ECLI:NL:GHARN:2011:BU4379

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.093.215/01 wrakingsbeschikking
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen raadsheren van het Gerechtshof Arnhem

In deze wrakingsbeschikking van het Gerechtshof Arnhem, gedateerd 9 november 2011, is het verzoek tot wraking van de raadsheren mrs. A, B en C behandeld. De verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak, had gronden aangevoerd voor de wraking die betrekking hadden op de procedures voorafgaand aan het hoger beroep. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker zijn gronden niet voldoende had onderbouwd met feitelijke omstandigheden die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de raadsheren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. De verzoeker had geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid kunnen aantonen. Het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek werd afgewezen, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat de bijstand van zijn gekozen raadsman, mr. N.C. Milani, noodzakelijk was. De wrakingskamer verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de raadsheren partijdig zouden zijn. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de ingediende stukken en de toelichting van de verzoeker tijdens de zitting.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 november 2011
Rekestnummer 200.093.015
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM, nevenzittingsplaats Leeuwarden
Wrakingskamer
Beschikking in de zaak met zaaknummer 200.093.015
[verzoeker],
verzoeker in het wrakingsincident.
Belanghebbenden:
Mrs. [A], [B] en [C],
raadsheren in dit hof.
Het verloop van de procedure
In de strafzaak met parketnummer [nummer] heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, bestaande uit mrs. [A],
[B] en [C], op 25 augustus 2011 zitting gehouden. Het van die zitting opgemaakte proces-verbaal en het tussenarrest van 8 september 2011 bevinden zich in afschrift bij de dossierstukken.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft verzoeker aangekondigd bovengenoemde raadsheren van de meervoudige strafkamer te zullen wraken. Na de behandeling ter zitting heeft verdachte een schriftelijk verzoek, gedateerd 25 augustus 2011, gedaan dat strekt tot wraking van bovengenoemde leden van de meervoudige strafkamer.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de schriftelijke reacties van mrs. [C] en [A] van 7 september 2011 en van mr. [B] van 5 oktober 2011, waarin zij meedelen dat zij niet in de wraking berusten, niet gehoord wensen te worden en niet schriftelijk op het verzoek zullen reageren.
De wrakingskamer heeft voorts kennis genomen van het schrijven van mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter van de strafsector van het gerechtshof te Leeuwarden van 12 september 2011.
De wrakingskamer heeft tot slot kennis genomen van de faxberichten van verzoeker van 8 september 2011, 10 oktober 2011, 15 oktober 2011 en 26 oktober 2011.
Verzoeker heeft om aanhouding van de behandeling door de wrakingskamer verzocht omdat hij in deze procedure bijstand wenst van zijn raadsvrouw, mr. N.C. Milani.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 26 oktober 2011.
Verzoeker is verschenen.
Het openbaar ministerie heeft geen gehoor gegeven aan de uitnodiging om ter terechtzitting op het wrakingsverzoek te worden gehoord.
De beoordeling
wraking van de wrakingskamer
1. Ter zitting is verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn faxbericht van 26 oktober 2011 nader toe te lichten. Gelet op deze toelichting - mede gegeven naar aanleiding van de door de wrakingskamer gestelde vragen - begrijpt de wrakingskamer de inhoud van verzoekers brief van 26 oktober 2011 als een aankondiging van een eventuele wraking van de wrakinskamer. Die aankondiging is uiteindelijk niet ter zitting geëffectueerd.
aanhoudingsverzoek
2 Ingevolge het bepaalde in artikel 515, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient, voor zover hier van belang, een verzoek om wraking zo spoedig mogelijk te worden behandeld.
De wrakingskamer zal het verzoek, strekkende tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek omdat verzoeker bijstand wenst van zijn raadsvrouw, mr. N.C. Milani, gelet op het belang van een spoedige behandeling van het wrakingsverzoek afwijzen.
Verzoeker heeft het recht om in een wrakingsprocedure te worden bijgestaan door een raadsman, maar de noodzaak om juist de bijstand van mr. Milani te verlangen in deze procedure is niet gebleken, te meer daar mr. Milani niet bij de behandeling van verzoekers strafzaak op 25 augustus 2011 aanwezig is geweest.
De wrakingskamer heeft verzoeker voorafgaand aan de behandeling van het verzoek ter zitting in de gelegenheid gesteld en een redelijke termijn geboden om, indien hij bijstand van een andere raadsman wenst, zich daarvan te voorzien.
ontvankelijkheid van het verzoek
3. De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en acht verzoeker ook overigens ontvankelijk.
gronden van het wrakingsverzoek
4. Op grond van artikel 6 van het EVRM en artikel 14 van het International Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
5. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter, of bij vrees voor bevooroordeling van de rechter, is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het (subjectieve) standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
6. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft bij de rechtbank een bezwaarschrift ingediend tegen de inleidende dagvaarding. De behandeling van dat bezwaarschrift is destijds onderbroken in verband met het horen van personen. Nadien heeft verzoeker niets meer van de zaak vernomen. In de bezwaarprocedure is volgens verzoeker nooit beslist. De strafzaak is vervolgens op 17 december 2010 ter zitting van de politierechter behandeld en op die dag is vonnis gewezen. Op het verzoek van de raadsvrouw de zaak op 17 december 2010 aan te houden is destijds niet gereageerd. Verzoeker is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan omdat in zijn visie geen vonnis had mogen worden gewezen. Bij de behandeling op
25 augustus 2011 had de behandelend advocaat-generaal dan ook niet tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker mogen concluderen. Daarom heeft hij het hof gewraakt.
7. Verzoekers gronden zien op de procedures voorafgaand aan de procedure in hoger beroep. De wraking van mrs. [A], [B] en [C] is verder in het geheel niet onderbouwd door redengevende feiten of omstandigheden. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het wrakingsverzoek ook overigens geen omstandigheden aangevoerd die de wrakingskamer aanleiding zouden kunnen geven voor het oordeel dat, bezien naar objectieve maatstaven, te vrezen valt dat het bij genoemde raadsheren ontbreekt aan onpartijdigheid.
8. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is. Verzoeker dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in het verzoek.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gewezen door mrs. Garos, voorzitter, Deuring en De Hek, leden van de wrakingskamer, en uitgesproken ter openbare zitting van dit hof van 9 november 2011 in bijzijn van de griffier.