt de Inspecteur de conclusie dat over 13.512 uren belanghebbende buiten zijn boekhouding om bewakers heeft betaald. Uitgaande van een beloning van € 13,50 per uur, heeft belanghebbende € 182.412 beloning betaald. De Inspecteur heeft dit aangemerkt als nettoloon en op basis van eindheffing naheffingsaanslagen opgelegd, berekend naar het tabeltarief (artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 1°, en derde lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet)).
2.10. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 maart 2003 tot en met 31 december 2005 verminderd tot € 194.866, als volgt te specificeren:
2003
Loon over zwarte uren 13% van € 182.412 € 23.714
C 160 uren à € 12,50 € 2.000
€ 25.714 x 131,2% € 33.736.77
2004
Loon over zwarte uren 24% van € 182.412 € 43.779
C 416 uren à € 12,50 € 5.200
totaal € 48.979 x 129,7% € 63.525,76
2005
Loon over zwarte uren 39% van € 182.412 € 71.141
C 296 uren à € 12,50 € 3.700
totaal € 74.841 x 130,4% € 97.592,66
afrondingsverschillen € 10,81
naheffing € 194.866,00